Menu

Basis

Getuige van het licht

bijbel

Alternatief bij 1e na Epifanie (Johannes 1:19-34)

In dit vervolg op de proloog van het Johannesevangelie draait het – net zoals in de voorafgaande achttien verzen – om de identiteit van Jezus, maar nu in relatie tot Johannes de Doper en diens woorden. Daarmee vult deze perikoop in wat in 1:6-8 al wel benoemd, maar nog niet beschreven werd: de manier waarop Johannes van het licht getuigt.

‘Getuigenis’ (Gr.: marturia) is een woord dat de perikoop omraamt: het komt zowel voor in een zin die je als opschrift kunt lezen – ‘dit is dan het getuigenis van Johannes’ (1:19) – als in de slotzin, waarin Johannes de Doper als zijn getuigenis stelt: ‘Dit is de Zoon van God’ (1:34). De perikoop beslaat gebeurtenissen van twee dagen, waarbij wat op de tweede dag gebeurt, verdiept en nader uitwerkt wat op de eerste gebeurt. De overgang van deze twee dagen blijkt uit ‘de volgende dag’ (1:29), en het afrondende karakter van 1:28.

Een stem die roept in de woestijn

In de weergave van gebeurtenissen van de eerste dag (1:19-28) staat een gesprek tussen Johannes de Doper en afgevaardigden uit Jeruzalem, die bij de farizese stroming horen (1:24). Zij zijn tevens priesters en Levieten (1:19) en treden op namens de Ioudaioi uit Jeruzalem. Het ligt hier voor de hand om Ioudaioi met Judeeërs te vertalen. Deze groep vervult hier nog niet de rol van tegenstanders van Jezus of Johannes de Doper. Dit antagonisme lijkt pas vanaf hoofdstuk 5 op te treden. De groep lijkt op een niet onkritische manier te willen weten wat er aan de hand is met Johannes. Dat blijkt uit de op verschillende manieren gestelde vraag ‘Wie bent u?’ (1:20.22) en de vervolgvraag naar zijn doop (1:25).

Het antwoord van Johannes ontwikkelt zich gefaseerd, waarbij hij eerst duidelijk maakt wie hij niet is. Niet de Messias, Elia, of de profeet – wie die laatstgenoemde ook mag zijn – en vervolgens wie hij wel is. Met een citaat uit Jesaja 40:3 dat ook in de synoptische evangeliën met Johannes verbonden wordt (Matteüs 3:3; Marcus 1:3; Lucas 3:4), geeft hij aan dat hij de stem is die in de woestijn oproept om de weg van de Heer recht te maken. Johannes staat hiermee in een eschatologisch scenario en belichaamt de profetische traditie. Hij ís de stem die in de woestijn roept. Het draait om de komst van de Heer, maar hij vervult hierin niet een mogelijke hoofdrol.

De rol van Messias wijst hij uit eigen beweging af. Die van Elia en de profeet – voorstellen van zijn gesprekspartners – eveneens (1:20-21). Op de vervolgvraag waarom hij dan doopt, hoewel hij niet de Messias, Elia, of de profeet is, antwoordt Johannes, in lijn met zijn hele houding, dat zijn dopen staat in de context van de komst van de Heer en daarop voorbereidt (1:26; zie ook 1:31). Tegelijkertijd begint hij de ‘komst van de Heer’ al in te vullen. Hij zegt: ‘Hij staat midden onder u’ (1:26). Dat is een verrassende wending; de komst van de Heer kun je je ook dramatischer voorstellen.

Echo van de proloog

In deze voorstelling van zaken is goed een echo van de proloog (1:1-18) te herkennen. Het goddelijke woord dat ‘mens’ (Gr.: sarx, aards) wordt, komt overeen met de voorstelling dat ‘Hij’ dan tamelijk onopvallend onder de mensen staat. Meer specifiek: onder de Judeeërs uit Jeruzalem, de ‘zijnen’ (?) (1:11). Op de hoge waardigheid van deze de Jeruzalemmers en ook Johannes (zie 1:33) nog onbekende persoon, wijst Johannes met zijn uitspraak dat hij niet waard is diens schoenriem los te maken (1:27). Een nederig en smerig werkje. De echo ervan wordt gevormd door de voetwassing door het mens geworden goddelijk woord (Johannes 13). Hiermee sluit de eerste dag af, en de avond valt zo met een cliffhanger. Er is iemand aangekondigd en Johannes heeft zichzelf ten opzichte van deze persoon gepositioneerd. Wie het is, weet niemand nog.

Lam van God, Zoon van God

Een dag later verandert dit: zodra Jezus naar Johannes toekomt, herkent hij Hem (1:30). Hij noemt Hem het ‘Lam van God’ dat ‘de zonde van de wereld wegneemt’ (1:29). Van een doop van Jezus is, anders dan in de synoptische evangeliën, geen sprake. Wel benoemt Johannes hoe hij Jezus herkende. De Geest daalde als een duif op Jezus neer en bleef op Hem rusten. Vermoedelijk in haar vliegende beweging en niet in haar ‘vorm’. Deze gave van de Geest maakt Jezus voor Johannes herkenbaar. En, zo lijkt geïmpliceerd, stelt Jezus in staat om met de Geest te dopen (1,33). Johannes beroept zich daarbij op Degene die hem gezonden had om te dopen – God (1:6) – als de bron van dit herkenningsteken. Hij sluit zijn getuigenis af met de lapidaire mededeling dat zijn getuigenis luidt: ‘Dit is de Zoon van God’ (1:34).

Hiermee eindigt een perikoop die begon met de identificatie van Johannes, met de identificatie van Jezus door Johannes. Daarmee plaatst Johannes zich precies in de rol die hem in de proloog gegeven werd: ‘getuige van het licht’. Zie 1:7-8, met een opeenhoping van de woorden marturia en martureoo, en 1:19.32.34). Hiermee heeft Jezus een aantal titels (‘Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt’, ‘Zoon van God’) en kenmerken (‘Heer’, ‘de Geest rust op Hem’) gekregen. De inhoud ervan moet nog duidelijk worden in het vervolg van het Evangelie.

Hierin hangen ze samen: Jezus’ identiteit als Gods Zoon houdt in dat Hij de functie van een offerlam op zich neemt. Zo neemt Hij de zonde van de wereld – de verwijdering tussen de wereld en God – weg door tot het uiterste toe zichzelf te blijven geven. Tot de dood aan het kruis. Dat is bij Johannes de uiterste uitdrukking van Gods liefde voor de wereld en de verheerlijking van Jezus in deze zelfgave uit liefde.

Deze exegese is opgesteld door Peter-Ben Smit.

Wellicht ook interessant

bijbel
bijbel
Basis

Het mystieke lichaam van de nieuwe Adam

Johannes laat geen moment twijfel bestaan over wat hij wil vertellen: in de ouverture van zijn bericht schrijft hij al ‘dat het woord vlees geworden is en onder ons heeft getabernakeld’ (1:14 – Gr.: skènaoo, ‘zijn tent opslaan’). In die tabernakel manifesteert zich de aanwezigheid van de Eeuwige: hautnah, rakelings nabij. En die aanwezigheid krijgt bij Johannes de gestalte van de ‘eniggeboren Zoon des Vaders’ (1:14). Hij ís de tabernakel.

bijbel
bijbel
Basis

‘Wat Hij u zegt, doe dat’

Het verhaal van de bruiloft in Kana staat al sinds mensenheugenis jaarlijks op het leesrooster voor de tweede zondag na Epifanie. Ook in het alternatieve leesrooster voor het Johannesevangelie dat De Eerste Dag dit jaar volgt, is het voor deze zondag opgenomen, waarvoor dit rooster zelfs is omgegooid. Daarom is het fijn dat de twee andere lezingen voor deze zondag in dit alternatieve rooster ons een andere bril opzetten om daardoor dit overbekende verhaal opnieuw te lezen.

Nieuwe boeken