Menu

Premium

Identificatieproblemen

Bij Lucas 4,1-13

Het probleem met dit bekende verhaal is het gebrek aan identificatiemogelijkheden. Het is een gebeuren tussen de Geestgevulde Jezus en de diabolos. De leerlingen ontbreken, alsmede de zich verwonderende menigte. Zelfs Jezus’ tijdgenoten hadden het van horen zeggen. In Lucas 22,28 zijn de leerlingen er wél bij, maar daar staat toch: ‘Jullie zijn het, die steeds bij Mij gebleven zijn in mijn verzoekingen.’ Moeten we onszelf dan maar identificeren met Jezus? Ook dat lijkt Lucas niet te bedoelen.

Terwijl preken en meditaties over dit Schriftgedeelte soms uitblinken in de beschrijving van heftige emoties, is Lucas zelf merkwaardig sober: geen emoties, alleen drie keer een zakelijk antwoord vanuit de Schrift. Het is moeilijk om je in Jezus in te leven, ook omdat Hij tot twee keer toe ‘Gods Zoon’ heet – een unieke titel, die we alleen met een exegetisch slecht geweten op onszelf kunnen toepassen. Summa: het is een verhaal waar je niet ‘in’ komt.

Wat nut het ons?

Nu vragen we op z’n Heidelbergs: wat nut ons dit verhaal dan? Juist deze nutsvraag wordt gesteld bij de onnavolgbare daden van Jezus, zoals zijn opstanding en hemelvaart. Hier zijn wij, op morele verbetering gespitste protestanten, niet in de gelegenheid tot imitatie of navolging. We blijven vooralsnog op afstand, maar vragen naar het nut. Dat nut zie je over het hoofd als je Jezus te snel identificeert met je betere ik, dat soms tot minder leuke dingen geneigd is casu quo verleid wordt. Door de overhaaste toepassing ren je het evangelie voorbij: de almacht van de diabolos is stukgebroken op Christus, die hem weerstond. Mochten wijzelf ooit in verzoeking komen – ondanks onze bede ‘leid ons niet in verzoeking’ – dan is dit ons houvast.

De diabolos

Degene die de verzoekingen bewerkt, heet steeds diabolos; een gek, ambivalent woord. Want hoe vertaal je het? Het kan betekenen: uiteenwerper. Maar ook: dooreenwerper. Hij drijft een wig tussen wat bijeen hoort, zoals de Schepper en zijn schepsel; een heilloze scheiding. En hij vermengt wat van Godswege gescheiden is, zowaar scheppen scheiden is. Licht en duister worden vermengd tot tijdloze schemer, liefde en egoïsme tot ambivalentie. Alles wordt onduidelijk. En ja, als alles dan toch onduidelijk is… voilà, zo gooit hij tegelijk door elkaar en uit elkaar.

Wij krijgen met verzoekingen te maken, het kan niet missen. We bidden dat het niet zal gebeuren, maar zijn blij áls het gebeurt (Jak. 1,2). Blij, omdat Christus’ overwinning in die situaties duidelijk zal worden. Het baanbrekende nut van zijn verzoeking – zonder ons, voor ons – wordt daarin duidelijk. De in Christus van hun kracht beroofde verzoekingen zijn maar al te herkenbaar.

‘Een mens moet toch leven’

De eerste verzoeking is die van het brood (Luc. 4,2b-4). De verleiding is: eerst je eigen hachje veiligstellen, eerst de maag vullen, en dan geloven. Met een beroep op de noodzakelijke levensvoorwaarden wordt het geloof tussen haakjes gezet. Geloof wordt iets voor in de vrije tijd, een hobby die beoefend kan worden als aan de basale levensvoorwaarden voldaan is, ‘goddank’. Tja, en dan is het kwaad al geschied. Waarom denk je, dat in het Onze Vader de bede om ver geving volgt op die om brood? Wij worden schuldig in verband met het brood dat we onszelf toedelen, omdat we de hemelse Vader net zomin vertrouwen als onze naaste.

Macht als voorwaarde vooraf

Als ik me niet vergis, zijn we allemaal besmet met de gedachte: eerst aan de macht komen en vervolgens de macht ten goede inzetten. Is dat niet waar de verbeten strijd om de macht aan ontbrandt, ook in de kerk? Voordat we aan het goede toekomen, moet de kracht en de heerlijkheid veroverd worden – oftewel, door de diabolos geschonken worden. Op ons predikantengilde toegespitst: eerst zullen we de gunst moeten winnen (een subtiele vorm van macht), dan zullen we eerlijk worden (met mate uiteraard) over het evangelie.

Verzoeking van Schriftmisbruik

‘Elke ketter heeft zijn letter’, en de duivel ook. Als hij tot twee keer toe met de Schrift weerstaan is, grijpt hijzelf ook naar dit wapen en citeert Psalm 91. De verleiding om onszelf omlaag te gooien is vaak niet zo groot. Maar de verleiding om een tekst te zoeken bij wat we toch al van plan waren, is des te groter! Dan wordt de Schrift een grabbelton waaruit ieder ‘mooie teksten’ kan opdiepen. Het boek zégt dan niets meer, het is een database van illustraties en bon mots. Zo kan het gaan, en een dichtgetimmerde onfeilbaarheidsleer voorkomt in dezen niets. Elke letter is toch waar en onfeilbaar? Nou dan, er staat geschreven in Psalm zus en zoveel, kijk het zelf maar na… Daarom antwoordt Jezus niet nóg een keer met ‘er staat geschreven’. Dit keer heet het: ‘er is gezégd’. De Schrift en Degene die daarin zeggenschap heeft, zijn niet los van elkaar te zien. Dat te willen is een uiteenwerping van wat bijeen hoort.

Volgorde van de verzoekingen

Zoals bekend, hebben Matteüs (4,1-11) en Lucas de laatste twee verzoekingen andersom. Zo komt het dat bij Matteüs de verzoeking van de macht de ultieme verzoeking is, en bij Lucas die van het Schriftmisbruik. Het vorige hoofdstuk eindigde met een geslachtsregister, uitlopend op ‘Adam, den [zoon] van God’ (Luc. 3,38). In de tuin ontmoette deze Adam de eerste exegeet. Hij bleef niet staande toen deze een wig dreef tussen Spreker en gesprokene. De adam eschatos, zoals Paulus hem noemt, blijft wél staande. Ook wij blijven staande als we Hem in gedachten houden.

Bij Lucas 4:1-13

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken