Menu

Basis

Waarom ik blijf

Persoon die vanuit de Bijbel aantekeningen maakt

Met een prachtig beeld, van een ploegende boer die moet omkeren omdat er een steen ligt, gaat het hier over faith – vertrouwen, als basis van geloof. En net zo belangrijk is de gemeenschap, van gewone gelovige mensen.

‘Ik weet het niet hoor’, zegt een collega, ‘ik weet echt niet of ik wel naar de kerk zou gaan als ik geen dominee zou zijn.’ De opmerking prikkelt me, omdat het me nieuwsgierig maakt naar wat mijn collega nu precies bedoelt én omdat ik mezelf in gedachten dezelfde vraag stel. Zou ík een kerkganger zijn als ik geen dominee was geworden?

Even later krijg ik het verzoek om als ‘beroepsgelovige’ te schrijven voor dit nummer. Ook dat woord prikkelt me. Ben ik een beroepsgelovige en wat maakt me dan anders dan al die anderen die vertrouwen op God?

Opstandig en opgewekt

Het woord ‘geloof’ is in het Engels het woord ‘faith’. Maar vertalen we andersom, dan zeggen we dat ‘faith’ in het Nederlands ‘vertrouwen’ betekent. Voor mij zijn die twee woorden, geloof en vertrouwen, onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een diep vertrouwen loopt als het ware als een onderstroom onder mijn bestaan. Een vertrouwen in God, in het leven, in de mensheid en in de toekomst. Dat ervaar ik bij uitstek op de Paasmorgen, als het licht het wint van het duister en het leven sterker blijkt dan de dood. Pasen betekent voor mij dat er altijd een doorkomen aan is, ook als ik het niet zie. Er is perspectief. Dat vertrouwen maakt mij een hoopvol mens, een Paasmens: opstandig en opgewekt!

Om opgewekt te blijven en dat zicht op het Licht te houden, heb ik het nodig om te kijken. Om opstandig te blijven – en niet moedeloos te worden – heb ik het nodig om te luisteren. Dat doe ik in de natuur en door stil te zijn, maar bovenal heb ik mensen nodig. Mensen om mee te bidden, te zingen en te delen wat ons raakt. Want juist het perspectief van anderen, met hun eigen geloofservaring, verrijkt me. Dan kan het soms zomaar ineens gebeuren, dat woorden die me zo bekend zijn, zo vertrouwd, plotseling als nieuw klinken. Dan word ik geraakt, omdat de woorden in een ander licht worden gezet en ik ze hoor zoals ze eerder nog nooit klonken.

Er is een doorkomen aan, ik ben niet alleen, God is er ook nog…!

Tijden

Dat had ik op een morgen, toen op een bijeenkomst Psalm 31 werd voorgelezen. De psalm waarin de bekende woorden staan ‘Maar ik vertrouw op U, Here, ik zeg: Gij zijt mijn God. Mijn tijden zijn in uw hand.’(NBG ’51) Woorden die door de eeuwen heen houvast hebben gegeven, om op momenten van onzekerheid, verdriet en angst te zeggen: ‘Er is een doorkomen aan. Ik ben niet alleen. God is er ook nog. Mijn tijden, mijn leven, het is in zijn hand.’

Wat mij verraste, op die morgen, was het woord ‘tijden’, waar we samen bij stilstonden. Dat Hebreeuwse woord laat zich niet makkelijk vertalen. Ik leerde dat het woord gebruikt werd in een agrarische context, rondom seizoenen, rondom het werk op het land. Het is bijvoorbeeld ook het woord dat wordt gebruikt bij het ploegen. Daar zijn ‘de tijden’ de keerpunten, de momenten waarop je aan het einde van je stuk land de ploeg moet omkeren, om weer verder te kunnen. Zo’n keerpunt kan ook halverwege het veld liggen. Als er een steen ligt, die je niet uit de weg kunt ruimen. Je kunt je ploeg erop stuktrekken, maar het is wijzer om te keren en te kijken of je bij de volgende voor de steen kunt passeren.

Juist die tijden, die ‘keerpunten’, waar je niet meer rechtdoor kunt, maar tegen grenzen van het land oploopt, of vastloopt op stenen, zijn in Gods hand, zingt de dichter van de psalm.

Wat een prachtig beeld. Het maakte de oude woorden van de dichter eigentijds en herkenbaar. We lopen allemaal tegen grenzen aan, van ons kunnen, van onze gezondheid, van anderen… We herkennen allemaal de stenen, die er ineens kunnen zijn op onze levensof geloofsweg, waardoor we worden stilgezet en waar we op kunnen stuklopen als we niet omkeren of ze uit de weg ruimen. Het bemoedigde me daar, om dan te horen, dat juist op die momenten, op die keerpunten in je bestaan, de hand van God er is. Daar, waar je wordt stilgezet en moet bedenken ‘keer ik om, of ga ik hard aan de slag?’, mag je vertrouwen: Hij is erbij. Hij laat niet los wat zijn hand aan ons begonnen is.

‘Maar bij u, Ene, weet ík mij véilig, ik kan zeggen: “mijn Gód zijt gíj, alléen!” In úw hand zijn mijn tíjden.’

Psalm 31:15 en 16, Naardense Bijbel

Gemeenschap

Als een enorme rijkdom, zo ervaar ik het delen van geloofsverhalen en het samenkomen als gemeente. Want die gemeenschap vormt voor mij de basis.

Om ‘gemeente van Christus’ te zijn heb je geen gebouw nodig, of een orgel (of juist een band), of veel jeugd, of wat er vaak maar op het wensenlijstje van gemeentes staat. Om gemeente van Christus te zijn heb je mensen nodig die met jou het leven en het geloof delen: een gemeenschap.

En die gemeenschap koester ik, juist omdat ze zo veelkleurig is, vol eigenwijze en eigenzinnige mensen, met ieder hun eigen verhaal, achtergrond en toekomst. Die breedte en diepte – óók van het persoonlijk geloof – maakt het soms knap lastig om elkaar vast te houden. Als medegelovige – en ik schrijf hier expres niet dominee – hoop ik dat we als kerkgemeenschappen veelkleurig kunnen blijven, omdat ik ervaar dat we elkaar kunnen verrijken en uitdagen als we delen wat en wie ons raakt en draagt.

In mijn huidige gemeente ben ik in gesprek met gemeenteleden die zelf ervaren dat ze het moeilijk vinden om bij onze gemeente te blijven horen. Ze lopen op tegen grenzen van bestaande structuren en ervaren taalbarrières. Ze zoeken naar aanvullende vormen van liturgie, zingeving en ontmoeting. Vormen die aansluiting bieden bij tijdgenoten uit het dorp. Ze willen van betekenis zijn en delen wat van betekenis ís. Wat hoop ik dat we met elkaar ruimte kunnen blijven vinden, zodat de gemeente ook voor hen een plaats kan blijven om geraakt te worden door God en mensen. Want zonder deze groep zou de gemeente een belangrijke stem verliezen. En juist die samenzang – én tegenstem – van verschillende mensen en groepen maakt de gemeente zo bijzonder.

Veelkleurig, vol eigenwijze en eigenzinnige mensen, met ieder een eigen verhaal

Gelovig mens

De gemeenschap, ik heb haar nodig, kan niet zonder haar. En dat zeg ik niet als dominee, maar als medegelovige. Natuurlijk ben ik, door de kringen, het pastoraat, de voorbereiding van de kerkdiensten, veel beroepsmatig met geloof bezig. En eerlijk is eerlijk, dat maakt het voor mij, denk ik, makkelijker om te geloven, ik word zo vaak bemoedigd en geraakt door het geloof van anderen! Hun ervaringen wijzen me zo vaak op het Licht, op de kracht van het Leven, op de Liefde. Als predikant probeer ik die hoop en dat vertrouwen te delen, door te geven aan anderen. Maakt me dat een beroepsgelovige? Zelf zou ik mezelf nooit zo noemen.

Ik leg de vraag voor aan onze kinderen. De conclusie van één van hen is kort en krachtig: ‘je gaat ook op je vrije zondag naar de kerk en praat hier thuis met ons en met vrienden ook over je geloof. Volgens mij ben je gewoon een gelovig mens en daarna pas dominee.’

Erica Hoebe-de Waard is als gemeentepredikant verbonden aan de Protestantse Gemeente Leusden. Zij is lid van de redactie van Ouderlingenblad.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken