I D Praktijken
Onderdeel van: Ontvouwen. Protestantse prediking in de praktijk
In dezelfde drie stappen als in de voorgaande paragrafen, namelijk 1. cultuur, 2. theologie en 3. spiritualiteit, bezien we nu een aantal praktijken van de prediking. Per onderdeel komen vervolgens aan de orde: een good practice die ontleend is aan literatuur of onderzoek, oefeningen die voortvloeien uit de voorgelegde theorievorming en een reflectieopdracht ter verdieping.
Cultuur
Good Practice
Onderstaand fragment laat zien hoe de prediker in zijn preek zich op een kritische wijze verhoudt tot de culturele context waarin de gemeente zich bevindt. Het fragment laat zien hoe tekst en context zich tot elkaar verhouden. De tekst duidt de context, en daagt die uit, en andersom. In de onderlinge wisselwerking ontstaat nieuwe betekenis.
Tekst van de preek: ‘Zoals wij nu de gestalte van de stoffelijke mens hebben, zo zullen we straks de gestalte van de hemelse mens hebben’ (1 Korintiërs 15:49).
Context van het preekfragment: De preek is gehouden na Pasen. In 1 Korintiërs 15 komt Paulus uit op de grote twee: Adam en Christus. We hebben onontkoombaar de print van Adam. Het goede nieuws is dat we na Pasen ook mogen weten de print van Christus te zullen dragen. Dat manifesteert zich bij brokstukken nu al.
Fragment: ‘We zijn van de eerste Mens die stoffelijk is en aards, en we willen dat weten ook. Misschien dat we nog nooit met zoveel kracht en overtuiging hebben gezegd dat we aards en stoffelijk zijn dan in onze tijd. Elk restje ziel of onsterfelijkheid is er wel uit geredeneerd. De mens is stof en moet niet denken meer te zijn. We gaan zelfs achter Adam terug en we bezien hoe wij uit het rijk van de dieren zijn voortgekomen: dat vertelt wie we zijn. We drukken de mens terug op zijn DNA, op zijn genen, op zijn driften. De mens is zijn brein, en we bedoelen ermee: een klomp vlees.
En nu proberen we aan de andere kant weer het maximale uit die stoffelijke mens te persen. Want dit is het, dit is alles, wij zijn alleen, er is alleen een eerste Adam en wij zijn z’n kinderen. Wie weet kunnen we de dood nog een keer te slim af zijn. Het vergankelijke door onszelf onvergankelijk gemaakt. Maar het is wel de oude Adam. En daarom is het ten diepste een treurige geschiedenis. Wat uit de aarde is, is aards. God zij dank is er daarom nog een ander verhaal te vertellen…’
Toelichting: Dat andere verhaal ontkent ‘verhaal 1’ niet, maar overtreft het oneindig… De ware humaniteit is verankerd in de opstanding van Christus.
Oefening
1. Zoek op internet een kerkdienst op – naar eigen keuze en voorkeur – en beluister/lees het gebed voor de schriftlezing(-en). Welke ‘visie’ op wat prediking is, licht uit dat gebed op? Of, dezelfde vraag vanuit de horende gemeente: wat mag/kan de gemeente verwachten op grond van waarvoor gebeden wordt?
2. Beluister/lees de preek met als luisterfocus de eerste twee genoemde kenmerken van de protestantse preek: viva vox evangelii, en deus dixit – deus dicet. Luister en analyseer met in je achterhoofd het citaat van De Kruijf.
Zie bij noot 32.
Reflectie
In de doperse traditie is een belangrijke stelling: ‘De gemeente is de eigenaar van de prediking.’ Ben je het daarmee eens? Waarom wel/niet?
Theologie
Good Practice
Tekst en context: Het gaat om een preek van Karl Barth op 27 december 1959 met het oog op de jaarwisseling, gehouden in de gevangenis in Basel naar aanleiding van de tekst Jesaja 54:10. Titel van de preek: ‘Der Herr dein Erbarmer’.
Fragment: ‘Meine lieben Brüder und Schwestern! Wie gerne würde ich euch jetzt ein gutes Wort sagen, das ein Jeder und eine Jede von euch verstehen und begreifen könnte und das euch nachher in eure Zellen und tröstlich und ermutigend ins neue Jahr begleiten würde. Aber mit den guten Worten, die von einem Menschen zu anderen Menschen gehen sollten und möchten, ist es so eine Sache. Sie haben es alle an sich, dass sie, wie es in dem Text, den wir eben gehört haben, von den Bergen und Hügeln heisst: weichen und fallen, aus dem Munde des einen Menschen wie ein Rauch und Schall hinüber zu den anderen und dort zum einen Ohr hinein, zum anderen wieder hinausgehen. Was sind dann gewesen? Was ist dann mit ihnen ausgerichtet? Und dan ist so, weil wir Menschen selbst, indem wir reden und hören, weichende und fallende, vergängliche Wesen sind. Nun, ich will versuchen, euch ein wenig zu erklären, was uns da von dem alten Propheten als Gottes Wort bezeugt wird, wobei ich aber wahrhaftig darum bitten muss – und ihr müsst auch darum bitten! – dass Gott selber das, was da gesagt ist, aufs neue auch zu uns sage, und so sage, dass wir es hören und begreifen dürfen und müssen.’
Toelichting: Barth contrasteert het mensenwoord met het goddelijk Woord maar verbindt ze met elkaar in de prediking.
Oefening
Reageer op de volgende stelling:
‘In een culturele context als de onze nu is, is een openbare eredienst waarin tegelijk het Heilig Avondmaal, het geheimenis van Woord en sacrament wordt gevierd, een onmogelijkheid geworden. Voor de concrete praktijk van de kerkdienst betekent dat dat wij in de seculiere, missionaire context van de toekomst sterker moeten durven differentiëren in meerdere “typen kerkdiensten” en daarbij passende prediking. Verschil in context vraagt om een diversificatie in preekregisters:
1. Prediking binnen de context van de gemeente die het heil viert: daar past de viering van de sacramenten en daar past de prediking voor ingewijden in de disciplina arcani gericht op individu én geloofsgemeenschap.
2. Prediking voor de gemeente met het oog op haar getuige zijn in een missionaire context: in deze meer dialogische, apologetische diensten past prediking met een veel meer toelichtend en inwijdend karakter, dialogisch en apologetisch en gericht op zoekers, gelovig, ongelovig in alle ambiguïteit.
3. Kerkelijk/ambtelijk (s-)preken in een specifiek missionaire context bij gelegenheidsdiensten zoals rouw en trouw, als presentie op scharniermomenten aansluitend bij de levensloop individuen en de kringen erom heen.
4. Spreken in publieke bijeenkomsten als vertegenwoordiger van de christelijke kerk waar de prediking een ritualistisch karakter kan dragen.’
Voor retorische genres en de impact op hoorders, zie de onderscheiding van Bob Reid in preken met een Teaching, Encouraging, Sage of Testifying Voice, waarbij Testifiyng en Teaching meer op het gemeenschappelijke en Encouraging en Sage meer op het individuele verstaan gericht zijn. Robert S. Reid, The Four Voices of Preaching. Connecting Purpose and Identity behind the pulpit. Grand Rapids, Michigan: Brazoss Press, 2006, 24.
Reflectie
Overweeg voor jezelf de volgende stelling en bepaal je positie. Wat is het waarheidsgehalte erin, wat zijn je kanttekeningen, en hoe maak je je afwegingen?
‘De preek hoort bij een voorbije periode van kerk-zijn, toen de mensen nog gewend waren naar betogen te luisteren. Als communicatiemiddel is de mondelinge monoloog niet meer van deze tijd. De preek heeft in een multimediale cultuur afgedaan.’
Spiritualiteit
Good Practice
Preekfragment: Persuasive. Did you ever hear him (John de Baptist) preach? It’s kind of frightening. Oh, not just the images he used. He did use some strong images. Ax at the root of the tree. God can raise up children of Abraham from these stones. The winnowing fork is in his hand. Wheat and chaff. Chaff is burned, save the wheat. Are you ready? Repent! (Pause.) It’s kind of, you know… But that’s not what was frightening about it. What’s frightening about listening to John preach is that he puts you in the presence of God. And that’s what everybody wants, and that’s what everybody doesn’t want.
Fred B. Craddock, ‘Have you ever heard John preach?’, in: Thomas G. Long, Cornelius Plantinga Jr. (eds.), A Chorus of Witnesses. Model Sermons for Today’s Preacher. Grand Rapids: William B. Eerdmans Publishing Company, 1994, 39.
Toelichting: De voorganger bouwt dialoog en spanning op in een preek die als een raamvertelling werkt en waarbij de vraag steeds dichter nadert tot de hoorders.
Oefening
Herlees nog eens de in dit hoofdstuk geciteerde passages van Firet, Luther, Calvijn, Schleiermacher en Barth, en beantwoord voor jezelf de volgende vragen:
1. Welke van de uitspraken spreekt jou op dit moment het meeste aan. Waarom?
2. Achter geciteerde uitspraken gaan theologische tradities schuil. Wanneer je die probeert te peilen, en je kijkt naar de kerkelijke context van de gemeente waarin je bent opgegroeid, of waarmee je nu meeleeft: op welke lijn zit die gemeente (bij benadering) als het gaat om haar visie op de prediking en de kerkdienst?
Reflectie
Lees en vergelijk de volgende twee quotes over de Christusrepresentatie, en schrijf een korte reflectie waarin je je eigen theologische keuze verantwoordt.
A. A. van Ruler: ‘In het ambt vindt representatie plaats, en dat is representatie van God. Het is God zelf die in het functionerende ambt present is te midden van de mensen, in zijn schepping. […] Voor het ambt in de christelijke kerk geldt dit alles in verhevigde mate. Daar vindt representatie plaats van God in Christus. De urgentie van de representatie wordt hier enorm opgevoerd. Het is de historische Christus, die in het heden gerepresenteerd moet worden. […] De representatie, de tegenwoordigstelling van Christus en daarom van het rijk van God geschiedt in en door en op de wijze van de prediking.’
A. A. van Ruler, Theologisch werk III, Nijkerk: Callenbach, 1971, 17. En: A.A. van Ruler, Reformatorische opmerkingen in de ontmoeting met Rome. Hilversum-Antwerpen: Uitgeverij Paul Brand, 1965, 161.
Rene van der Rijst: ‘Representatie diende in het verleden steeds om een ordening aan te brengen in de maatschappij, gebaseerd op een “hogere” of “diepere” orde én het diende tot bevrijding van de mens. Die twee hangen nauw samen: bevrijding is de bevrijding van het chaotische, ongeordende, het is bevrijding uit angst, onwetendheid of bijgeloof, opdat de mens zijn plaats inneemt in de ware, goede orde. Wanneer representaties losraken van de werkelijkheid die zij vertegenwoordigen, wordt dit problematisch: wat is de goede orde? Is er wel orde achter de chaos? Dit raakt ook preken: wat is het goede leven? Wanneer is het leven “in orde”? Ziet er een goddelijke orde achter het lijden en het kwaad? Heeft het lijden een oorzaak of reden, heeft het een doel?’(…) ‘In die situatie lijkt de ware representatie onbereikbaar: het ene beeld, de ene opvatting die door allen gedeeld wordt en die ook nog werkelijk bevrijdend is.’
R. van der Rijst, De uitzaaiing van het Woord. 2015, 55.