Het Licht der wereld is verschenen
Epifanie (Jesaja 60:1-6, Psalmen 72, Efeziërs 3:1-12 en Matteüs 2:1-12)
Met alleen licht dat opgaat, ben je er nog niet. Er moet ook in geleefd worden om het te laten uitstralen.
David bezingt aan het einde van zijn leven, ondanks al zijn fouten en tekortkomingen, de Eeuwige als zijn Licht. Jesaja heeft goede hoop dat dat Licht zal schijnen over een herrijzend Jeruzalem en zal werken als een magneet voor omringende volken. In Betlehem, eeuwen later, zijn er representanten daarvan uit het Oosten, die sterrenlicht zien, maar met donkere wolken op de achtergrond. En decennia later brengt Paulus Christus als
het Licht van de wereld naar Efeze, een multiculturele havenstad, om vandaaruit verder de westerse wereld over te gaan.
Licht dat aantrekt
Enkele eeuwen na het optreden van de profeet Jesaja treedt na terugkeer uit de Babylonische ballingschap (587-537 v.Chr.) een naamloze profeet op in de lijn van Jesaja, die men daarom ‘Trito-Jesaja’ is gaan noemen. Hij zou Jesaja 56-66 hebben geschreven, terwijl er ook een ‘Deutero-Jesaja’ in het boek te onderscheiden is. Jesaja 60 is één lang gedicht, dat een nieuw Jeruzalem bezingt als hoopvol tegenwicht tegen de gevolgen van de problemen uit de voorbije jaren. Niet alleen moesten de tempel en de stad weer worden opgebouwd. Er waren ook wrijvingen tussen degenen die terugkeerden en de achtergebleven bevolking, en met de vreemdelingen die de hiaten hadden opgevuld en vreemde gebruiken hadden geïntroduceerd. Wat een zegen dan dat een profeet de boodschap mag brengen dat tegenstellingen zullen worden overwonnen, met de nadruk op het universele karakter van Jeruzalem als de plaats waar de liefde van de Eeuwige zich manifesteert voor iedereen. Zo is 60:1 al een oproep tot saamhorigheid.
In de drie eerste verzen spelen de begrippen ‘duisternis’ en ‘licht’ een belangrijke rol als verwijzing naar de actuele situatie en naar de toekomst, waarin Jeruzalem de plaats zal zijn vanwaar het Licht van de Eeuwige zal opgaan over alle volken. Licht dat in eerste instantie volken aantrekt waarmee oude banden bestaan, als ‘kinderen van Abraham’ (Genesis 25:1-6), en dat hen ertoe aanzet het meest eigene van zichzelf mee te brengen als geschenk. Hoog en laag, oud en jong stroomt toe. De vertaling dat ‘dochters op de heup worden meegedragen’ (60:4), roept een beeld op van dochters als kleine kinderen. Het woord dat met ‘heup’ wordt vertaald, betekent vooral ‘zijde’: deel dat onverbrekelijk verbonden is met het geheel. De Bibel in gerechter Sprache is misschien nog het meest correct met: ‘Deine Töchter werden sicher an deiner Seite sein.’
Licht in de duisternis
Meesterlijk hoe een kort verhaal als Matteüs 2:1-12 zo veel betekenis kan inhouden. Zoals de filosoof Ger Groot schrijft wanneer hij Jeroen Brouwers aanhaalt: ‘Waarheid ligt niet in werkelijk gebeurde feiten en gebeurtenissen, maar in de weergave, het verhaal en hoe het wordt verteld.’ Matteüs gebruikt er hier vooral tegenstellingen voor. Jeruzalem tegenover Betlehem, de stad van David. De magiërs die worden aangetrokken door een ster, tegenover de hogepriesters en schriftgeleerden die in het duister tasten en eerst de Schriften willen raadplegen. De oprechtheid van de wens van de magiërs om eer te bewijzen aan de pas geboren Koning tegenover het valse voornemen van Herodes, de zittende koning, marionet van de Romeinen. De pure vreugde van de magiërs bij het vinden van het Kindje tegenover het slinkse gedrag van Herodes, ingegeven door angst voor zijn eigen toekomst. En een hemelhoge ster die blijft staan boven een nederige plaats op aarde.
Matteüs is daarbij duidelijk geïnspireerd door Trito-Jesaja en andere schriftteksten, zoals Micha 5:1 en Numeri 24:17. Maar wie zijn toch die ‘magiërs’ (Gr.: magoi) ‘uit het Oosten’? Natuurlijk loopt Matteüs hier vooruit op Jezus’ zendingsopdracht voor de toekomst: ‘Ga en leer alle volken’ (Matteüs 28:19). Maar ook de situatie van zijn tijd zal een rol gespeeld hebben. Er waren strubbelingen tussen groepen onderling en opstand tegen de Romeinse bezetter met als gevolg de verwoesting van de stad en de tempel. Maar misschien refereert hij ook aan het verleden en representeren de magiërs de grootmachten, die eerder Israël hadden bezet en geknecht, zoals Assyriërs, Babyloniërs en Perzen. Of nog verder terug naar Ur waar Abraham vandaan kwam. Maar ook zij zullen het Licht zien, evenals het Romeinse Rijk, dat dan Israël nog in zijn greep heeft. Ook daar zal men Jezus’ weg leren kennen. Het Licht van een pasgeboren Kind zal stralen over alle grote wereldrijken en heersers.
Licht dat ons aanstoot
Het licht van de Romeinse keizer, die zichzelf de titel gaf van Sol invictus, ‘onoverwinnelijke zon’, zal langzaam uitdoven. Het Licht van de Eeuwige is blijvend geaard in een nieuwe ‘Plaats’: het Kind, aan wie alle volken eer zullen bewijzen. Dat zal echter niet zonder hindernissen gebeuren. Ook Paulus zal dat ervaren bij zijn pogingen het Licht uit te dragen naar de westelijke wereld. Worden in Jesaja 60 alleen goud en zilver als geschenken meegedragen, hier wordt veelzeggend ook mirre genoemd, dat gebruikt werd voor het balsemen van de lichamen van overledenen (Matteüs 26:12; Marcus 16:1).
Het is met de verspreiding van dit sterrenlicht niet alsof je een knopje indrukt en dat dan meteen alles baadt in het licht. Volgens de lezingen van deze zondag trekt het Licht een baan door de tijd: van Sion langs Betlehem. Over grenzen heen naar Efeze, en vandaar verder naar alle mensen die in Jezus de ware Koning zien en Hem oprechte eer willen bewijzen door Hem na te volgen in zorg voor onderdrukten en weerlozen, in liefde voor de naasten. Ook in onze tijd, gericht op eigenbelang, kapitaal en macht blijft het Licht ons daartoe uitdagen. En hoe meer wij op die uitdaging ingaan, hoe sterker dat Licht zal stralen.
Deze exegese is opgesteld door José Vos.