Gods waarheid of onze waarheid
Het evangelie van Johannes over waarheid en leugen
Johannes schrijft: God doet je het goede van binnenuit en op zijn goedheid kun je altijd rekenen. Dat is zijn innerlijke waarheid die naar buiten komt in wat Hij zegt en doet. Jezus is zo vol van Gods genade en waarheid dat er geen plaats is voor iets anders. Zoals Jezus en God in elkaar opgaan, zo kun je in hen opgaan: dit is de laatste waarheid over ons leven. Daardoor kun je ook ‘waarheid doen’. Het tegenovergestelde is: een leugen-leven leiden.
Waarheid is eenvoudig gezegd dat wat klopt met de feiten. Wat daar niet mee klopt is leugen of, minder zwaar klinkend, fictie. God, de hoofdpersoon van de Bijbel, behoort niet tot de wereld van de feiten. Is daarom alles wat er in de Bijbel over Hem gezegd wordt fictie? Nee. Werk van mensen, dat wel. Maar dan als reactie op een waarheid, waaraan zij zich met blijdschap gewonnen hebben gegeven. Waarheid dus die het leven intensiveert. En die waarheid heeft voor hen de naam God. En leugen? Dat zie je pas goed, als je de waarheid hebt leren kennen. Leugen is de nepwaarheid die het echte leven blokkeert, voor jezelf en voor anderen.
Genade en waarheid
Het woord waarheid komt overal in de Bijbel voor, maar in het evangelie van Johannes het meest. Daar kijken we naar. Het begint met Johannes 1:14. Daar lezen we over Jezus. Hij is mens geworden, wij hebben zijn glorie (in de NBV: grootheid) gezien en die glorie bestaat erin dat hij vol is van genade en waarheid. Hier klinkt direct al het hoge woord over Jezus: hij is de mens vol van Gods genade en Gods waarheid. Want genade en waarheid zijn kenmerkend voor God, voor zijn wezen of zijn naam, zoals dat met een bijbels woord heet. Johannes heeft dat uit Exodus 34:6-7, waar God als zijn naam uitroept: ‘Barmhartig, genadig, lankmoedig en groot in genegenheid en waarheid.’ (Alle geciteerde teksten komen uit de NBV – de Nieuwe Bijbelvertaling.)
God is een waarheid, waaraan zij zich met blijdschap gewonnen geven
Maar er is een verschil. In Exodus vinden we niet het woord ‘genade’ (in het Hebreeuws, de grondtekst, chén), maar genegenheid (chèsèd). Het goede dat je uit genegenheid aan een ander doet, is niet iets waartoe je verplicht bent en je wil er ook niet beter van worden. Het komt rechtstreeks uit je hart en je doet het alleen om de ander. Daarom wordt God in de Psalmen door zijn getrouwen om zijn genegenheid geprezen en zien ze daarnaar uit, wanneer ze in nood verkeren.
Maar waarom dat verschil? Waarom neemt Johannes ‘genegenheid’ niet over net als ‘waarheid’, maar kiest hij voor ‘genade’, dat in feite niet veel anders zegt dan genegenheid? Ik denk dat ‘genade’ in de tijd van Johannes op weg is om hét woord voor Gods goedheid te worden die we in de mens Jezus ontvangen hebben. Het benadrukt dat die goedheid tot ons komt als een blijde verrassing, de grondervaring van het geloof. Genade betekent namelijk van oorsprong de gunst die je iemand anders verleent, iets wat alleen dankzij jouw goedheid mogelijk is en de ander blij maakt. Dit woord zet, op God toegepast, zijn goedheid pas echt in het licht.
En ‘waarheid’? Dat betekent vanuit de achtergrond van dit woord in het zogenaamde Oude Testament (èmèt): waarachtigheid, betrouwbaarheid of trouw. Ook een typisch relatie-woord. Deze twee woorden samen zeggen dat God je het goede van binnenuit doet. Ook dat je op zijn goedheid altijd kunt rekenen. Dat is zijn innerlijke waarheid, die naar buiten komt in wat Hij zegt en doet.
Vol van genade en waarheid
Maar waarom zegt Johannes nu van de mens Jezus dat hij vol is van Gods genade en waarheid? Ook daar zit de Godsnaam in Exodus 34 achter (‘groot in genegenheid en waarheid’). Maar dat niet alleen, het moet volgens Johannes ook iets zeggen over het bijzondere van Jezus. Misschien is het dit: Jezus is zo vol van Gods genade en waarheid dat er geen plaats is voor iets anders dan dat. Hij kent geen dubbelheid zoals wij. Zijn zelf valt samen met het zelf van God en andersom. Ze doorwónen elkaar, de een is verschijningsvorm van de ander. Daarom, wil je zien wie de Vader is, kijk dan naar Jezus (‘Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’, Johannes 14:8-9). En wil je Jezus zien zoals hij werkelijk is, kijk dan naar de Vader.
Genade wordt hét woord voor Gods goedheid
Dit is het grote geheimenis tussen God en Jezus. Hij heeft het daarover als hij zegt dat hij in de Vader is en de Vader in hem (14:10-11) of dat de Vader in hem blijft (14:10) – en andersom hij in de Vader, mogen we aanvullen. Die uitspraken zijn als beeld bedoeld voor de intieme relatie tussen Jezus en God: die zijn vol van elkaar. Zoals geliefden vol zijn van elkaar, in elkaar opgaan. Dan verdwijnt al het andere voor je. Alleen je geliefde beleef je nog. Daaruit bestaat dan je zelf.
Maar het gaat nog verder. God wil ons opnemen in dat geheimenis dat tussen Hem en Jezus bestaat. In Johannes 17:21 vraagt Jezus aan God voor wie in hem geloven: ‘Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo in ons zijn.’ Zie ook hoofdstuk 14:23, waar het gaat over het komen van de Vader en Jezus om bij de mens te wonen die God liefheeft. Opgaan in God zoals de jonge vrouw in het Hooglied in haar geliefde en alleen nog hiervan weet: ‘Ik ben van mijn geliefde en mijn geliefde is van mij.’ Zie Hooglied 6:3 (Ik ben van mijn lief, en mijn lief is van mij). Vergelijk 2:16 (Mijn lief is van mij, en ik ben van hem) en 7:11 (Ik ben van mijn lief, en hij verlangt naar mij).
Jezus en God zijn vol van elkaar, zoals geliefden vol zijn van elkaar
Dit is de laatste waarheid over ons leven. Daarna komt er niets meer. Johannes noemt dat het eeuwige leven. Dat is namelijk bij hem niet alleen iets toekomstigs, maar ook leven van eeuwigheidswaarde nu, dat God de eeuwige ons schenkt, wanneer we die waarheid aan ons laten gebeuren. Daar verlangt Hij naar.
Verlangen
Over dat verlangen gaat het in Johannes 4:23-24. Jezus is hier in gesprek met de Samaritaanse vrouw. God de Vader, zo zegt hij tegen haar, zoekt waarachtige (alethinos, afgeleid van aletheia, waarheid) aanbidders en dat zijn zij die Hem in Geest en waarheid (aletheia) aanbidden. De reden hiervoor is dat God zelf Geest is, dus wie Hem op de juiste manier wil aanbidden, moet dat in Geest en waarheid (weer aletheia) doen.
De Geest is de waarheids-kracht van God
God zoekt. In dat zoeken is zijn verlangen werkzaam. Wat zoekt Hij? Waarachtige aanbidders. Dat zijn zij die in Hem opgaan en woorden tegen Hem spreken zoals ze in het Hooglied staan. Hoe komen ze daartoe? Het verlangen van God naar hen bewerkt dat. Tot hun grote vreugde. Hoe bewerkt God dat dan? Door zijn Geest (met hoofdletter: Gods Geest). De Geest is de waarheids-kracht van God, waarmee Hij hun hart binnenkomt. Dat voelen ze bij wijze van spreken, alweer tot hun grote vreugde. In die vreugde verklaren ze God hun liefde en dat maakt hun aanbidden tot een aanbidden in waarheid. Een bidden dat correspondeert met zijn waarheid, dat wil zeggen: dat Hij in hen wil opgaan.
De waarheid doen
God in waarheid aanbidden, daar blijft het niet bij. Dat leidt tot ‘de waarheid doen’ zoals dat in Johannes 3:21 letterlijk heet. Dat wil zeggen, Gods genade en waarheid die in je gekomen zijn, komen via jou, in wat je doet naar buiten. Net zoals dat bij Jezus zelf gebeurt. Hij zegt dat in 14:10: ‘Maar de Vader die in mij blijft, doet zijn werk door mij.’
Wie opgegaan is in God, kan ingaan op anderen
Een voorbeeld van het ‘doen van de waarheid’ vinden we ook in hoofdstuk 4. In vers 14 zegt Jezus tegen de vrouw dat het water dat hij geeft – en ook aan haar wil geven – in degene die het drinkt tot een bron wordt ‘waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft’. Het is een beeld voor wat wedergeboorte heet, de geboorte uit God (Johannes 3). Het leven uit Hem, de ware levensbron, stroomt dan zo bruisend in ons, dat we zelf een bron van leven worden, waar anderen weer uit kunnen drinken. Er gaat dan waarachtig leven uit ons stromen. Want wie opgegaan is in God, kan ingaan op anderen. Met de woorden van de mysticus Ruusbroec (veertiende eeuw) over de mystieke, van God vervulde mens: ‘Hij bezit een rijke, milde grond, die gevestigd is in de rijkheid Gods. Daarom voelt hij de behoefte om zonder ophouden uit te vloeien in allen die hem nodig hebben.’ Zo werkt de genade en de waarheid van God in jou door naar anderen.
Leugen-leven
Wat is nu een leugen-leven? Kenmerkend daarvoor is dat het onvruchtbaar blijft, in zichzelf opgesloten, zoals de graankorrel die niet in de aarde valt, maar ‘alleen blijft’, op zichzelf blijft. Zie wat Jezus zegt in Johannes 14:24 (Maar wie mij niet liefheeft, houdt zich niet aan wat ik zeg, en wat jullie mij horen zeggen, zijn niet mijn woorden, maar de woorden van mijn Vader door wie ik gezonden ben). Hij heeft het daar niet alleen over zichzelf met het oog op zijn komende sterven. Op die graankorrel lijkt ook de mens die niet zoals God een hart heeft dat klopt voor mensen, die niet zoals God ogen heeft die andere mensen aanzien en die geen oren heeft zoals God om naar mensen te luisteren. Er stroomt geen leven uit hem naar anderen.
Er stroomt geen leven uit naar anderen; als je dat leven noemt, lieg je jezelf wat voor
Denk ook aan het tegenbeeld van Jezus, de huurling-herder uit Johannes 10:11-13, die bij bedreiging van zijn schapen wegvlucht en ze aan hun lot overlaat. Want ze gaan hem niet ter harte. Hij kiest voor zichzelf. En dat is precies de ‘ware’ gedaante van de leugen, van onze ‘waarheid’.
‘Zonder mij kun je niets doen’, zegt Jezus in de gelijkenis van de ware wijnstok (Johannes 15:5). Hij bedoelt daarmee: dan kun je geen vrucht dragen. Want zo kan God niet met zijn genade en waarheid door je heen stromen. Je blijft in jezelf opgesloten zitten, gemanipuleerd door de impulsen die van je eigen ik uitgaan. Als je dat leven noemt, lieg je jezelf wat voor, leef je in een illusie. Maar dat zie je pas goed, als God je de ogen daarvoor opent. Gelukkig wil Hij dat nog steeds doen.
Kees Haas
is emeritus predikant en woont in Vlaardingen.