Om in mijn ziel te worden aangesproken
Een bijzondere ontmoeting kan een Godservaring worden, net als een lied, of een gebedsregel, of een preek… geraakt worden, tot in de ziel.
Een paar weken geleden sprak ik na afloop van een bijeenkomst in het Landelijk Dienstencentrum van de Protestantse Kerk met Kristien Hemmerechts, de bekende Vlaamse auteur. Zij was daar aanwezig bij de boekpresentatie van het prachtige nieuwe boek van Aarnoud van der Deijl, De toekomst van de kerk. In haar bijdrage aan deze presentatie vertelde zij, frank en vrij, maar toch ook zich bewust van de intimiteit van wat ze heeft meegemaakt, over haar Godservaring. Ze was altijd nogal rationeel geweest, zei ze, en het bestaan van God, ja, daar moest ze lange tijd niet veel van weten. Ook omdat ze had ervaren hoe de kerk was.
Totdat er op een dag, een paar jaar geleden, in een moeilijke periode in haar leven, in haar woorden, ‘op haar schouder werd geklopt’. Ze ervoer Gods aanwezigheid. Ze was vanwege een tumor in haar borst bang geweest, in paniek zelfs, maar nu voelde ze zich, zegt ze, ‘gekoesterd door iets wat het menselijke overstijgt en wat God wordt genoemd’. Het gaf haar een grote rust en diepe vertroosting. Sinds die ervaring gaat ze in Antwerpen elke zondag naar de kerk. Ze kijkt er door de week zelfs al naar uit. Ik voel me er thuis, zegt ze. Daar ben ik in Gods handen. Ze nodigde Aarnoud van der Deijl uit, om daar ook nog wat meer over te schrijven. Over de Godservaring, die je in de kerk kunt opdoen.
Zwijgen is veiliger dan spreken
Na afloop sprak ik kort met haar. We spraken over haar lezing en ook over haar boek Taal zonder mij. Over het leven met haar gestorven geliefde, Herman de Coninck. Haar ‘rouwboek’, zo noemde ze het. Als ze erover sprak, bij lezingen of interviews, dan waren er steevast weduwen die haar na afloop erover aanspraken. Het is haar meest gelezen boek.
Toen ik thuiskwam las ik er weer eens in. Een paar zinnetjes troffen mij. ‘Zwijgen is veiliger dan spreken’, schrijft ze. En ook: ‘Ik slinger tussen de behoefte om te spreken en het verlangen om te zwijgen, om door stilte mijn herinnering aan hem, mijn Herman, intact te laten.’
Godservaringen
Ik dacht, misschien is het met een Godservaring ook zoiets. Je laat het intact door erover te zwijgen. Toch heeft ze dat in beide gevallen niet gedaan. Ik zei dat ook nog tegen haar, dat het bijzonder is, dat je over zo’n intieme ervaring kunt spreken. Ze vertelde dat ze, door er eerst over te schrijven, er nu zo openlijk over kon vertellen.
Ik zei: ‘Zelf heb ik niet zo’n moment gehad, waarin ik God ervoer. Maar wel kan ik geloven in het geloof van anderen. Het geloof van mijn moeder, die in 1976 overleed toen ik zestien was. In een groot vertrouwen, dat ze door God zou worden opgevangen. Het geloof van mijn Leidse leermeester in de theologie, Ted van Gennep, die begin 1990 overleed toen ik net predikant was in Holysloot en Ransdorp. En ook, het geloof van Jezus, die aan God vasthield ook in de allerdiepste crisis en eenzaamheid. Als ik zelf niet zulke Godservaringen heb, dan klamp ik mij vast aan hun geloof.’ Dat vertelde ik haar.
En ik voegde eraan toe: ‘Jouw ervaring raakt mij ook. Jij bent nu opnieuw iemand voor mij in wiens geloof ik kan geloven. Je overtuigt mij met jouw Godservaring. Ik kan er trouwens ook van leren. Om er open voor te staan, dat het kan gebeuren.’ Het was maar een kort gesprekje. Als iemand zelf een persoonlijke ervaring deelt, nodigt dat klaarblijkelijk uit om zelf ook persoonlijk te worden.
Liederen vooral
Later sprak ik over Godservaringen door met enkele andere aanwezigen. En op de terugweg naar huis ging de middag door mij heen. Hier vertel ik er nog iets over. Ik dacht, behalve dat ik kan geloven in het geloof van anderen, zijn er ook de ervaringen die ik opdoe in een kerkdienst. In het zingen bijvoorbeeld, waarin je soms samen met de gemeente, zoals Maarten den Dulk het ooit mooi formuleerde, ‘onder stroom komt te staan’. Liederen, vooral ook een groot aantal nieuwe liederen met Engelse melodieën, in het nieuwe Liedboek, kunnen mij ontroeren. Zoals ik als jongen van zestien, met een jongerenreis naar Taizé, ook diep geraakt werd door de liederen bij de gebedsdiensten. Als alles duister is… En door de ontmoetingen met andere jongeren, die daardoor, zo leek het wel, mogelijk werden gemaakt. Uit al die verschillende landen, toch… zielsverwanten. Ik zong er zelfs mee, in het petit choeur, het kleine koor.
Het bracht mij er zelfs toe om theologie te gaan studeren om predikant te willen worden. Ook in mijn studententijd, in de Ecclesia in Leiden, in die wonderschone lichte Hooglandse Kerk, waren het liederen van Oosterhuis en Huijbers en Oomen, gezongen door de ‘Schola’, en in afwisseling ook door alle aanwezigen, die mij troffen. Later in mijn stagegemeente, in de Stevenshof, leerde ik het toenmalige liedboek (1973) beter kennen en waarderen. Ook daarin waren het vooral de wat mystieke lederen, tot God gericht of tot Jezus gericht, die een snaar in mij raakten: ‘O Jezus, hoe vertrouwd en goed klinkt mij uw naam in ’t oor.’
Toch is er altijd wel een liedregel, of een gebed, dat mij raakt, of de zegen…
Zoals het nieuwe Liedboek (2013) nog veel meer liederen kent, waarvan ik opleef. Is het mijn ziel? Worden de snaren van mijn ziel aangeroerd? Ik ben geneigd om die vraag te beamen. Alleen al om de liederen blijf ik naar de kerk gaan.
En… vaak is het ook een preek die mij aanspreekt. Niet altijd, trouwens. Soms sta ik er niet helemaal open voor. Of ben ik moe en kan het mij niet zo boeien, ofschoon ik het ook heerlijk vind om een klein beetje te dommelen. Maar toch is er dan altijd wel weer een liedregel. Of een gebed, dat mij raakt. Of de zegen. Of een song die van YouTube wordt afgespeeld via de beamer. Van Sela bijvoorbeeld.
Je overtuigt mij met jouw Godservaring
Het is taal die te denken geeft, beelden aanreikt en mij er soms eventjes ondersteboven van doet zijn: het ‘onderste’, de ziel, komt even aan de oppervlakte, ‘boven’… En de rest van de week is er dan door de deelname aan de kerkdienst vaak één lied, dat in mij opkomt, op de vreemdste momenten: in de trein, in de auto, in de nacht als ik even wakker ben, bij een pauze tijdens het geven van een college. Dat wil ik niet missen.
In je ziel aangesproken
Jaren geleden schreef ik een hoofdstuk in mijn boekje Een huis voor de ziel, een beetje in de lijn van de theoloog Arnold van Ruler, die eerder in een boekje meer dan twintig redenen onderscheidde om naar de kerk te gaan. In het hoofdstuk dat ik schreef, voegde ik er nog een groot aantal aan toe. In de kern gaat het er echter om, dat de kerk een plek is waar je in je ziel door God, door Jezus, door Gods Geest kunt worden aangesproken. En waar je zielsverwanten kunt ontmoeten.
Daarom blijf ik.