God laat Zich niet onteigenen
Bij 5e zondag van Veertigdagentijd (Jesaja 58:7-10, Filippenzen 3:7-14 en Lucas 20:9-19)
Wie heeft het voor het zeggen in de kerk? God natuurlijk. Uiteindelijk wel. Het gezag berust bij Hem. Alleen, het wordt bemiddeld door menselijke tussenpersonen. Dat kan liefelijk gaan, als getrapte watervalletjes. God stort zijn gezag liever niet over mensen uit als een Niagarawaterval. Zijn indirecte regering, met inschakeling van tussenpersonen, is een feest van participatie. Het kan helaas ook gierend misgaan. Bemiddeling kan verduistering worden. Tussenpersonen kunnen zichzelf opwerpen als de hoofdpersoon. De zeggenschap van God is dan naar de achtergrond verdrongen.
Je kunt bij de gelijkenis van de slechte pachters denken aan het lot van het Joodse volk in de eerste eeuw. Het joodse establishment, met name rondom de tempel, verloor zijn positie voorgoed toen de tempel in het jaar 70 verwoest werd. Voor de farizeeën was er een soort voortzetting in de vorm van het rabbijnse jodendom. De sadduceeën ruimden voorgoed het veld. Hoe hard het ook klinkt: je kunt er niet omheen dat het een strafgericht was. Eerder waren de profeten slecht behandeld. Jeremia werd in de put gegooid, Amos werd het land uitgestuurd, enzovoorts. Dan wordt Jezus, de Zoon, buiten de stad geworpen en gekruisigd. De leiders wensen geen ‘buitenlandse inmenging’ in de vorm van profeten en al helemaal niet in de gestalte van de Zoon. Ze ruimen Hem uit de weg. Goddank gaat de wijngaard over in andere handen. Er komen leiders die de Heer wél erkennen als Heer van de wijngaard. Bovendien verruimt de wijngaard zich: hij omvat voortaan alle volken.
Opstandige pachters in de kerk
Het zou wel erg goedkoop zijn om nu met de vinger naar Israël te gaan wijzen. Als God een strafgericht uitoefent, vraagt Hij ons applaus niet. Dat applaus zou weleens het beste teken kunnen zijn dat wijzelf aan zo’n gericht toe zijn! Want de gelijkenis leent zich voor meerdere toepassingen, ook kerkelijk. Bij de goddeloze pachters kun je denken aan bepaalde Renaissancepausen. Of aan predikers van het prosperity gospel met een eigen vermogen dat in de tientallen miljoenen loopt. Zijn zij er voor de kerk, of is de kerk er voor hen? Maar het kan ook subtieler. Als het kerkvolk er is om jou te bewonderen, te bevestigen en een goed gevoel te bezorgen, ben je als voorganger op het verkeerde pad. En dan is er een nóg subtielere manier om God als Heer van de wijngaard te verdringen. Met name protestanten hebben soms de neiging om zich op te stellen als aandeelhouders van de kerk. Ónze kerk! We wensen geen gezag boven ons; daar worden we kriegelig van. Ambtsdragers zijn onze afgevaardigden. We zijn allemaal eigenaars van de kerk. Op die manier dreigen we allemaal kleine opstandige pachtertjes te worden die met een levend goddelijk gezag geen rekening houden. Daarom moet nadrukkelijk gezegd worden: de wijngaard is niet ‘van ons allemaal’. Hij is van God!
Homo Deus
Je zou de gelijkenis ook een maatschappelijke toepassing kunnen geven. Houdt secularisatie ook niet dit in: God als Schepper ontkennen en zélf heer en meester willen zijn van de wereld? ‘God is dood en wij hebben hem vermoord,’ schrijft Nietzsche in De vrolijke wetenschap. De mens werpt zich op als erfgenaam van wat ooit ‘schepping’ genoemd werd, maar wat nu onder zijn handen verwordt tot exploitatiemogelijkheid. Hijzelf vult de vacature van de ‘Heer’ in. Recent werd Homo Deus[1] een bestseller: de mens-god doet zijn intrede met behulp van de techniek. Veel goeds belooft het niet. De mens die zich als god voordoet, krijgt duivelse trekjes. Wat dat ongeveer inhoudt, daarvan heeft onder andere atheïstisch Rusland een bloedig voorproefje gegeven. Maar het duurt niet in eeuwigheid. God laat zich niet onteigenen. Daarvoor is zijn wijngaard Hem te dierbaar. Christus is uit de dood opgestaan en is hoeksteen geworden van zijn kerk (Lucas 20:17). God beantwoordt de roep om recht: Judica! Wie God dood wenst, zal op Jezus te pletter vallen (20:18). Antigoddelijke regimes met hun duizendjarige rijken maken zelden een eeuw vol. Ondertussen weten ze wel heel wat profeten en apostelen te doden. Het lijden van Christus staat niet op zich, vertelt Paulus. Er is zoiets als ‘de gemeenschap met zijn lijden’ (Filippenzen 3:10).
Gods wijngaard: een thuis voor ontheemden
De gelijkenis heeft trouwens een dubbele adressering. Ze is tot het volk gericht (Lucas 20:9). Alsof Jezus zegt: Mensen, let goed op wie je als leiders aanvaardt! Laat je nooit door leiders het zicht op God ontnemen. Ze zijn Gods personeel, niet minder, maar ook niet meer. Ondertussen staan ook de geestelijken van het volk mee te luisteren. Ze hebben wel door dat de gelijkenis op hen slaat (20:19). Ze krijgen een nauwverholen dreigement te horen: als u God probeert te onteigenen, zult u zélf ontslagen worden – en erger. Stof tot overdenking, deze vastentijd! God houdt te veel van zijn wijngaard om zich te laten onteigenen. Het is dan ook iets heerlijks, zo’n wijngaard. Daar groeit de vrucht van de Geest (Galaten 5:22). Of denk aan wat Jesaja voor vruchten noemt, zoals: ontheemden een thuis bieden (58:7). Zo wordt de wijn geboren die het hart verheugt (Psalmen 104:15). In de wijngaard wordt voortdurend water tot wijn. Jezus is het geheim daarvan. In verbondenheid met Hem is er die voortdurende transsubstantiatie: water wordt wijn. En dat niet buiten ons om, maar door ons heen, als ranken van de wijnstok. Dat is God zó dierbaar, dat laat Hij niet in vreemde handen vallen. Wij blijven Hem eigen.
Deze exegese is opgesteld door Wouter van Voorst.
Noot
[1] Yuval Noah Harari, Homo Deus. A brief history of tomorrow, Vintage UK 2017.