Menu

Premium

II – Oriënteren

Onderdeel van: Ontvouwen. Protestantse prediking in de praktijk

Alles wat denkbaar is

Alles wat denkbaar is fladdert en flitst.

Geen la om het in op te slaan

laat staan sorteren. Wij zoeken

toevlucht in wat al gevangen,

gedresseerd: boek, film, toneel,

elk getemd deel van fladderend

flitsgeheel.

Judith Herzberg

Uit: Judith Herzberg, Staalkaart. Amsterdam: De Harmonie, 2001.

Hoe kom je tot een preek?

Hoe kom je tot een preek voor een protestants-christelijke gemeente in een netwerksamenleving, zoals in hoofdstuk I geschetst? We realiseren ons dat een preek het resultaat is van een meerdimensionaal, creatief proces op drie velden in voortdurende interactie tussen wat zich op die drie velden afspeelt: het veld van de tekst, het veld van de hoorders en het veld van de prediker. En dat dus in de context van de netwerksamenleving, die zelf voortdurend in beweging is.

De genoemde velden of werelden

Grözinger spreekt over die ‘Drei Welten der Predigt’, de wereld van de bijbeltekst, de wereld van de hoorders en de wereld van de prediker. Daarbij verwijst ‘Welt’ naar de communicatieve context die op al deze punten meekomt. Tekst in context, hoorder in context en prediker in context gaan een dynamisch proces aan. In dat hermeneutisch proces komt de preek tot stand. Vgl. A. Grözinger, Homiletik (=Lehrbuch Praktische Theologie 2), Gütersloh: Gütersloher Verlagshaus, 2008, 99.

laten zich kennen als:

  • De wereld van de bijbeltekst. Dit betreft de tekst(en) zoals die zijn overgeleverd in taal en traditie. De tekst resoneert in het geheel van de Schriften, in de theologische en belijdende traditie van de kerkgeschiedenis, in de spiritualiteit van de gemeente en in de reminiscenties aan de Bijbel zoals die voorkomen in culturele uitingsvormen van bijvoorbeeld kunst, muziek en literatuur.

  • De wereld van de hoorders. Dit zijn de hoorders in hun individualiteit en in hun pluraliteit, in hun diversiteit en met hun culturele, maatschappelijke, kerkelijke en spirituele contexten.

  • De wereld van de prediker. De prediker is als persoon zelf een instrument in het horen van het Woord en als hoorder te midden van de hoorders is zij instrument voor de hoorders in hun context. Zij is geroepen het gehoorde te verwerken, opnieuw te vertolken en tot klinken te brengen in het ambt van de Dienst van het Woord. Dit raakt op een fundamentele manier aan de eigen biografie en het persoonlijk aangesproken zijn in de eigen spiritualiteit.

Homiletische driehoek

De drie werelden van tekst, hoorders en prediker vormen ten opzichte van elkaar een communicatief spanningsveld. We kunnen dat visualiseren door ze als de hoeken van een driehoek ten opzichte van elkaar te plaatsen, de zogeheten homiletische driehoek.

De preek is de schriftelijke neerslag van het hermeneutisch proces van voorbereiding en van componeren in de ontmoeting met deze drie werelden. Maar die schriftelijke neerslag is nog niet de preek. Prediking wordt de uitgeschreven preektekst pas in het kader van de liturgie van de samengekomen gemeente van Christus op de zondag.

M. Josuttis, Der Weg in das Leben. Eine Einführung in den Gottesdienst auf verhaltener wissenschaftlicher Grundlage. München: Kaiser Verlag, 1991, 171v: ‘Was Predigt ist und was in der Predigt geschieht, wird durch den Gottesdienst definiert. (…) Eine Predigt ist eine Predigt, weil und sofern sie im Gottesdienst laut wird.’

De interactie tussen prediker en gemeente, tussen wat gezegd wordt en hoe het ontvangen en toegeëigend wordt, maakt de voorbereide tekst tot preek. Dat gebeurt in de kerkdienst. En dat heeft alles te maken met de beweging van de liturgie, met de wijze waarop de liturgie de preek ‘draagt’ en inbedding geeft.

Datzelfde geldt voor het proces van voorbereiding. Bovengenoemd hermeneutisch proces binnen deze homiletische driehoek vindt plaats binnen de christelijke gemeente, de kerk, en met het oog op de christelijke gemeente. Daarom is de homiletische driehoek ingekaderd in de ruimte van de liturgie. We kunnen ook zeggen: in de ruimte van de samengekomen gemeente, de ruimte waar de Geest werkt.

Bij elke preekvoorbereiding bewegen we ons in de spanningsvelden van deze drie werelden, en dat weer binnen de context van de liturgie van de gemeente en de context van kerk en wereld. Theologisch gezien vooronderstellen wij daarbij dat de werking van God door de Heilige Geest zich in de volle dynamiek van dit spanningsveld realiseert. In de interactie manifesteert de Geest zich op relationele wijze. Het hele voorbereidingsproces van de prediker in relatie tot de tekst en zijn of haar hoorders wordt daardoor gekleurd. Ook bij het ambacht in de studeerkamer werken wij in de context van het christelijk geloof. ‘In de werkplaats’

Zo spreekt Miskotte over de studeerkamer wanneer daar de Schriften worden bestudeerd met het oog op de prediking. Zie verder noot 35.

spreekt de Bijbel bij de preekvoorbereiding met ander gezag dan welk ander boek ook. De Bijbel is in de studeerkamer van de prediker óók een literair werk, dat hij bestudeert via de regels van het ambacht, waartoe hij geschoold is. Maar tegelijkertijd is die bijbeltekst méér dan literaire tekst. In de studeerkamer wil zij gehoord worden als getuigenis van de openbaring, als woord over God, en meer nog: als Woord ván God. De prediker zoekt naar het evangelie, naar ‘Waarheid’. Hij zoekt de aanspraak van (het) heil in de tekst. In de studeerkamer wordt daarom gestudeerd én gebeden; daar wordt ontvankelijk geluisterd, in de verwachting van en de hoop op een ‘woord dat tot ons komt’.

En de hoorders? Zij zijn in de studeerkamer virtueel aanwezig, als gelovig, ongelovig, kleingelovig, zoekend, verlangend, kerkelijk, niet-kerkelijk, jong, oud, binnen de context van de gemeente en in het ruimere krachtenveld van de Geest, dat wil zeggen: zij zijn daar als mensen ‘van God’.

En de prediker? Voor hem en haar geldt op zijn/haar beurt dat zij enerzijds die man of vrouw ‘uit het stof verrezen’

‘Uit het stof verrezen’, voegen we hier een keer toe met de vaak geciteerde uitspraak van Calvijn. Zie J. Calvijn, Institutie IV.III.1.: ‘homuncio quispiam ex pulvere emersus’. In die paragraaf benadrukt Calvijn de nederigheid van de drager van het ambt. Ambt is immers dienst, en ambtsdragers – ook de dienaren van het Woord – zijn ‘onnutte dienstknechten’, en zijn in niets meer dan de andere leden van de gemeente, ja zelfs vaak de mindere. Dat is de ene kant. Aan de andere kant legt Calvijn een zwaar accent op de waardigheid van het ambt. Hij noemt hen ergens anders in Boek IV ‘meesters’, die ‘het ambt der engelen’ (namelijk: boodschapper van God zijn) vervullen (IV.I.5).

zijn, één uit het midden van de gemeente, niet meer dan anderen. Tegelijkertijd is de prediker degene aan wie is toevertrouwd om tot de gemeente het woord te richten als ‘Woord over of zelfs ván God’. Zijn of haar woorden krijgen op de kansel een ander gewicht door de context van de liturgie. In een preek zijn de woorden van de prediker niet alleen zijn mening of haar visie, maar ‘getuigenis in geest en waarheid’. Dit besef raakt ook de preekvoorbereiding.

Preekvoorbereiding is bij uitstek zo’n moment waar wetenschap en vroomheid elkaar ontmoeten en bevragen. In de liturgie wil de tekst vervolgens niet anders dan zo gehoord en vertolkt worden: als Waarheid die ons aangaat, als Woord dat ons aanspreekt, als openbaring. Dat wil zeggen als een licht dat ons opgaat, een Stem die ons op weg roept, een Weg die ons gewezen wordt, duiding van ons bestaan en geestelijke begeleiding in onbekende gebieden van de ziel. We kunnen het ook samenvatten met een klassieke uitdrukking: als enige troost in leven en sterven.

Daarom staat het voorbereidingsproces binnen de homiletische driehoek in het krachtenveld van de Geest die werkt in de gemeente en in de schepping, en die ons altijd vóór is bij onze ontmoeting met de tekst en met de hoorders.

Preken in soorten

In het voorbereidingsproces gaat het stapsgewijs steeds om het hermeneutisch proces zoals hierboven in beeld gebracht is. Dit proces is in essentie steeds hetzelfde, of het nu gaat om een reguliere zondagmorgendienst of een dienst in een bijzondere, missionaire of andere specifieke situatie. Die context – moment, plaats en gelegenheid – bepaalt mede hoe een specifieke tekst bij een specifieke hoorder door déze prediker gesproken, overkomt.

In die verschillende contexten ontstaan verschillende soorten prediking ofwel gestalten van de concrete preek. Dit zien we al in de Bijbel zelf. Zoals in het Nieuwe Testament verschillende werkwoorden in omloop zijn om het verschijnsel van prediking te kwalificeren, zo onderscheiden we in de homiletiek vanouds vijf typen van prediking. Elk type prediking brengt zijn eigen rol mee voor de prediker.

Die noemen we hier kort. Onder II.C komen we uitvoerig terug op de verschillende rollen van de prediker.

Wij kiezen voor de getuige als overkoepelend beeld voor de prediker.

Vgl. Thomas Long, The Witness of Preaching. Louisville: Westminster John Knox Press, 2005, 18-50, met name 45vv.

In het spoor van de apostelen zijn de predikers gezonden om te getuigen van de Opgestane Christus. Daarin doen hun eigen persoonlijkheid en ervaringen ten volle mee. Deze rol als getuige blijft de grondtoon, ook als de prediker een breder homiletisch repertoire inzet, zoals verwoord in aanvullende – op bijbelse prediking gefundeerde – metaforen:

  • Prediking als kerygma: de verkondiging van heil en gericht. De bijbehorende dominante rol of het beeld van de prediker is de heraut.

    Model staat hiervoor Johannes de Doper en zijn prediking. Het eigene van zijn rol is iconisch verbeeld in de naar de gekruisigde Christus wijzende gestalte van de Doper op het Isenheimer altaar in Colmar. ‘Zie het Lam van God dat de zonden der wereld wegdraagt’(Joh. 1:36).

  • Prediking als homilie: de conversatie, een dialoog, gericht op een procesmatige toe-eigening en doorwerking van de preek in het leven. De bijbehorende dominante rol of het beeld van de prediker is de gesprekspartner.

    Model hiervoor staat Paulus’ optreden tijdens zijn zendingsreizen in de synagogen in de plaatsen waar hij komt. Hij dialogiseert met de Joden over Jezus als de Messias. Die dialoog is tegelijk getuigenis. Vgl. Hand. 13:13vv., 17:17, 18:4-5.

  • Prediking als didachè: het onderricht, de onderwijzing in de kennis van de goede leer en de inwijding in het mysterie van het heil en het goede leven. De bijbehorende dominante rol of het beeld van de prediker is de leraar of de mystagoog.

    Leren of onderricht geven is tegelijk inwijden, binnenleiden in het geheim van het leven coram deo. Model hiervoor staat de eerste Petrusbrief: vrucht van dooponderwijs en tegelijk inwijding in het leven van de gedoopte. Zie ook I Tim. 3:16 als een vrucht van ‘catechese’: een korte lofzegging als vrucht van onderricht.

  • Prediking als marturia: het getuigenis, de verwijzing naar de persoonlijke ervaring, het persoonlijk instaan voor het verhaal met als mogelijke consequentie het martelaarschap. De bijbehorende dominante rol of het beeld van de prediker is de getuige.

    Christus zelf staat model voor de getuige die de goede belijdenis beleden heeft voor Pontius Pilatus (I Tim. 6:13-14). Vooral in het boek Openbaring vinden we vele verwijzingen naar het getuige-zijn in deze specifieke betekenis van marturia. Vgl. o.a. 12:11; 12:17; 17:6. Zie ook Hebr. 12:1vv.

  • Prediking als paraklesis: vertroosting én vermaning. Het gaat om bemoediging en troost, maar ook om waarschuwing. De paraklesis functioneert als een pastoraal bewogen oproep waarbij levenspraktijk en ethiek een belangrijke rol spelen. De bijbehorende dominante rol of het beeld van de prediker omvat dan ook zowel de pastor als de profeet.

    De Brieven van Paulus staan hiervoor model. Die betreffen feitelijk concretiseringen van wat Jezus zegt in de belofte van de Geest die in alle waarheid leiden zal (Johannes 16:12-15). De paracletische gedeelten lopen vaak uit op een stuk levensonderricht of paranese. Een mooi voorbeeld daarvan is Efeze 5 tegen de achtergrond van de eerdere hoofdstukken 3 en 4, en vooral 4:17-32.

Alle vijf typen zijn steeds de resultanten van het hermeneutisch proces van voorbereiding. Dat proces leidt gaandeweg vanzelf tot de keuze voor één van deze typen van prediking.

Zie over dit laatste nader hoofdstuk III.B

Tekstkeuze: rooster – lectio continua – vrije keuze

Uiteraard begint alles met de keuze van de tekst, en de afbakening. De tekst kan worden aangereikt vanuit een in breder perspectief gekozen lezingenserie, een oecumenisch of ander leesrooster ofwel vanuit incidentele keuze waarbij de voorganger afgaat op eigen studie, gesignaleerde actualiteit of voorkeur en vragen en thema’s vanuit de gemeente of de instelling en vanuit de bredere context van cultuur en samenleving. Het is niet om het even welke praktijk prediker en gemeente in deze volgen. Elk van de drie praktijken is de weerslag van een visie op de verhouding van Bijbel, kerkdienst (prediking) en gemeenteopbouw.

Bij de prediking volgens het oecumenisch leesrooster ligt het primaat bij de weg van de liturgie. De gemeente voegt zich spiritueel in de cyclus van het kerkelijk jaar en daarmee in de brede katholieke leestraditie van de kerk van alle tijden en plaatsen. De prediking is daaraan dienstbaar.

Voor verdere informatie ten aanzien van leesroosters: zie Dienstboek, een proeve. Toelichting paragraaf IV, p. 901-906, en www.raadvankerken.nl. Discussies rondom het gebruik van leesroosters zijn te vinden in bijvoorbeeld E.A.O.M. Henau, F.G. Immink, J.H. van der Laan (red.), Leesrooster, stapsteen of struikelblok? In: Praktische Theologie, jaargang 22 (1995), nr. 4, Zwolle: Waanders. Recenter: G.H. van Kooten, Het Oecumenisch Leesrooster (1977-2010): Geschiedenis, filosofie en impact. (=Netherlands Studies in Ritual and Liturgy 6 ) Groningen / Tilburg: Instituut voor Liturgiewetenschap RuG/ Liturgisch Instituut, 2007. Jaap H. van der Laan ontwikkelde met het oog op de catechese van de gemeente Elementaire bijbellezingen. Nieuw leesrooster voor de eredienst. Zoetermeer: Meinema 2004.

Bij de prediking volgens de lectio continua ligt het primaat bij de bijbelse theologie. In zekere zin is deze praktijk het sterkst gerelateerd aan de inzet van de Reformatie, die duidelijke reserves had bij de gegroeide praktijk van het perikopenstelsel, dat wil zeggen het leesrooster. Alle woord van de Schriften is van God gegeven, en kan dus in de uitleg en toepassing Woord van God worden. Van Calvijn is bekend dat hij hele bijbelboeken doorpreekte.

Bij de prediking op grond van vrije tekstkeuze ligt het primaat bij de – pastorale – context van de gemeente. Toegespitst kunnen we zeggen dat waar bij de prediking volgens leesrooster de kerk met haar liturgie centraal staat, en bij de lectio continua de Schriften centraal staan, bij de vrije tekstkeuze de prediker in diens ambt.

Uiteraard geldt ook hier dat deze praktijken elkaar niet op een rigide wijze hoeven uit te sluiten. Bij de prediking bij de casualia geldt überhaupt vrije tekstkeuze, op grond van overleg met doopouders, of bij een uitvaart met de familie van de overledene. De pastorale praktijk kan ook de lectio continua doorbreken of de gang van het rooster. En omgekeerd kan de vrije tekstkeuze gecorrigeerd worden door het kerkelijk jaar of de lectio continua in een daarvoor geëigende periode.

Hoe begin je?

Dan volgen oriëntatie en verzameling. De eerste stap in het proces van voorbereiding is waarnemen, kijken, luisteren en noteren. Dat vraagt om een ontvankelijke houding. Wie zich oriënteert in een nieuw gebied kijkt rond, neemt de omgeving in zich op, proeft de sfeer, luistert en registreert. Onvermijdelijk is deze registratie ook al interpretatie. Iets valt je op omdat het op een bepaalde manier aanhaakt bij waar je mee bezig bent. Zeker bij een eigen tekstkeuze, bijvoorbeeld naar aanleiding van de (pastorale, of politieke) actualiteit, komt al heel veel interpretatie mee. De preekvoorbereiding begint echter met zo open mogelijk waar te nemen, waarbij we methodisch bewust proberen de interpretatiefase nog zoveel mogelijk uit te stellen zodat je verrast kunt worden. Deze eerste stap is dus allereerst een oefening in ontvankelijkheid.

We doen deze oefening in ontvankelijkheid binnen de homiletische driehoek. We laten het gebeuren en voeden het bewust in de interactie van de drie velden.

De tekst horen, die eventueel hardop lezen of laten voorlezen. Ontvangen wat er tot je komt. Dat is de eerste stap en deze tekent de houding van de prediker: hij of zij is allereerst hoorder en ontvanger samen met de gemeente. Pas na het eerste horen door de prediker volgt de tweede lezing, de lezing in de grondtekst, met de exegetische hulpmiddelen.

Wij horen in deze tweede lezing vervolgens ook bewust met de oren en vanuit het perspectief van de hoorder(s). We oefenen ons in het inleven in de perspectieven van verschillende hoorders. Wat horen hoorders in de tekst? Wat gebeurt er bij/in hen? Het kan veel opleveren wanneer we het aan henzelf vragen, bijvoorbeeld in een catechesegroep, bij een huisbezoek of georganiseerd in een preekvoorbereidingsgroep. Als hoorder-onder-de-hoorders

Vgl. G.D.J. Dingemans, Als hoorder onder de hoorders. Een hermeneutische homiletiek. Kampen: Kok, 1995, 50. ‘De preek is dat element van de kerkdienst, waarin de predikant als hoorder onder de hoorders – door middel van een uitleg, dramatisering en toepassing van de Schrift in haar velerlei gestalten en bewegingen – aan de kerkgangers hulp tracht te bieden bij hun eigen communicatie met de bijbel en het evangelie en daarachter aan hun communicatie met God.’

dien je het hoorders-belang. De prediker is advocaat van de hoorders, herkent hun belangen, specifiek van degenen die in tekst of context gemarginaliseerd worden.

Mary Donovan Turner en Mary Lin Hudson pleiten ervoor dat de prediking stem geeft aan degenen die in theologie en samenleving tot zwijgen worden gebracht, in: Saved from Silence. Finding Women’s Voice in Preaching. Missouri: Chalice Press, 1999.

Daarmee is deze waarneming niet alleen iets toevalligs maar methodisch van belang. Zo kun je de tekst van de komende zondag op verschillende locaties lezen om te proeven wat de context doet met het verstaan van de tekst.

Ten slotte oefenen wij ons als prediker in zelf goed horen, vanuit eigen perspectieven, waarnemingen, verlangens, irritaties. Vanuit dat samenspel van tekst en hoorders ga je je eigen waarnemingen en aandachtspunten met het oog op de prediking – en de liturgie! – als prediker noteren. Waar liggen kansen en vragen met het oog op de verkondiging?

De homiletische communicatie komt binnen dit geschetste spanningsveld op gang. We bezien de oriëntatiefase nauwkeuriger vanuit de volgende invalshoeken:

– het blikveld van de cultuur, waarbij we vooral de hoorders in beeld hebben;

– de theologie, waarin we vooral de tekst in beeld hebben;

– de spiritualiteit, waarin we vooral de prediker in beeld hebben.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken