Menu

Basis

Gemeenschap in de kerk van de toekomst

Is wat er bij pioniersplekken ontstaat (geloofs)gemeenschap te noemen? En hoe zijn de verschillende betrokken actoren in de pioniersbeweging van de Protestantse Kerk bezig met dat thema? In dit artikel worden enkele eerste bevindingen gepresenteerd van een promotieonderzoek, waarin participatieve observatie in de context van het Projectteam pionieren en in de context van een tweetal pioniersplekken een centrale plek inneemt.

Alleen geloven, dat kan eigenlijk niet. Daarom zoeken en vinden gelovigen elkaar in de kerk (Brouwer 2009). Althans, dat was lange tijd zo. Maar steeds minder mensen gaan naar de kerk. En dat in de kerk een mix van allerlei mensen uit verschillende hoeken van de samenleving elkaar treffen, dat is ook niet meer zo, zo bleek uit onderzoek van Motivaction (Jobsen 2011).

De uitkomsten van dit onderzoek zijn voor de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) een belangrijke reden geweest om in te zetten op de ontwikkeling van pioniersplekken. In die nieuwe vormen van kerk-zijn waarin men zich richt op randen buitenkerkelijken (Dijkstra & Vellekoop 2015, 9), zouden mensen weer (opnieuw) in contact moeten komen met geloven en kerk. In pioniersplekken zouden mensen ook elkaar weer moeten vinden om samen een geloofsgemeenschap te vormen.

Pionieren, dat wil zeggen: nieuwe vormen van kerk ontwikkelen, is een spannende onderneming. Zeker met mensen voor wie de bestaande kerk onbekend en/of onbemind is, is het vormen van een geloofsgemeenschap allerminst vanzelfsprekend. Het is onder andere spannend, omdat het de vraag is of deze mensen zich op eenzelfde manier aan de (geloofs)gemeenschap en aan elkaar willen verbinden als waarop (we denken dat) mensen zich aan bestaande kerken verbinden.

Is wat er bij pioniersplekken ontstaat (geloofs)gemeenschap te noemen? Wie bepaalt eigenlijk wat verstaan wordt onder (geloofs)gemeenschap? En hoe zijn de verschillende betrokken actoren (beleidsmakers van de landelijke organisatie, pioniers, pioniersteams en deelnemers) in de pioniersbeweging van de Protestantse Kerk bezig met dat thema ‘(geloofs)gemeenschap(svorming)’? En wat betekent wat zij in samenspel ontdekken voor de toekomst van de kerk? Deze vragen staan centraal in promotieonderzoek dat momenteel aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) gedaan wordt.

In dit artikel worden enkele eerste bevindingen gepresenteerd van dit onderzoek, waarin participatieve observatie in de context van het Projectteam pionieren van de Protestantse Kerk en in de context van een tweetal pioniersplekken een centrale plek inneemt. In het eerste deel wordt een beschrijving gegeven van hoe het thema gemeenschapsvorming de gemoederen de afgelopen jaren bezig heeft gehouden in die beide contexten. In het tweede deel worden de uitdagende vragen gepresenteerd die het bestuderen van deze contexten voor het voetlicht brengt.

Hoe het begon

In de PKN-synodevergadering van november 2012 werd besloten om te streven naar honderd pioniersplekken in 2016. Hoewel er voordat dit besluit genomen werd al op kleine schaal gepionierd werd, komt het pionieren binnen de Protestantse Kerk na dit besluit in een sneltreinvaart op gang. Er wordt een Projectteam pionieren gevormd, dat gaat nadenken over hoe de pioniersbeweging in Nederland er concreet uit moet gaan zien. In het beleidsplan Op weg naar honderd pioniersplekken uit februari 2013, wordt zichtbaar dat men zich onder andere laat inspireren door wat er in de Anglicaanse kerk gebeurt. De inzichten die opgedaan zijn in de Engelse context en die Michael Moynagh deelt in zijn boek Church for every context (2012), neemt het team ter harte.

Een nieuwe manier van kerk definiëren

Een centraal element in Moynaghs boek is de manier waarop hij kerk definieert. Hij voert een pleidooi om vier relaties als de essentie van kerk te zien: de relatie met God, de relatie tussen betrokkenen, de relatie met de (wereld)wijde kerk en de relatie met de wereld of lokale context. Het model van Moynagh verbeeldt de kerk als een dynamiek van vier te onderscheiden, maar niet te scheiden relaties.

In zijn boek betoogt hij dat het veel oplevert om relaties in plaats van praktijken als de essentie van kerk te zien. Als je erkent dat elk van deze relaties er moet zijn om een gemeenschap kerk te kunnen noemen, maar tegelijk ook inziet dat de relaties in verschillende kerkvormen er wel heel verschillend uit kunnen zien, laat je ruimte voor meer traditionele kerken en schep je tegelijkertijd ruimte voor nieuwe vormen, aldus Moynagh (2012, 99-119). Op deze manier nadenken over kerk-zijn maakt een zogenaamde ‘mixed economy’ mogelijk; een markt waarin zowel traditionele als nieuwe vormen van kerkzijn naast elkaar bestaan en elk hun eigen product aanbieden.

Deze manier van nadenken over kerk-zijn staat vanaf het begin centraal in de Nederlandse context van pionieren. De focus op relaties maakt ook dat gemeenschapsvorming vanaf het begin een van de belangrijke onderwerpen is. In de brochure Pionieren vanuit de Protestantse Kerk die in januari 2014 verscheen, zien we dat terug in onder andere het volgende stukje tekst (40):

‘In pioniersplekken werken we aan de groei van relaties tussen mensen onderling en met God. Pioniersplekken zijn gericht op duurzame gemeenschapsvorming en doorontwikkeling naar een zelfstandige toekomst. Ze zijn niet opgezet met als visie slechts van tijdelijke (projectmatige) aard te zijn.’

Verder zien we dat ‘community bouwen’ een van de centrale elementen is in de pioniersreis die Moynagh in zijn boek beschrijft en die we ook terugvinden in genoemde brochure.

In gesprek over gemeenschapsvorming

In de eerste helft van 2015 staat het thema gemeenschapsvorming verschillende keren op de agenda van het Projectteam pionieren. Onder andere omdat verschillende pioniers in trainingsbijeenkomsten aangeven dat gemeenschapsvorming niet vanzelfsprekend is en dat het woord gemeenschap onwenselijke associaties oproept. Het projectteam komt tot de conclusie dat het een goed idee zou zijn om nog eens twee dagen over dit thema door te denken. Op die heidagen die in augustus 2015 plaatsvinden, hebben gelijktijdig, maar in twee aparte zaaltjes, een groepje pioniers en een groepje projectteamleden met elkaar een verdiepend gesprek over hoe gemeenschapsvorming binnen pioniersplekken eruit ziet en/of moet zien. Een tekenend citaat uit het gesprek tussen de pioniers is het volgende (de namen zijn fictief).

Pionier Marijke: ‘Ik merk dat ik meer denk in relaties dan in gemeenschap. En als je denkt in relaties, dan ontstaat er wel een soort van netwerk. Dus zo ga je via … je relaties kan je wel naar een soort van gemeenschap gaan, maar daar zit veel meer in …’

Pionier Yvonne: ‘Ja, dan zijn er lijntjes …’

Pionier Lea: ‘Ja.’

Pionier Marijke: ‘Tussen erin en eruit, maar … ik merk wel dat ik wel behoefte heb aan een soort van kern van dat netwerk en dat is dan misschien waar het voor mij haakt aan gemeenschap. Om het bij elkaar te houden.’

Het citaat van pionier Marijke geeft aan dat volgens haar met de term gemeenschap slechts een deel van wat er in haar pioniersplek gebeurt beschreven wordt. Omdat ze datgene buiten wat zij gemeenschap noemt ook heel relevant vindt om naar te blijven kijken, stelt ze de vraag of een term als ‘relaties’ niet bruikbaarder zou zijn. Andere pioniers geven aan zich in die gedachte te herkennen. In het gesprek tussen pioniers en projectteamleden dat volgt, blijken ook de leden van het projectteam voorstander te zijn van het gebruik van een term en een lens waarin relaties centraal staan.

We zien dat na deze heidagen door het projectteam anders over dit thema gecommuniceerd wordt. Er wordt, onder andere in een verdiepend artikel over ‘kerk-zijn ontdekken’ (te downloaden via www.lerenpionieren.nl/kernthemas/kerkzijn-ontdekken/), explicieter gecommuniceerd dat niet alle mensen die betrokken zijn bij een pioniersplek ook per se onderdeel zijn van de geloofsgemeenschap/ kerk, maar dat dat niet betekent dat die mensen niet bij de gemeenschap horen. Men gaat als term vanaf dat moment de term (relatie) netwerk gebruiken in plaats van community en laat daardoor dus expliciet ruimte voor ook meer losse verbindingen.

Tegelijkertijd wordt er vanaf dit moment op ingezet dat pioniersplekken niet met eenzame pioniers beginnen, maar met pioniersteams. Van de leden van dit pioniersteam wordt gedacht dat zij wel hechtere verbindingen met elkaar hebben. Zij vormen volgens de leden van het projectteam dan ook een soort kernkerk. Het feit dat de leden van het Projectteam pionieren de term ‘kernkerk’ in de mond nemen, laat zien dat zij dat wat er gebeurt niet alleen sociologisch maar ook theologisch willen duiden.

In beleidsdocumenten en trainingen

Deze zelfde zoektocht naar geschikte termen en naar meer nuance zien we ook terug in de verschillende versies van het artikel over het kernthema ‘netwerk ontwikkelen’ die in de periode hierna door het projectteam worden geschreven. De veranderde woordkeuze bij het benoemen van dit thema is interessant. In eerste instantie heette dit kernthema ‘community bouwen’, nu wordt dit kernthema beschreven met de woorden ‘netwerk ontwikkelen’.

We zien dat in het artikel ‘netwerk ontwikkelen’ de term (mini-)gemeenschap gebruikt wordt om vooral de groep mensen die nauw betrokken is te beschrijven, terwijl om de bredere groep betrokkenen te beschrijven de term ‘(relatie)- netwerk’ wordt gebruikt. Het is ook opvallend dat in deze artikelen nadrukkelijk gezegd wordt dat voor ‘het bouwen van een community’ – later vervangen door ‘het ontwikkelen van een netwerk’ – het niet noodzakelijk is dat het christelijk geloof of de Bijbel een heel nadrukkelijke rol speelt. We zien hierin dat gemeenschappen/netwerken door het projectteam in eerste instantie als een sociologische en niet als een theologische werkelijkheid geduid worden.

Als we kijken naar de evaluatieformats en formats voor vervolgplannen voor de pioniersplekken (te vinden op www.lerenpionieren.nl/evalueren/), zien we dat in de onderdelen die gaan over ‘verbinding met elkaar in het netwerk’ met name gevraagd wordt om het aantal (nauw) betrokken mensen op te schrijven. Er wordt nadrukkelijk vermeld dat meer niet altijd beter is. Het is opvallend dat hier ook gevraagd wordt naar de mate waarin de betrokkenen financieel en organisatorisch bijdragen aan het bestaan van de pioniersplek. Ook hier zien we een organisatorische en meer sociologische benadering.

In de trainingen die het landelijke Projectteam pionieren aan de pioniers aanbiedt wordt bij de workshop ‘netwerk ontwikkelen’ in september 2016 vooral aandacht besteed aan hoe de pioniersplek onderdeel kan worden van het netwerk in de nabije sociale en geografische omgeving. In de training van maart 2017 is door middel van een verhaal over een ‘best practice’ wel aandacht voor hoe betrokkenen gestimuleerd kunnen worden tot nauwere betrokkenheid. Pioniers worden uitgedaagd om eigen best practices te delen, maar de vraag hoe meer nauwe betrokkenheid van deelnemers bereikt kan worden, lijkt met name nog een moeilijk te beantwoorden vraag voor zowel pioniers als leden van het Projectteam pionieren.

De stem van de praktijk

In lokale situaties van pioniersplekken speelt gemeenschap weer op een geheel eigen manier; daar krijgen de verhalen van de pioniers die in de gesprekken met de projectteamleden al naar voren kwamen vlees en bloed. Er is interactie tussen mensen die een pioniersplek initiëren en er zijn ideeën van mensen die een keer – of vaker – aanhaken bij wat er op zo’n plek gebeurt.

Hierna wordt een korte impressie gegeven van wat er op twee pioniersplekken ‘Zinenmeer’ en ‘De oever’ op het gebied van (geloofs)gemeenschapsvorming gebeurd. Beide namen zijn fictief.

Zinenmeer

Zinenmeer is een pioniersplek die zich richt op bewoners van een grote wijk in een grote stad. De wijkbewoners vormen een bont gezelschap. Kerk is in veel van de levens van deze wijkbewoners geen factor van betekenis geweest. Hoewel iedereen welkom is, proberen de pioniers vooral de in kunst en cultuur geïnteresseerde zinzoeker aan te spreken. Er is veel aandacht voor het vertellen van verhalen in workshops storytelling en voor stilte en bezinning tijdens stiltewandelingen. Er wordt aansluiting gezocht bij de kloostertradities en bij moderne literatuur in cursussen die plaatsvinden in een boekhandel in de wijk. In verschillende activiteiten is ook nadrukkelijk aandacht voor het lichamelijke. Er wordt gewandeld en gedanst; mensen komen in beweging. Hoewel in deze pioniersplek duidelijk aandacht besteed wordt aan de christelijke traditie, komen ook elementen uit andere tradities naar voren. Deelnemers worden uitgedaagd om in te brengen wat hen inspireert en krijgen ook ruimte om hun eigen rituelen en verhalen te delen, ook als daar geen (duidelijk) christelijke elementen in zitten.

In deze pioniersplek zien we dat het opbouwen van een netwerk inderdaad een flinke uitdaging is. De pioniersplek is begonnen met een team van twee pioniers. Mensen die naast deze twee pioniers onderdeel van het kernteam kunnen en willen zijn, zijn nog niet gevonden.

Als we de gegevens over de aanwezigheid van mensen bekijken, zien we dat er weinig mensen zijn die verschillende soorten activiteiten bezoeken. Er is een aanzienlijk aantal eenmalige bezoekers, maar als een serie avonden als bij elkaar horend wordt gepresenteerd komt een flink aantal mensen alle avonden. Later blijkt dat deze mensen bij een nieuwe serie echter vaak besluiten zich niet meer aan te melden voor deelname.

Uit de openheid om lief en leed, inclusief verhalen over bijnadoodervaringen, verbroken relaties, overleden geliefden en persoonlijke spirituele zoektochten te delen, blijkt dat men veiligheid ervaart

In gesprekken met deelnemers komt naar voren dat zij vooral kiezen om deel te nemen als de activiteit die door de pioniersplek wordt aangeboden lijkt aan te sluiten bij hun behoeften. De inhoud van de activiteiten waaraan zij deelnemen wordt kritisch bekeken. In de afweging die mensen maken om al dan niet nog een keer te komen, speelt met name de vraag of een nieuw bezoek aan de pioniersplek iets verrijkends zal bieden een belangrijke rol.

Als gevraagd wordt of en zo ja, hoe deelnemers zich verbonden voelen met de andere bezoekers, wordt door verschillende mensen aangegeven dat ze zich eigenlijk helemaal niet zo verbonden voelen met de andere mensen die aanwezig zijn. In de meeste gevallen wordt daaraan toegevoegd dat ze ook helemaal niet zo’n behoefte hebben aan weer nieuwe mensen in hun netwerk van relaties.

Wanneer gevraagd wordt of er binnen de pioniersplek een gemeenschap gevormd wordt, geven verschillende mensen aan dat ze daar eigenlijk niet zoveel beeld van hebben. Ze hebben in ieder geval het idee dat ze daar zelf niet per se bij horen. Sommigen denken wel dat er een soort vaste kern is.

De plek is voor deelnemers waardevol, omdat er aandacht is voor thema’s waar zij mee bezig zijn. Verschillende mensen geven aan dat ze het fijn vinden dat ze bij de begroeting bij binnenkomst vaak bij name genoemd worden.

Uit de openheid om lief en leed, inclusief verhalen over bijna-doodervaringen, verbroken relaties, overleden geliefden en persoonlijke spirituele zoektochten te delen, blijkt bovendien dat men veiligheid ervaart. Het feit dat men het merendeel van de deelnemers voor deze activiteit nog nooit gezien heeft, doet daar niets aan af. De ervaring van dat moment is waardevol voor de deelnemers.

De vraag of er een langer durende relatie is met de andere aanwezigen, met de pioniers en met de pioniersplek, doet er voor de meeste deelnemers niet zo erg toe.

De oever

In De oever is men gericht op alle zoekers in een groot dorp. Er wordt niet gefocust op mensen met een bepaalde leeftijd, leefstijl of interesse. Veel van de zoekers in dit dorp kwamen ooit wel in de kerk of kennen mensen die daar veel komen of kwamen. De bestaande kerken kunnen om veel uiteenlopende redenen echter geen thuis meer zijn voor deze zoekers. Voor deze mensen wil de pioniersplek een nieuwe kerkplek zijn. Ontmoeten is een kernbegrip in alle activiteiten. De christelijke traditie drukt een belangrijk stempel op veel van de activiteiten. Er wordt veel uit de Bijbel gelezen in kringen en er is op zondagmorgen een dienst. Er zijn echter ook activiteiten waar levensbeschouwelijke vragen niet per se aan bod hoeven te komen. Bij die activiteiten ontmoeten mensen elkaar rondom een maaltijd of een creatieve activiteit. Veel van de mensen die een organisatorische rol vervullen hebben een band met de bestaande kerken in het dorp, maar er wordt steeds meer nagedacht over hoe de bezoekers (zo worden de zoekers door het kernteam genoemd!) een rol kunnen spelen bij het vormgeven van de activiteiten. Ook wordt nagedacht over hoe weer nieuwe mensen, misschien ook wel mensen die nog nooit iets met kerk hebben gehad, betrokken kunnen worden.

In deze pioniersplek is men begonnen met een stevige kerngroep. Deze werd gevormd door mensen die al betrokken waren bij een van de bestaande kerken in het dorp. Een belangrijke rol was weggelegd voor de pionier. In de jaren voordat dit een pioniersplek werd, heeft hij met veel mensen die wel met geloof bezig waren, maar zich niet thuis konden (gaan) voelen in de bestaande kerken, een relatie opgebouwd.

Verschillende mensen vertellen dat ze betrokken zijn geraakt bij deze plek door de pionier. Verschillende van hen noemen hem een waardevolle vriend

Verschillende mensen bij de verschillende activiteiten van de pioniersplek vertellen dat ze betrokken zijn geraakt bij deze plek door de pionier. Verschillende van hen noemen hem een waardevolle vriend. Toen ze door de pionier uitgenodigd werden om een dienst van de nieuwe plek bij te wonen, gingen ze in op deze uitnodiging. Een flink aantal mensen is na die eerste keer niet meer weggegaan. De open sfeer, waarin er de vrijheid is om ook even niet mee te doen, wordt door veel deelnemers als positief ervaren. Ook benoemen verschillende mensen dat ze zich echt gekend weten op deze plek, niet alleen door de pionier, maar ook door de andere mensen die er zijn. Dat mensen elkaar kennen blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat zij elkaar bij de voordeur met de voornaam begroeten, maar ook uit het gegeven dat deelnemers elkaar ophalen om samen bij de activiteit aan te komen. Iemand vertelde dat de mensen elkaar niet alleen bij de pioniersplek zien, hij zei: ‘Je komt elkaar toch wel tegen in het dorp en in de supermarkt of op de fiets of waar dan ook …’ Ook zijn er meer gesprekken waaruit duidelijk blijkt dat de personen wel eens eerder over elkaars persoonlijk leven hebben gepraat. En als mensen er niet zijn die er vaak wel zijn, wordt soms gevraagd of iemand nog iets gehoord heeft van die persoon.

Hoewel er ook bij deze pioniersplek relatief veel mensen zijn die maar aan één type activiteit (een kring, de dienst of een niet-identiteitsgebonden activiteit, zoals een maaltijd of een creatieve ochtend met koffie) deelnemen, zijn er ook verschillende mensen die naar diverse typen activiteiten komen. Ook zie je dat mensen bij (tenminste) één type activiteit regelmatig een vaste bezoeker zijn.

Rijzende vragen

Deze impressies van dat wat in de context van het Projectteam pionieren en in lokale contexten van een tweetal pioniersplekken gebeurt rondom gemeenschap(svorming), brengen een aantal thema’s en vragen aan het licht.

Het is opvallend dat mensen in beide – op veel punten uiteenlopende – pioniersplekken nadrukkelijk benoemen dat zij de persoonlijke aandacht en het persoonlijk – bij name – gekend zijn, waarderen. Hierin komen we een kwaliteit op het spoor die blijkbaar voor veel mensen, ook in deze tijd waarin mensen zich niet makkelijk langdurig en nauw verbinden, van grote betekenis is. Dit doet de interessante vraag rijzen: hebben kleine gemeenschappen, met slechts dat aantal mensen dat het mogelijk maakt om alle andere betrokken mensen nog echt te kennen, meer kans op een bestendiging?

Een ander aspect dat we zien terugkeren in beide plekken en ook in de trainingen die georganiseerd worden door het Projectteam pionieren, is de vraag of en zo ja, hoe het mogelijk is om mensen bij activiteiten met een verschillend karakter te betrekken. Veel mensen zijn geneigd om één soort activiteit te bezoeken en kiezen daar ook bewust voor. Zo ontstaan er eigenlijk verschillende gemeenschappen binnen een pioniersplek. Is dat wenselijk of moet er moeite gedaan worden om mensen ook aanwezig te laten zijn bij andere activiteiten dan waar ze zonder nadrukkelijke stimulatie heen gaan?

Vinden we het wenselijk dat de kerk veel geld en energie steekt in het creëren van plekken waar mensen elkaar alleen rondom iets niet expliciet christelijks ontmoeten of mogen zulke ontmoetingsplekken alleen door de kerk gefaciliteerd worden als veel van de mensen die daar komen op de (langere) termijn daardoor ook iets expliciets van het christelijk verhaal leren kennen? Zowel binnen de lokale contexten met hun eigen specifieke kenmerken als op een meer abstract niveau in de landelijke kerk en ook in de theologie zijn dit vragen die in de periode die voor ons ligt aandacht verdienen.

Verder komt uit de praktijk helder naar voren dat bij het woord gemeenschap veelal gedacht wordt aan een groepje mensen dat de vaste kern vormt. Naast deze mensen die nauw betrokken zijn, zijn er ook mensen die op andere, vaak lossere, manieren betrokken zijn. Die mensen zijn voor alle actoren die bij pionieren betrokken zijn ook van essentieel belang, zo is gebleken. Een uitdagende vraag blijft echter welke rol deze mensen spelen in het denken over pionieren in de toekomst, omdat het met voornamelijk zulke mensen als betrokkenen ingewikkeld is om iets duurzaams op te bouwen, tenzij er heel veel betrokkenen zijn die allemaal bereid zijn een klein steentje bij te dragen.

Tegelijkertijd zien we dat de vraag of er een grote kans is dat al deze betrokkenen samen met elkaar dat wat er is organisatorisch en financieel in stand kunnen blijven houden voor het projectteam een belangrijke vraag is. In gesprekken en stukken van de stuurgroep lijkt naar voren te komen dat verwacht wordt dat als een participant betrokken raakt bij ‘navolging verkennen’ of ‘kerk-zijn ontwikkelen’ (naast ‘netwerk ontwikkelen’ zijn dit andere onderdelen van de pioniersreis), verwacht wordt dat deze participant meer gaat lijken op hen die nu die vaste kern zijn. In het feit dat bij het evalueren van het netwerk continuïteit en duurzaamheid al criteria zijn waar naar gekeken wordt, zien we dus wellicht het verlangen doorschemeren voor het op termijn bestaan van een ander soort gemeenschap: een geloofsgemeenschap of een kerk.

In Zinenmeer zien we dat duurzaamheid en continuïteit voor deelnemers minder van belang zijn. Het roept de vraag op: is het in alle contexten waar een pioniersplek gestart wordt reëel en wenselijk om te streven naar een duurzame plek? Is (uitzicht op) duurzaamheid en continuïteit een onontbeerlijke eigenschap voor gemeenschappen binnen (het instituut) kerk? En zo ja: wat zijn de (theologische) argumenten? En: wat betekenen deze argumenten voor het gesprek met de betrokkenen bij pioniersplekken waar het creëren van zo’n (uitzicht op) financiële en organisatorische zelfstandigheid vooralsnog moeilijk haalbaar lijkt?

In de komende tijd zullen antwoorden op deze uiterst relevante vragen geformuleerd en uitgeprobeerd worden in de praktijk van de pioniersbeweging binnen de Protestantse Kerk. De leerervaringen daar zullen een belangrijke input kunnen leveren voor het schetsen van een vergezicht als het gaat om hoe mensen met elkaar en met initiatieven verbonden zullen zijn in onze samenleving en niet in de minste plaats geven zij zicht op de kerk van de toekomst en de toekomst van de kerk.

Literatuur

Brouwer, R. (2009) Geloven in gemeenschap – het verhaal van een protestantse geloofsgemeenschap. Kampen: Kok.

Dijkstra, N. & Vellekoop, M. (2015). Pionieren vanuit de Protestantse Kerk. Nieuwegein: Schotanus & Jens.

Jobsen, P. (2011). PKN in contact met Nederland: kijk op het leven en kijk op geloven, op internet gepubliceerd: tinyurl.com/kvc2u6a, bezocht op 27 maart 2017.

Landelijk projectteam pionieren (19 februari 2016). Community bouwen. Niet meer traceerbaar op internet.

Landelijk projectteam pionieren (26 mei 2016). Netwerk ontwikkelen. Online gepubliceerd: lerenpionieren.nl/wp-content/uploads/2016/07/B.-Pioniersreis-3-netwerk-ontwikkelen.pdf.

Landelijk projectteam pionieren (15 augustus 2016). Evaluatieverslag in het derde jaar – sjabloon. Te downloaden via www.lerenpionieren.nl/evalueren/, bezocht op 4 mei 2017.

Moynagh, M. & Harrold, Ph. (2012). Church for Every Context – an introduction to theology and practice, London: SCM Press.

Protestantse Kerk in Nederland, afdeling Missionair werk en kerkgroei (2013). Op weg naar honderd pioniersplekken.

Veel dank is verschuldigd aan Nadine van Hierden, die intensief meegelezen en -gedacht heeft over dit artikel.

Marinka Verburg-Janssen is promovendus aan de Protestantse Theologische Universiteit. Zij doet onderzoek naar de ontwikkeling van gemeenschap binnen lokale pioniersplekken van de Protestantse Kerk in Nederland.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken