Menu

Premium

In Christus gaat een wereld voor ons open

Bij Kolossenzen 2,6-19

Veel predikers voelen zich verplicht tot het verstrekken van allerlei achtergrondinformatie, wanneer ze vanuit een brief preken. ‘Nu moet u weten, dat in veel mysterie-religies – religies die heel elitair gericht waren op inwijding in geheimen – van die tijd een soortgelijk taalgebruik werd gehanteerd.’ ‘Kolosse was, zoals meerdere verzen lijken te suggereren, in die tijd een belangrijk centum van proto-gnostische gedachtenvorming. Dit verklaart waarom Paulus…’ enzovoort, enzovoort.

Wat dit soort zinnen vooral doet, is dit: de tekst terugduwen in het verleden; de indruk wekken dat de tekst zonder historische reconstructie onbegrijpelijk is; de indruk wekken dat er heel wat hermeneutische acrobatiek nodig is voordat de tekst óns aanspreekt. Vreemd is dat. We weten inmiddels wel, als we een verhalende tekst lezen, dat deze op eigen benen kan staan. Het verhaal mag spreken, zonder onderbroken te worden door historiografische pedanterie. Maar een brief niet. Waarom eigenlijk niet? Waarom niet eenzelfde vrijmoedigheid betracht bij een brief als bij een verhaal? In concreto: waarom niet de brief lezen als aan óns gericht, lezers anno 2015? Dat vertrouwen mogen we toch wel hebben na gebeden te hebben om de opening van het Woord. De Geest die in de brief waait, waait ook vandaag.

Vaag?

Nu zult u zeggen: er staan toch aardig wat zaken in Kolossenzen 2,6-19 die vragen bij me oproepen. Details waarover ik graag wat historische achtergrondinformatie zou krijgen. Want Paulus roept wel het één en ander op, maar blijft daarbij vaag. Bijvoorbeeld: tegen wie richt hij zich nu precies? Ik antwoord: Paulus blijft bewust vaag. Hij schetst een profiel van religiositeit die meerdere bronnen heeft: filosofie, jodendom, heidendom… Hoe de ingrediënten precies gemengd zijn, doet er niet veel toe. En dat wij dit mengsel anno 2015 verrijken met bijvoorbeeld boeddhistische wijsheden ook niet. Wat ertoe doet, is dit: deze religiositeit is een stap terug. Het voelt als een verrijking, maar het is een verarming.

‘Wandelt rond in Christus’

Volgens Paulus hebben we in Christus alles wat we hebben moeten. Het enige wat ons te doen staat, is deze rijkdom te verkennen. ‘Wandelt in Hem rond’, schrijft hij (6). Christus is hier niet zozeer iemand die nagevolgd moet worden, als wel een wereld die voor ons opengaat. We kunnen in Christus rondwandelen. ‘In Christus’ is de centrale uitdrukking van de brief. Deze heerlijke uitdrukking haalt de kramp uit de godsdienst. Het is geen kwestie van iets moeten bereiken. We zijn er al. U bent in Hem al besneden, bijvoorbeeld (11). U hebt de dood al achter de rug (12). Al wat ons beschuldigde, is al van de baan (14). De machten die u klein hielden, hebben hun magie verloren (15); ze hebben geen kleren aan! Welkom in de brave new world van Christus. We worden uitgenodigd, in Christus rond te wandelen. Samen. Want dat moge duidelijk zijn: in die nieuwe wereld is geen sprake van individualisme. Of het moet individualisme zijn zoals Barnard het ergens uitlegt: de ondeelbaarheid van het lichaam van Christus. Dát is in-dividuum!

Voor heel het volk

De wereld van Christus is een lichamelijke wereld. De religiositeit waartegen Paulus zich richt, onttrekt zich daar juist aan. Deels op een ascetische manier. Dat is in onze tijd wellicht niet meer zo in. Maar dat anti-lichamelijke uit zich ook in de neiging zich te onttrekken aan het lichaam van Christus. De aanvullende religiositeit heeft altijd de neiging om kliekjes te creëren. Alleen toegankelijk voor wie ons dialect spreekt. Want daar versta je elkaar tenminste. Heel anders dan in de goegemeente, waar je allerlei slag volk tegenkomt dat er niets van begrijpt. (Mensen van wie je instinctief een afkeer hebt. Laten ze een ander kerkgenootschap opzoeken!) Maar het heil dat Christus ons schenkt, is voor ‘heel het volk’, zoals de engel het in de Kerstnacht zegt. Wij zijn in Christus, en in Christus huist heel de volheid van de Godheid lichamelijk (9). Voor wie daar niet tevreden mee is: more is less.

Laten we elkaar niet de maat nemen

Paulus probeert zijn lezers weerbaar te maken tegen gevoelens van minderwaardigheid. Die kunnen gemakkelijk ontstaan in de ontmoeting met religieuze virtuozen. ‘Laat niemand u oordelen,’ schrijft hij (16). Laat niemand u de maat nemen. Laat niemand u een gevoel aanpraten van: mijn geloof is met Christus nog niet compleet.

Het is wél compleet. Het behoeft alleen groei. De kosmische dimensies moeten ontdekt worden. Christus is meer dan een zielevriend of plaatsvervanger of inspirator. Christus is een hele wereld, waarin we elkaar herschapen terugvinden. Welnu, dat besef behoeft groei. En religieus specialisme is niet onschuldig, want het weerhoudt ons van die groei. Het leidt maar af. Paulus is niet zo fel als in de Galatenbrief, waar hij een frontale aanval beantwoordt. Maar ook in de brief aan de Kolossenzen is hij duidelijk genoeg. Laten we gewoon christen zijn. Laten we elkaar de maat niet nemen aan de hand van onze voorkeuren: evangelisch, liturgistisch, Judaïstisch, Taizéïstisch, Ionistisch, patristisch enzovoorts. Laten we ons niet verliezen in allerlei dialecten van het christelijk geloof, want die maken de verstaanbaarheid alleen maar minder. Gewone christenen, hoeveel zijn die er eigenlijk? Misschien vormen ze wel de stilzwijgende, ondergesneeuwde meerderheid van het volk. Boven hun hoofden zijn zieltjeswinners actief; mensen die blijkbaar betaald krijgen voor elke nieuwe abonnee die ze werven.

Ik lees Paulus’ brief als een oproep om af te zien van religieuze afzondering en een oproep om daarentegen samen te ontdekken wat het wil zeggen in Christus te leven. Dat is zó interessant, zó mooi, zó aardig – dat behoeft geen aanvulling. Christus is als een wereld die voor ons opengaat. In Hem is ruimte. Het door Hem gestichte geheel is oneindig veel meer dan de som der delen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken