Menu

Basis

Genade, liefde en aangebrande aardappels

Een sterk beeld, dat behulpzaam kan zijn bij het zoeken naar antwoorden op de vraag van dit themanummer, is de familie. Zelfs de aangebrande aardappels worden geserveerd, én gegeten! Omdat we elkaar gegeven zijn…

Mijn oma liet standaard de aardappels aanbranden. Als boerin, moeder van negen en oma van nog veel meer, had ze genoeg aan haar hoofd. Bovendien maakte haar elektrische kookplaat het koken niet gemakkelijker. Vrijwel elke woensdagmiddag uit school at ik daar. Eerst met mijn moeder, broers en zus, maar op een gegeven moment fietste ik zelf de zes kilometer door de polder naar de boerderij. Soms mocht ik, of een van de andere kleinkinderen, het Onze Vader hardop bidden. Een hele eer, en best spannend. Maar meestal bad mijn opa. Vanuit zijn hart. Gedragen. Persoonlijk. Maar ook nét iets te lang en met woorden die we niet altijd begrepen. Na het gebed volgden drie gangen. De soep, aardappels-groente-vlees (al dan niet aangebrand) en vla gingen allemaal op hetzelfde bord – kwestie van goed je bord leegeten en niet te moeilijk doen.

Het zou natuurlijk vreemd en pijnlijk zijn als iemand mij zou vragen waarom ik bij mijn opa en oma bleef aanschuiven. Daar, aan de keukentafel, met rode wangen van het buiten werken en de geluiden uit de stal op de achtergrond, wist ik me thuis en geliefd. Als het kon, zou ik zo weer teruggaan naar die plaats en aangebrande aardappels eten van een soepbord.

Genoeg om te blijven

Eenzelfde gevoel bekruipt me als iemand vraagt waarom ik betrokken blijf bij de kerk. Het is een vraag die ik alleen maar kan beantwoorden door iets te delen van hoe mijn leven verweven is met de personen, de praktijken, de plek en bovenal de Heer van de kerk. Hoewel ik me verbonden voel met de kerk van alle tijden en plaatsen – wat een rijkdom en relativering schuilt er in het zijn van een klein schakeltje in Gods eeuwen durende verhaal met mensen – bedoel ik in dit artikel met ‘de kerk’ de plaatselijke gemeente.

Wat een rijkdom en relativering een klein schakeltje te zijn in Gods verhaal met mensen!

Een gemeenschap waartoe ik sinds mijn geboorte behoor. Ze zorgde voor vaste patronen van kerkgang, meezingen in het kinderkoor, deel uitmaken van een groot sociaal netwerk met ‘ooms’ en ‘tantes’ en leeftijdsgenoten op club en catechisatie. Ik leerde me er voegen, maar tegelijkertijd ook dat mijn stem ertoe deed. Kom maar op met je vragen, met je ideeën! Niet alles kon, maar genoeg ook wel. Er was ruimte en er waren grenzen. Het was genoeg om te blijven.

Ja, de gemeente is óók een organisatie vol meningen, miscommunicatie en groepjes

Kerk als familie

Dat ik de vergelijking met familie maak, is niet zomaar. Jezus zelf noemt zijn volgelingen broeders en zusters. Ook op andere plaatsen in de Bijbel wordt de vergelijking tussen de christelijke gemeenschap en een gezin of familie gemaakt. Het is een beeld dat ik herken en dat mij helpt om te beseffen waarom ik blijf. Een familie wordt je gegeven. Net als in een familie, kies je in de kerk niet voor de mensen die je omringen. Een familie bestaat uit heel verschillende personen, maar er is toch een band en een gedeelde geschiedenis. Soms erger je je groen en geel aan elkaar of weet je dat een bepaald onderwerp geheid ruzie oplevert, maar – als het goed is – volgt altijd weer een moment dat je voelt: wij horen bij elkaar!

Er zijn momenten dat ik die wonderlijke verbondenheid sterk ervaar. Als ik om me heen kijk aan de lange tafel tijdens een avondmaalsviering. De vrouw die net thuis is na een lange opname in de GGZ, geeft de schaal brood door aan de veelbelovende student. Naast mij zitten een jonge man met het syndroom van Down, een directeur van een zorginstelling en een echtpaar dat de eindjes nét aan elkaar kan knopen. Zoveel verschillende levens, maar daar aan de tafel danken we voor de genade waaruit we allemaal leven.

Leven uit genade

Misschien is het wel dat gedeelde besef van leven uit genade dat de kerk voor mij onmisbaar maakt. Ja, de gemeente waarbij ik hoor is óók een organisatie vol meningen, plannen, miscommunicatie en groepjes. Er wordt lang niet altijd geluisterd, mensen worden niet gezien en kwetsen elkaar. Maar uiteindelijk geloven de personen, die dit samengeraapt zooitje vormen, dat we God nodig hebben. Iemand die ons liefheeft, dwars door de misstappen, fouten en gebrokenheid heen. Dat het onze opdracht is om anderen óók lief te hebben, sorry te zeggen en vergeving te vragen. Dit gedeelde besef geeft vrijheid om elkaar hierop aan te spreken en elkaar aan te moedigen om het goede te zoeken voor de wereld waarin we leven.

Zelf bijdragen

Misschien klinkt het u te zoet in de oren, te gemakkelijk. Ik kan u verzekeren: dat is het niet. Als twintiger vloog de vanzelfsprekendheid van geloof en kerkgang me aan. Ik overwoog een experiment: wat als ik een jaar zou stoppen met God en alles wat met het christelijk geloof te maken had? Eens testen wat ik zou missen. Toch deed ik het niet – blijkbaar schuilt er geen jongste zoon in mij. Nog steeds belemmert een kritische houding me soms om gewoon te luisteren en te zijn. Die kritiek is vaak genoeg wezenlijk en terecht.

Het ideaal van oog hebben voor de minste en van de ander uitnemender achten dan jezelf is soms wel erg ver weg in onze kerk van witte, hoogopgeleide, mondige mensen. Er waren perioden dat ik elke zondag teleurgesteld en leeggezogen zo snel mogelijk weg wilde na de kerkdienst. Ik ontdekte dat de remedie is om dan juist zelf het goede te zoeken: een kinderclub te gaan leiden of mijn talenten op een andere manier in te zetten. Zelf bijdragen aan die weerbarstige realiteit van de kerk.

Incompleet

Het beeld van de kerk als familie helpt mij om zelf te blijven, maar ook in het betrekken van mijn kinderen bij de gemeente. Om maar weer eens terug te gaan naar de woensdagmiddagmaaltijd bij mijn opa en oma. Natuurlijk had ik als opgroeiend kind niet altijd zin om wéér op de fiets te stappen en leverde ik met regelmaat commentaar op de kookkunsten en saaiheid van de gesprekken. Mijn moeder luisterde daarnaar en gaf me ook regelmatig gelijk. Maar ja, het blijven je opa en oma en de woensdagmiddag op de boerderij hoorde net zo bij ons gezin als een eitje op zondagochtend en andere gewoontes.

Daarnaast was de maaltijd slechts een onderdeel van familiezijn. Uren vrij buitenspelen, samen met neefjes en nichtjes koeien uit de wei halen, mijn oma assisteren bij lammerende schapen of mijn opa die ’s winters bij de kachel voorlas. Zo is ‘naar de kerk gaan’ ook veel meer dan die dienst op zondagochtend. De kerk is ook al die andere gezellige, leerzame, zinvolle momenten. Maar – zo leren wij onze kinderen – om te ervaren dat dit kerk is, is wel betrokkenheid en regelmaat nodig. Het hoeft niet altijd leuk, mooi of inspirerend te zijn. Sterker nog: ga er maar vanuit dat dat het vaak niet is. Toch is het goed om er te zijn, want zonder jou zijn we als kerk incompleet.

De remedie is om dan juist zélf het goede te zoeken…

Ik geloof niet dat wij als ‘blijvers’ anderen kunnen overtuigen om niet te vertrekken. Dat hoeft ook niet, het voorbeeld van Jezus en zijn leerlingen in Johannes 6 geeft ontspanning. Wel blijft het belangrijk om als kerkelijke gemeenten heel goed en zonder oordeel te luisteren naar hen die weggingen. Net als in families zijn sommige mensen ook te zeer beschadigd of ongezien om te kúnnen blijven.

En toch. Toch gun ik iedereen een kerk. Een gemeenschap waar je met anderen van genade mag leven. Waar we elkaars spreekwoordelijke aangebrande aardappels en minder spreekwoordelijke lange gebeden aanvaarden, omdat we nou eenmaal aan elkaar gegeven zijn.

Nelleke Plomp-Rodenburg is als praktisch theoloog werkzaam bij de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland. Zij deed o.a. onderzoek naar betrokkenheid van jongeren bij kerkdienst en preek en is verantwoordelijk voor het concept kliederkerk. Ze is lid van de redactie van Ouderlingenblad.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken