Het stil gebed onderaan de kansel
Wat bid je? Wat zegt dat over jezelf en de beleving van je taak?
Een voorganger bidt voorafgaand aan een kerkdienst een stil gebed; onderaan of ook wel op de kansel. Dat gebed is iets tussen hem/haar (vanaf nu zeg ik uit praktische overwegingen alleen nog hem – en God. Niemand in de gemeente weet wat de voorganger tot God zegt. Als gemeenteleden even kijken, zien ze soms iets aan zijn lichaamstaal. De ene voorganger staat met gebogen hoofd en schouders. Een enkeling knielt neer op de onderste trede van de preekstoeltrap. En weer een ander staat kaarsrecht met opgeheven hoofd te bidden. Lichaamstaal zegt ongetwijfeld iets van de inhoud van het gebed. Maar dan nog weten we niet wát er gebeden wordt. Ik vraag nu iedere voorganger die dit leest: wat bid jij voor de dienst? Dat gebed is een moment van God ontmoeten. Dat gebed is óók een spiegel van de domeesziel vlak voordat de dienst die hij mag leiden, aanvangt. Als een predikant dat erkent, kan hij zijn gebed ook zien als een aanleiding om te reflecteren over zichzelf. Waarom bidt iemand wat hij bidt? Wat zegt dat van hemzelf en de beleving van zijn taak?
Ik geef enkele suggesties. Iemand kan bidden: ‘Here in de hemel….
U bent heilig, ik onheilig. Wie ben ik dat ik als mens met onreine lippen Uw boodschap mag verkondigen?’
Geef mij de wijsheid om Uw Woord recht te bedienen, te troosten waar ik mag troosten, te vermanen waar nodig.’
Ik ben zo gespannen. Neemt U alstublieft mijn spanning weg.’
U kent mij. U weet dat ik zelf mijn twijfels heb. Ik geef ze nu even aan U, zodat de gemeente ondanks mij opgebouwd mag worden.’
Ik belijd u mijn zonden van de afgelopen week. Hoe kan ik nu voorganger zijn? U prikt erdoorheen. Ik schaam me voor mijzelf.’
Maak mij leeg van mijzelf en open voor U!’
Wat valt in deze zinssneden op? De voorganger voelt zich klein, gespannen, zondig, niet wijs genoeg. Dat is bescheiden. Intussen blijkt uit sommige gebedszinnen dat de voorganger niet al te veel zelfvertrouwen heeft. Iemand kan ook met of om meer gezond zelfvertrouwen bidden:
‘Here in de hemel…
Ik loof en prijs U dat we deze dienst mogen ontvangen. Ik dank U dat ik hieraan mijn bijdrage mag leveren. Geef vrucht op wat ik voorbereid heb!’
Ik geniet dat ik mag voorgaan. Wat wordt ik door U bevoorrecht! Bewaar me wel voor zelfoverschatting.’
Ik bid U om de moed een eenzijdige boodschap neer te zetten, zodat mensen verstoord en geraakt worden en Uw Geest iets nieuws kan opbouwen.’
Ik belijd U dat mijn spanning mensenvrees is. Leer mij om niet zo klein van mezelf te denken, niet zo bang voor het oordeel van mensen te zijn en meer op U en mijzelf te vertrouwen.’
Iemand kan ook de woorden ‘ik’ en ‘mij’ in zijn gebed beperken en gewoon gericht zijn op wat komen gaat.
‘Here in de hemel…
Spreekt U in deze dienst de aanwezigen aan. Hoor ons loven en bidden. Mag er echte communicatie op gang komen.’
Prachtig dat er mensen zijn. Prachtig dat Uw Geest er is. Laat deze dienst een ontmoeting mogen worden tussen hemel en aarde!’
Suggestie
Waarom bid je wat je bidt? Wat zegt dat van jezelf? En waar komt dan die kijk op jezelf vandaan? Hoe hinderlijk of stimulerend is het als je zó naar jezelf kijkt als de kerkdienst gaat beginnen? Welke visie op de dienst als geheel en de prediking in het bijzonder verraadt het kanselgebed? De twijfelende en aangevochten voorganger bidt anders dan de innerlijk rustige predikant. Die twijfel en aanvechting zijn niet per se geestelijk, maar misschien gewoon psychisch. Een nederig gebed van iemand met een minderwaardigheidsgevoel draagt soms bij aan meer rust op de kansel. Toch kan het werken aan het minderwaardigheidsgevoel en aan betere preekvaardigheden meer blijvende balans geven. Een onzekere bidder onderaan de kansel mag bidden dat God hem helpt. Hij kan ook leren zijn lat te laten zakken en de behoefte los te laten om de perfecte preek te leveren of de preek die door iedereen gewaardeerd wordt. Ook prekers moeten zich soms bekeren van een foute manier van denken (Rom.12:2).
Ik geef de bovenstaande voorbeeldzinnen weer als een typering van een heel gebed. Dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn, omdat iemand in één gebed verschillende gedachten kan uiten. Nederigheid en Godsvertrouwen en zelfvertrouwen kunnen samengaan.
Ik wil nog één ding onderstrepen. Bidden onderaan de preekstoel mag geen ijdel gebruik van de Naam van God zijn. Dat is het als iemand zich slecht heeft voorbereid en zijn gebrek aan inspanning wil laten compenseren door Gods Geest. Niet elke preek is even doordacht. Dat is soms overmacht. Als iemand echter structureel zijn preektaak verwaarloost, is het gebed ‘Here, leg mij Uw woorden in de mond’, goedkoop.
Wat bidt een dominee onder aan de preekstoel? Het slot van Psalm 19 is een kort en krachtig gebed: ‘Laten de woorden van mijn mond en de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn, o Here mijn Rots en mijn Verlosser!’
Is dat geen goede suggestie om aanstaande zondag te bidden?