II D Praktijken
Onderdeel van: Ontvouwen. Protestantse prediking in de praktijk
Cultuur
Good Practice
Op de zondag na Kerst heeft een commissie in je kerkelijke gemeente besloten om een ‘Popmuziek’ kerkdienst te houden. Men vraagt jou een korte overdenking te verzorgen met een eigentijdse popsong als thema. Hoe ga je te werk?
Als eerste verdiep je je opnieuw in de dilemma’s tussen cultuur en christendom zoals die onder andere door Niebuhr zijn geschetst. Ligt de boodschap van het evangelie in het verlengde van de popsongs, transformeert de prediking ze tot een ander niveau of vormen ze een contrast? Al naar gelang je visie hierop bepaal je een positie van waaruit je wilt werken.
Op internet zoek je naar lijsten van populaire muziek en tegen het einde van het jaar ook de Top 2000-lijst. Je bekijkt welke nummers andere kerken in hun diensten gebruiken. Het zijn veelal dezelfde nummers, vooral over liefde en over relaties. De voorbereidingsgroep komt met het nummer van John Lennon Imagine. Dat is opnieuw populair doordat het in het afgelopen jaar als counter-narrative bij een terroristische aanslag veel op de radio is geweest. Je voelt druk vanuit de commissie om dat lied te kiezen maar zelf voel je er niet veel voor om de mensen in de kerk voor te spiegelen dat een wereld zonder hemel Imagine there is no heaven en zonder religie and no religion too verkieslijk is. Niettemin ga je akkoord met dit lied als thema. Maar je voelt het dilemma al aankomen: waar de gemeente kiest voor een gevoelig lied dat vooral associaties van vrede in een barre wereld oproept zou jij het lied eigenlijk op grond van de tekst geheel theologisch verantwoord kapot kunnen analyseren. Je zou kunnen waarschuwen voor de gevaren van het focussen op ‘hemel’ en dat afdoen als valse ‘religie’, of op zijn minst als oppervlakkigheid. Daartegenover kun je het geloof in Christus plaatsen. Het nadeel hiervan is dat je polemisch begint en de mensen eerst afstand van de tekst moet laten nemen voordat ze die opnieuw en mogelijk verrijkt, maar mogelijk ook verarmd, kunnen horen. Je wilt echter ook recht doen aan het lied en dat voor zichzelf laten spreken. Daarom exegetiseer je zowel het lied alsook de gemeente: voor welk verlangen staat dit lied, waarom is het opeens zo populair terwijl het al tientallen jaren oud is en wat voor positieve hermeneutiek kun je hieraan verbinden? Het brengt je bij de grondtoon van het visionaire verlangen waar de samenleving behoefte aan heeft.
Daarmee raak je aan een thematiek vanuit de Schriften: de Openbaring van Johannes, waar Johannes in hoofdstuk 21 ook ‘droomt’ van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Je besluit hier iets mee te doen omdat deze tekst een eigen profetisch geluid heeft én omdat het de tekst is die veel bezoekers van de kerkdienst nog min of meer zullen kennen vanuit hun christelijke achtergrond of door het bijwonen van begrafenissen waar deze tekst klinkt. In dat licht kun je ook de gebrokenheid van de wereld, het leed en verlies van het afgelopen jaar een plaats geven. Thema’s als het verlangen naar eenheid, recht en broederschap komen op het uit het lied. In de Schriften zijn deze thema’s met Gods aanwezigheid verbonden.
Je neemt je voor: ik ga proberen om meerdimensionaal te preken, en niet de teksten tot op het bot te analyseren, maar vooral verlangen op te roepen. Voor velen zal het verlangen naar een betere wereld niet makkelijk verbonden worden met verlangen naar Gód. Misschien wordt het anders wanneer het verlangen naar een betere wereld gezien mag worden als het verlangen ván God. Je besluit om beide teksten in dezelfde ‘toonsoort’ te horen en oefent dat door de tekst van de Bijbel te lezen op de muziek van Lennon en de tekst van Lennon te horen als een eigentijdse profetie.
Oefening
Op grond van een aangereikte tekst voor de prediking:
1. Oriënteer je op de datum, situatie en gemeente waarin je gaat preken. Verzamel informatie over de gemeente als je die niet kent. Vraag je af wie de aanwezigen zijn op de bewuste zondag. Je bent immers niet alleen ‘woordvoerder’ van de tekst, maar evenzeer van de aanwezige gemeente. Weet je wat er onder hen leeft? Wat zullen deze mensen van de preek verwachten? Wat verlangen zij? Bedenk wat de context van de zondag is. Welke gebeurtenissen bepalen het nieuws? Waar zijn mensen – in het klein, in het groot – mee bezig?
2. Kleur het homiletisch veld (de driehoek met omgeving) in met je eigen waarnemingen en observaties ten aanzien van de concrete zondag en de concrete prediking op die zondag. In welke situatie, kerk, dienst, sfeer, teksten, tussen welke mensen etc. kom je terecht?
3. Lees de tekst op verschillende plaatsen, in verschillende contexten of lees heel bewust met de oren van verschillende mensen, bijvoorbeeld een veertienjarig meisje op het lbo, een achttienjarige student economie, een vijfenzeventigjarige vrijwilliger in de kerk, een dertigjarige gescheiden moeder met een baan in de zorg en twee kleine kinderen, een single man van vijftig met rugklachten en daarom in de WAO, en/of een echtpaar van achter in de zestig die elk jaar vier maanden met hun camper erop uitgaan.
4. Maak voor jezelf een associatielijstje bij de tekst, bij welke gedachten en gevoelens brengt de tekst jou? Probeer hier zo open en creatief mogelijk mee om te gaan, laat je gedachten de vrije loop. Noteer met het oog op de oefeningen in het vervolg de verschillende associaties op kleine systeemkaartjes. Gebruik voor ieder thema of elke gedachte een apart kaartje of maak alvast categorieën van kleurenkaartjes: geel voor info over de tekst, rood voor ethische associaties, geel voor bijbehorende anekdotes, blauw voor wilde ideeën enzovoort.
5. Lees de tekst voor aan iemand van binnen en/of buiten de gemeente en noteer de associaties die de tekst bij hem/haar oproept. Vraag door waarom iemand bepaalde beelden voor zich ziet of vragen heeft. Probeer erachter te komen waar een en ander vandaan komt en bepaal in hoeverre dat raakt aan existentiële lagen die bij meer mensen mogelijk geraakt worden.
6. Schrijf de tekst in ademeenheden uit of gebruik een vertaling waarbij de tekst op die manier afgedrukt is. Vergelijk digitale vertalingen.
Reflectie
Voor een dienst van Woord en Gebed bij een uitvaart bereid je een overdenking voor. De overledene – zesentachtig jaar geworden – was een eenvoudig gelovige vader van een behoorlijk groot gezin. Een aantal van zijn kinderen is heel intelligent en zij hebben het ver geschopt in het bedrijfsleven en in de wetenschap, maar zijn ook ver van het geloof van vader weg gegroeid. Vader hield van de liederen van Johannes de Heer. Vooral ‘Ik zie een poort wijd openstaan’ neuriede en zong hij graag. Moet je het opnemen in de liturgie of niet? ‘Onze vuile klederen zijn gewassen in het bloed van het Lam,’ zo getuigde hij. Lees je dat gedeelte uit Openbaring? Je aarzelt, maar dat voelt als verraad aan het geloof van de overledene. Of heb je zelf eigenlijk moeite met die voorstelling? Het zit je niet lekker.
– Beschrijf hoe je met deze casus om zult gaan.
– Maak een keuze voor een tekstgedeelte en een opzet voor de liturgie voor de viering bij de uitvaart. Bedenk daarbij: wie zijn de door de voorganger veronderstelde hoorders? Welke waarden-oriëntatie, en welke geloofsvragen, -vreugden en -verlangens veronderstelt de prediker, jij dus in dit geval?
Theologie
Good Practice
Op de tweede zondag van de veertigdagentijd, zondag ‘Reminiscere’, ga je voor in een reguliere zondagmorgendienst. De gemeente is gewend om het Oecumenisch Leesrooster te volgen, vanwege de opbouw van de veertigdagentijd, de verbinding met de wereldkerk en met hetgeen in de kinderwoorddienst aan de orde komt. In het dienstboek vind je dat op deze zondag in het A-jaar Mattheus 17:1-9, het verhaal van de verheerlijking op de berg, de evangelielezing is. Uit het OT staat Exodus 24:12-18 op het rooster, waar Mozes de berg opgaat om de Thora te ontvangen en uit de Brieven Filippenzen 3:1-9 waarin het gaat over het kennen van Christus als het hoogste goed in een polemiek over de besnijdenis.
Bij eerste lezing constateer je al dat het verbinden van de drie lezingen in één preek teveel verschillende thema’s oproept. Het thema van de besnijdenis laat je liggen, je besluit later nog of je wel of niet de brieflezing in de dienst opneemt. Het thema van de Godsopenbaring komt sterk naar voren uit Exodus en je beseft dat je Matteüs niet kunt lezen zonder deze lezing op te roepen. Je oriëntatie van de Wirkungsgeschichte van de tekst uit Matteüs juist op deze zondag maakt dat je attent wordt op de dynamiek van de zondagen in de veertigdagentijd: een afwisseling van geloof en twijfel, van overwinning van de macht van het kwade en de vooruitblik op de overwinning van de verrezen Heer. Waar je in je eerste oriëntatie vooral gestuit was op het karakter van Petrus die het gelukzalige moment wil vasthouden, besef je nu dat dat wel een invalshoek van de preek kan zijn maar dat de kern toch echt ligt in hetgeen Matteüs hier getuigt aangaande de Christus. Dat wordt hoe dan ook de kern van de preek en je besluit om je verder te verdiepen in de christologie bij Matteüs.
Oefening
Hoe kies je een tekst? Je kunt besluiten om het Oecumenisch Leesrooster van de Raad van Kerken te volgen. Daar is veel materiaal bij beschikbaar. Maar let op: geef jezelf voldoende tijd om vertrouwd te raken met een tekst en je eigen gedachten te vormen voordat je je helemaal laat bepalen door materiaal van buitenaf. Je kunt ook kiezen voor een thema, bijvoorbeeld ‘vrede’. Denk eventueel ook aan contrasterende lezingen, dat maakt het horen al spannend en meerdimensionaal. Lectio continua is ook een goede protestantse gewoonte: achtereenvolgende diensten over één bijbelboek, bijvoorbeeld een serie over het Hooglied of vier preken over het boekje Jona.
1. Maak je keuze voor de tekst voor de preek.
2. Besluit waar de tekst begint en eindigt, kies een ‘logische’ perikoop of afgerond geheel en baken daarmee duidelijk af wat je wilt lezen in de samenkomst.
3. Leid de tekst eventueel kort in, zonder te veel te interpreteren of vooruit te lopen op hetgeen gehoord gaat worden. De mensen mogen immers zelf luisteren en interpreteren. Dus: ‘het volk is in ballingschap’ of: ‘Jezus is op weg naar Jeruzalem’, volstaat meestal.
4. Bereid je voor op een groepsbijeenkomst met gemeenteleden ter voorbereiding van de preek. Leid en structureer het gesprek met de gemeente, verdiep het gesprek met theologische of andere informatie en vat aan het eind samen bij welke vragen of thema’s jullie zijn uitgekomen. Verwerk deze eventueel in de te maken doelstelling van de overweging.
Reflectie
Je wordt bij een familie geroepen in verband met een overlijden. Het gaat om de voorbereiding van de uitvaartdienst. De overleden moeder van het gezin was kerkelijk meelevend maar ‘de laatste jaren zijn er wel wat dingen gaan schuiven in mijn geloof’, zei zij nog onlangs tegen jou tijdens een pastoraal gesprek. Zij doelde op het geloof in de opstanding van de doden. ‘Ik geloof zeker dat er een vorm van voortbestaan is bij God. Maar ik kan het me niet meer zo concreet voorstellen zoals ik dat vroeger wel kon: dat wij allen voor de rechterstoel van God moeten verschijnen, en een lichamelijke opstanding. Nu ja – ik laat het maar aan God over.’ Er ontstaat een gesprek met de kinderen hierover. De zoon is er snel klaar mee: ‘Dat kun je toch echt niet meer geloven, dominee.’ De dochter denkt daar anders over. ‘Er is toch wel iets als een spirituele werkelijkheid waar wij allemaal in opgaan?’ Zij vindt het ook ‘een mooie gedachte dat moeder ergens daar is, om ons heen’. In dat verband zou ze het mooi vinden als de kleinkinderen (in de leeftijd van acht tot veertien jaar) bij het graf zonnebloemen op de kist gooien. De kleinste kleinkinderen kunnen dan een ballon met een tekening voor oma oplaten.
Hoe zou je handelen in deze casus? Welke theologische vragen staan op het spel? Welke symboliek kan daarbij ondersteunend werken?
Spiritualiteit
Good Practice
– Ga na welke prediker(s) in je eigen biografie een rol gespeeld hebben en in welk van de typen predikers deze past/passen. Ga bij jezelf na met welk type je het meeste affiniteit hebt en welk type verder van je afstaat of zelfs irritatie oproept. Bedenk welk type prediking een door jouzelf gekozen of uit het leesrooster je aangereikte tekst als eerste zou oproepen. Mediteer hierover vanuit de vraag waar jijzelf en de tekst mogelijk verschillende wegen gaan.
– Lees iedere week een preek of meditatie van één van je favoriete predikers of theologen vanaf internet of uit een bundel. Kies ten minste iedere maand een andere prediker. Noteer telkens welke essentiële levens- en/of geloofswaarden uit de preek naar voren komen.
Oefening
Deze oefeningen betreffen een preekvoorbereiding voor een gewone zondagmorgendienst. Het gedeelte is je aangereikt.
1. Lees zelf eerst het hele hoofdstuk, eventueel het hele bijbelboek of alles wat van belang is om een beeld te vormen van de tekst in de context waarin die in de Bijbel staat. Ten slotte: lees de aangegeven tekst aandachtig door in een door jou gekozen vertaling. Welke sfeer ademt deze tekst?
2. Beschrijf zo zorgvuldig mogelijk wat het bij je oproept. Let op: in deze fase gaat het echt om een zogenaamde naïeve lezing: lees zoveel mogelijk vanuit een open en ontvankelijke houding.
3. Lees de tekst, hardop, minimaal vier minuten door. Zet een alarm zodat je niet op de tijd hoeft te letten. Houd bij het lezen je oren met je vingers dicht. Als je aan het einde bent begin je weer opnieuw. Zodra je de draad kwijtraakt, begin je weer op het punt waarop je afdwaalde. Na afloop van de tijd schrijf je voor jezelf op wat je is opgevallen aan de tekst. Let daarbij in het bijzonder op momenten dat je extra geboeid werd of juist afdwaalde. Stel jezelf vragen als: wat klinkt er nieuw? Wat raakt mij? Waar voel ik ergernis, sympathie, etc.? Welke vragen krijg ik bij de tekst? Op welke wijze is de tekst voor mij al dan niet verbonden met God, met het spreken van God?
Deze oefening komt uit de contemplatieve traditie. Horen van de tekst via een ‘uiterlijke’ en/of een ‘innerlijke’ stem brengt andere snaren in beweging dan het lezen van de tekst.
4. Lees de tekst en maak twee kolommen waarin je noteert: herkenning en vervreemding. ofwel: vriend en vreemde. Wat roept de tekst op aan herkenning, instemming, bevestiging en associaties die je kunt verbinden met ervaringen van deze tijd? In de andere kolom: wat roept de tekst op aan vervreemding, ergernis, vragen en verwarring? Vergelijk met een medestudent. Omcirkel de punten waarvan je zeker weet: daar wil ik iets mee in de preek en noteer welke informatie je al studerend moet uitzoeken.
Reflectie
De reflectie betreft hetzelfde gedeelte als bij de oefeningen.
– Bedenk steeds dat vanuit de tekst een notwendiges Wort gevonden moet worden om in staat te zijn de tekst op spanning te brengen met de situatie van vandaag. Je kunt ook met Ernst Lange denken aan het Gebot der Stunde. Dat kun je alleen oproepen als je iets concreets in gedachten hebt. Dus hoe concreter en specifieker je bij bovenstaande vragen en oefeningen mogelijke interpretaties en ideeën verzamelt, hoe beter je straks weet waar het wel en niet over moet gaan.
– Bedenk dus welk notwendiges Wort bij de lezing van deze zondag hoort.