Grafbezoek
We vroegen lezers wat grafbezoek voor hen betekent. Dit riep verschillende reacties op: de een heeft geen tastbaar ouderlijk graf om te bezoeken en vindt dat ook niet erg, de ander plant er regelmatig bloembollen. Een tastbare plek kan nabestaanden helpen om letterlijk stil te staan bij hun dierbaren. Zo is het ook met het aanwezig zijn bij een uitvaart: iets dat vroeger, hoe goed bedoeld ook, kinderen vaak onthouden werd.
De uitvaart
‘Blijf jij maar hier’, zei mijn oma tegen mijn jongste broertje toen we mijn moeder gingen begraven. Voor mij gold dat blijkbaar niet, ik was immers al zeventien…
Niemand maakte bezwaar. We verlieten in stilte het huis, reden het dorp uit en naderden het kerkje waar we gingen tot bij het hek, en volgden de dragers naar het vers gedolven graf, waarin de kist werd afgezonken.
Een paar dagen later hoorden we van omwonenden dat er op de dag na de begrafenis urenlang ’s middags een jongetje van een jaar of tien aan het gesloten hek van de begraafplaats had gestaan. Zijn beide handjes om de ijzeren spijlen geklemd, zijn hoofd onbeweeglijk gericht op de zerken, zoekend, wachtend, hopend waarop. Niemand had hem aangesproken, wist wie hij was.
Toen ik dit hoorde en het als een bliksem bij me insloeg, dacht ik: dat is mijn broertje geweest! Thuis was het niet ter sprake. Niemand van ons die hem er naar vroeg. Ieder had genoeg aan zijn eigen verdriet. Tot op vandaag – 65 jaar later – doet het nog pijn: hij had er natuurlijk bij moeten zijn.
Kees Hermis
Dichtbij
Een- of tweemaal per jaar ga ik naar het graf van mijn ouders op Begraafplaats Heidehof in Apeldoorn. Het graf is aangelegd in de stijl van de tuin van ons ouderlijk huis, met natuurstenen van de Veluwe. Soms zet ik daar een nieuw plantje of struikje bij, of poot ik in het najaar bollen van tulpen, narcissen, sneeuwklokjes en krokussen. Het doet me altijd goed om te gaan.
Wanneer ik dan wat oud blad of rommel verwijder, hoor ik mijn vader zeggen: ‘Laat toch zitten Wim, het is toch gewoon goed, zo in deze natuur.’ Mijn moeder hoor ik daarentegen zeggen: ‘Nee Wim, je moet het wel even netjes maken.’
Door stil te zijn, zijn wij toch even dichtbij elkaar en dat doet me goed. Daarna loop ik met een glimlach naar mijn fiets.
Wim van der Sluijs
Leegte als monument
Naar het graf van onze ouders hoef ik niet te gaan: zij liggen uitgestrooid onder de grote eik op het terrein van ons vakantiehuis in Ommen. En als ik daar eenmaal ben, denk ik tóch wel aan ze en hoef ik niet te kijken hoe de as erbij ligt.
Ze wilden ook geen graf. Weliswaar vonden ze een begrafenis ‘mooier’ dan een crematie, maar het bezwaarde hen dat wij kinderen dan belast zouden worden met de zorg voor het graf. Natuurlijk verklaarden we dat we dat graag op ons zouden nemen, juist omdat dat soort dienende aandacht hen dichtbij ons zou houden, maar dat bracht hen niet op andere gedachten.
Ik ben er niet rouwig om. Een grafsteen mag dan een tastbaar monument zijn, de leegte die onze ouders achterlieten is het éigenlijke monument. En dan, hoe vaak moet je die groene aanslag er wel niet afpoetsen?
Het is eerder de plek dan de tastbaarheid, die ons helpt in de rouw. Ik mag dan ook graag op begraafplaatsen komen, waar de groene aanslag, het verval, de erosie van de stenen, vermengd met de soms verse bloemstukjes, de briefjes, de steentjes op het graf, berusting en aandacht ineen, samen één grote en geruststellende ruimte creëren waar de dood er mag zijn.
Willem van Reijendam