Hart
Hart, ziel, nieren. Verstand en kracht. Het zit allemaal van binnen. En het heeft allemaal met liefde te maken. Althans, in de Bijbel. Wij zijn niet gewend te zeggen ‘ik houd van je met al mijn nieren’. En toch zou dat misschien wel kunnen in bijbelse taal. Hoe dan?
Dit is mijn hart
Mijn houten hart
De dames voor u hebben het alvast verzwaard
Dus wees maar lief
Het kan geen kwaad
(‘Mijn houten hart’, De Poema’s, 1999)
Zo kennen we het hart in onze Nederlandstalige cultuur: plaats van liefde, soms gebroken, soms geheeld, soms vlinderend. Of een hart op de bovenarm van een stoere zeebonk, met ‘Moeder’ op het lint dwars over het hart. Of een houten hart zoals De Poema’s dat bezongen in 1999 (al heb ik die tekst nooit helemaal begrepen). Ik moest gelijk aan die tekst denken toen we met enkele leden van de Societas Hebraïca Amstelodamensis Exodus 7 aan het vertalen waren. We kwamen op de volgende werkvertaling (cursivering WvW):
3 En ik verhard het hart van Farao en ik maak mijn tekenen en mijn wonderen talrijk in het land Egypte.4 Farao zal niet naar jullie horen. […]
13 Het hart van Farao was hard en hij hoorde niet naar hen, zoals jhwh had gesproken.
14 jhwh zei tot Mozes: Onverzettelijk is het hart van Farao. Hij weigert het volk te laten gaan […]
22 De magiërs van Egypte deden ook zo met hun toverkunsten en het hart van Farao was hard en hoorde niet naar hen, zoals jhwh had gesproken.
23 Farao wendde zich om en hij ging naar zijn huis. Ook dit beroerde zijn hart niet.
Dit is wat je een houten hart zou kunnen noemen. Onbuigzaam. Ondoordringbaar. Onverzettelijk. Dit hart heeft niets met liefde te maken. Het gaat er in deze tekst niet om of Farao houdt van zijn eigen volk, de Egyptenaren, of van zijn slavenvolk, de Hebreeërs. Het gaat om zijn halsstarrigheid, zijn onwil te luisteren naar jhwh. Een houding die overigens door jhwh zelf veroorzaakt was, getuige Exodus 7,3 (jhwh zegt: ‘En ik verhard het hart van Farao’). Blijkbaar was Farao te beïnvloeden door jhwh, ook al was deze aardse heerser zelf ‘van een ander houtje’. Wat is een hard hart? Deze bijdrage wil als antwoord hierop een kleine exercitie maken naar een ander hart dan dat waar de bijbellezer wellicht aan denkt als ze over het hart leest. Veel zal ongezegd blijven, want de focus zal liggen op de centrale notie die ‘hart’ heeft in TeNaCh, de Hebreeuwse Bijbel. Voor een verdieping van deze term moge de lezer zich verwezen weten naar de literatuur aan het eind van deze bijdrage.
Het hart is in het Oude Testament niet te vergelijken met het moderne romantische idee, dat vooral rondom Valentijnsdag (14 februari, de feestdag van de heilige Valentinus van Rome) hoogtij viert. Het hart heeft in het Oude Testament vaker een relatie met gods-dienst en het beleven daarvan te maken, dan met liefhebben. Als het hart genoemd wordt in de Bijbel, is dat niet in de context van liefde voor jhwh. In TeNaCh blijkt liefde voor jhwh nauwelijks een onderwerp (wellicht verrassend genoeg voor de moderne mens die in spirituele zin vooral lijkt te zoeken naar liefde en geborgenheid). De keren dat er gesproken wordt van het hart, blijkt het vooral te gaan om rechtschapen in het leven staan, een leven in gehoorzaamheid, het bewandelen van de juiste weg, het volgen van Gods geboden. Je hoeft niet zozeer hartstochtelijk te houden van God, als wel hem te eren, offers te brengen, hem te vrezen (in de zin van ‘eerbied hebben voor hem’). Maar houden van?
Er is een bijbelse vindplaats waar het gaat om de liefde van de gelovige voor jhwh. Zo staat er in Deuteronomium 10,16: ‘En je zult jhwh, je god, liefhebben met heel je hart, met heel je ziel en met heel je kracht. Deze woorden, die ik beveel deze dag, zullen op je hart zijn.’ Deze perikoop is zo bekend, dat je er makkelijk overheen leest: het is een bevel om lief te hebben. Er wordt de gelovige geen keuze gelaten, er is geen ruimte voor spontane verliefdheid, of een zacht groeien van genegenheid tot liefde. Er is geen vrijwillige overgave. Je zult liefhebben. Het is een bevel. Interessant ook dat het liefhebben vanuit het hart niet voldoende is. Althans, er is sprake van liefhebben met het hart, liefhebben met de ziel en ook nog eens liefhebben met heel je kracht. Hart, ziel, kracht. Blijkbaar zijn het onderscheiden bronnen van liefde. In het Nederlands kennen we weliswaar de uitdrukking ‘met hart en ziel’, maar ten eerste zal dit voor vele taalgebruikers een versteende uitdrukking zijn, ten tweede is hier nooit ‘kracht’ aan toegevoegd.
Het liefdesgebod uit Deuteronomium wordt hernomen in het dubbelgebod in Lucas 10,27. Lucas laat een wetgeleerde zeggen als antwoord op een vraag van Jezus: ‘Heb de Heer, je god, lief met heel je hart en met heel je ziel en met heel je kracht en met heel je verstand, en je naaste als jezelf.’ Hier is de drieslag hart/ziel/kracht een vierslag geworden door het toevoegen van het verstand. Daarnaast wordt het oorspronkelijke object van liefhebben (jhwh resp. de Heer) uitgebreid met ‘je naaste als jezelf’, en daarmee ook met ‘jezelf’. Zo wordt de opdracht: houden van God, van jezelf en van je naaste.
Het hart als oriëntatiepunt
Het hart in de Bijbel zijn de hersens van nu. En de nieren het hart. Oftewel: in de Bijbel is het hart de plaats waar wordt nagedacht, waar de mens zich oriënteert, terwijl de nieren ‘de zetel van de emoties, van het gevoel’ zijn (zie: Heyer en Schelling). Tamara Mewe zegt over kelajot, dat over het algemeen met ‘nieren’ wordt vertaald, dat dit ook het woord is ‘voor het binnenste (en geheimste deel) van de mens: de plaats voor verborgen gedachten en plannen, het geweten en het moreel besef’. Dit ‘binnenste’ zal voor de moderne mens ook eerder met ‘hart’ dan met ‘nieren’ worden geïdentificeerd.
Van een goed gelovig mens, iemand die leeft naar de geboden van jhwh, wordt in de Bijbel gezegd dat die een besneden hart heeft. Besnijdenis van het hart (en het oor) waarvan een aantal malen sprake is, een metafoor die ons weliswaar vreemd in de oren kan klinken, maar in bijbelse zin logisch is. Zo wordt Israël opgeroepen het hart te besnijden: ‘Besnijd daarom je hart en wees niet langer halsstarrig, want jhwh, jouw god, is een god der goden, en heer der heren; die grote, die machtige, en die vreselijke god, die geen aangezicht aanneemt, of een geschenk ontvangt’ (Deuteronomium 10,16-17).
De oriëntatie op God geeft aan dat de gelovige luistert naar het woord van God en zijn daden afstemt op dat woord. Daaruit blijkt dat diens hart besneden is. Het is beeldspraak voor gehoorzaam zijn aan jhwh. Een metafoor die rechtstreeks is afgeleid van de fysieke besnijdenis, als teken van behorend tot het volk van jhwh. Het zijn twee verschillende toestanden, die in elkaars verlengde liggen en maar niet noodzakelijkerwijs uit elkaar voortvloeien. Als een man besneden is en vervolgens niet gehoorzaam is aan jhwh, heeft hij een onbesneden hart. Vanuit genderperspectief is hier te zeggen dat de eerste situatie niet op vrouwen wordt toegepast (vrouwenbesnijdenis komt niet voor in de Bijbel), en dat laatstgenoemde toestand ook toepasbaar op vrouwen is. Vrouwen kunnen ook onbesneden van hart zijn. Van andere volken zegt jhwh een aantal keren dat deze ‘onbesneden van hart’ zijn (Jeremia 9,25; Ezechiël 44,7.9). Logisch, want die andere volken zijn geen aanhangers van jhwh, de god van Israël.
Gods liefde voor de mens
Is de liefde van de mens voor God geen centrale notie in TeNaCh, andersom krijgt die liefde wel volop aandacht: de liefde van God voor de mens. God houdt van wie hem vrezen (Psalm 103,13).
Gods hart heeft vooral van doen met zijn voornemen, zijn intentie. Niet met zijn gevoel, zo betoogt Harm van Grol in een eerder nummer van Schrift. Hij spreekt over de ‘valkuil van gevoel’ in dit verband. Die valkuil kent de beperkte grootte van het woord hart, want er zijn voldoende plaatsen in de Bijbel waar jhwh naar voren komt als liefhebbende echtgenoot of een jaloerse minnaar (denk alleen al aan de teksten in Ezechiël, waarin Israël beticht wordt van ontrouw).
Kortom: wees alert op het hart in het Oude Testament. Het klopt wel, maar minder romantisch dan je op het eerste gezicht zou denken. Het hart klopt vooral voor jhwh, om de drager van dat hart de goede weg te laten bewandelen. Of om de drager te verharden, opdat Gods eigen volk gered kan worden. Want het hart van jhwh klopt voor wie hem vrezen.
Willien van Wieringen is neerlandicus en theoloog. Zij is werkzaam als docent Oude Testament en Hebreeuws aan de Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing in Utrecht.
Literatuur
• Harm van Grol, “Het hart van God, zetel van bewustzijn.” Schrift 46/4 (2014): 124-128.
• Cees den Heyer en Piet Schelling, Symbolen in de bijbel: Woorden en hun betekenis (Zoetermeer: Meinema, 2000).
• Ernst Jenni en Claus Westerman, Theologisches Handwörterbuch zum Alten Testament. (München/Zürich: Chr. Kaiser Verlag/Theologischer Verlag, 1984).
• Tamara Mewe, “Onderwijzende nieren: Over het behouden van betekenis in vertaling.” Met Andere Woorden 24/4 (2005): 3-10.
• Klaas Spronk en Archibald van Wieringen, De Bijbel theologisch: Hoofdlijnen en thema’s (Zoetermeer: Meinema, 2011).