Het oordeel van de Mensenzoon
Bij Ezechiël 34:11-17 en Matteüs 25:31-46
Ezechiël 34 opent heilsprofetieën, die tot caput 38 overwegend aan de ballingen een positieve toekomstverwachting bieden. Het lot van de tien Jozefstammen (in 722 voor Christus weggevoerd), die verdampten in de gojim, zal Juda niet ten deel vallen, ondanks ook hun ballingschap en de verwoesting van de tempel. Israëls Herder zal de verstrooiing van zijn volk keren, de afgedwaalden terughalen uit alle plaatsen en volken waarheen zij verdreven zijn (Ez. 34,12). Hij zal rechtspreken over wie zijn kudde laten verhongeren en verwaarlozen.
De kern van het Eerste Testament is de gerechtigheid. Een goede herder zal opstaan en hen gaan weiden in hun eigen land. Hij zal ook binnen zijn kudde niet tolereren dat de sterken de zwakkeren uit eigenbelang wegstoten. Zijn gerechtigheid zal functioneren in hun onderlinge verhoudingen. Deze rechtspreker is geen scherprechter maar een rechtzetter, die ruimte schept voor allen om samen te leven, veilig en zonder angst (34,25). Zijn oordeel is toekomst scheppend en geen afrekening.
De Mensenzoon
In de bijbelse scheppingsvertelling gaat het er niet om dat alle mensen van Adam afstammen. Ha-’adam is de mens(heid), die de hoge roeping heeft waarachtig mens-zijn waar te maken. Ezechiël spreekt de verstrooide ballingen aan hun roeping weer te verstaan. Als doodsbeenderen ligt Israël op de vlakte van Babylon, maar de Godsman mag hen weer tevoorschijn roepen om naar het land van Jakob te gaan. Waar in de Schrift de Mensenzoon optreedt, wordt Israël weer hersteld. Voor Matteüs is Jezus de Mensenzoon. Jezus noemt zich niet de Messias, maar de Mensenzoon. Hij wil die Mensenzoon zijn, Hem ontmoeten wij in alle naasten-in-nood. In Matteüs 16,27-28 klinkt al iets door van het oordeel, de scheiding die Jezus maakt. Meetlat van die Richter is: betoonde barmhartigheid, aan wie dan ook. Wie Hem niet herkennen, maar wel zich inzetten voor degenen die lijden, nodigt Hij in het Koninkrijk van God (25,34), jood of niet-jood. Het gaat om harde feiten, om ethiek die door hen handen en voeten heeft gekregen. Zij zijn de rechtvaardigen, die daarvan geen boekhouding bijhouden. Jezus komt als Mensenzoon om namens God scheve verhoudingen recht te trekken, om mensen op te richten en weer op hun voeten te laten staan. In zijn leven is de Tora de meetlat die Hij voorleefde.
De voleinding is niet afschrikwekkend
Wij mensen zullen Goddank niet eeuwig tegen de draad in de komst van Gods Rijk op aarde traineren. De gelijkenis van de talenten, die aan onze perikoop voorafgaat, gaat niet over calvinistische werkijver, maar over de invulling van ons discipelschap. Voor wie Christus kent, is angst voor een hel absurd, het eeuwige vuur is nou net wat God niet wil. Daar kun je toch niet in geloven, dat heeft geen toekomst. Het beeld van de hel is er als waarschuwing, als accentuering van de ernst van wat er op het spel staat. Niet ná ons sterven, maar nu tijdens ons dagelijks leven.
De kerk belijdt de Verbondsgod en zijn koningschap, niet de hel en de verdoemenis. Een hel is het leven buiten de liefde van God, het is geen plaats. Het is de mens zelf die zich nú buiten het heil plaatst, telkens wanneer hij niet waar laat zijn dat hij Gods kleine bondgenoot mag zijn. Omdat de Eeuwige ook ons als niet-joden tegemoetkomt, komen wij mensen elkaar tegemoet en geven elkaar ruimte en toekomst. God kan mensen gebruiken van wie hun daden en keuzes tellen tot in zijn Rijk. Hij stelt vertrouwen in ons! Maar van iedere dienstweigeraar kan een trouwe dienaar worden gemaakt. Want Gods trouw is sterker dan onze ontrouw. De hel zit aan de binnenkant op de
grendel. Als de Heer zegt: ‘Gaat weg van Mij’, duidt dat op een afsnijden van de door Hem geïnspireerde geloofsgemeenschap, als hun eigen keuze.
Vertrouwen sluit angst uit
Het gaat in heel de Schrift om de keuze: leven in verbondenheid met God (en dat is een praktische manier van leven) óf je terugtrekken op jezelf, je eigen weg en waarden kiezen. De verhalen over het eindoordeel zijn menselijke, stamelende beeldtaal over Wie en wat groter is dan wijzelf. Maar zij roepen ons wel dagelijks op tot de goede keuze, in de tijd tussen nu en de doorbraak van Gods koningschap. De Bijbel denkt collectief en inclusief. Het heil is breder en ruimer dan wij kunnen denken. Er is een diepere werkelijkheid achter onze van God vervreemde wereld. Het verlorene wordt gezocht en gevonden, de Grote Ander geeft niet op wat Hij met mens en wereld vóórheeft. De dankbaarheid daarvoor laat geen plaats voor de mentaliteit die de anderen als concurrenten of bedreigers ziet. Geloofsvertrouwen houdt in: dat ook mijn leven voor de Eeuwige waardevol en in tel is. Zo serieus neemt Hij onze daden.