In het krachtenveld van de Geest
Alternatief bij Pinksteren (Ezechiël 11,17-20, 1 Petrus 5,1-14 en Johannes 14,23-29)

Pinksteren is het feest waarmee we vieren dat we staan in het krachtenveld van de Geest. De belofte van dat krachtenveld lezen we in Ezechiël 11, met name in vers 19: ‘Dan zal ik hun een ander hart geven en een nieuwe geest.’ Uit het staan in dat krachtenveld volgt wat klinkt in vers 20: ‘Dan zullen ze zich houden aan mijn bepalingen.’ Het zich houden aan Gods aanwijzingen ten leven is daarbij geen voorwaarde voor de gave van de Geest, maar volgt uit het beslag dat de Geest legt.
Tegelijk veronderstelt het beslag dat de Geest legt, het voortduren van een diepe verbondenheid. Bij Johannes vinden we dit verwoord in 14,23: ‘Wanneer iemand Mij liefheeft zal hij zich houden aan wat Ik zeg, mijn Vader zal hem liefhebben en mijn Vader en Ik zullen bij hem komen en bij hem wonen.’ De liefde gaat vooraf aan het zich houden aan woorden ten leven, en in die wederzijdse liefde zullen Vader en Zoon in de Geest woning maken in de levens van mensen. Het beslag van de Geest realiseert zich zo in een voortdurende diepe verbondenheid.
In het gedeelte uit 1 Petrus gaat het over het onderhoud dat zo’n voortdurende diepe verbondenheid vraagt, met name ook wanneer de gemeente in een tijd van vervolging de geschiedenis in trekt. De gave van de Geest kan met Pinksteren worden beleefd als letterlijk een inspirerend momenteel gebeuren. Het gaat er in het gedeelte uit 1 Petrus evenwel om, dit gebeuren voor de langere duur werkzaam te laten zijn in de gemeente.
Genade
De kern van 1 Petrus 5,1-14 lijkt gevormd te worden door vers 12b: ‘Dat het werkelijk de genade van God is die u staande houdt.’ De Statenvertaling volgt meer letterlijk het Griekse eis hèn stète met ‘de genade waarin u staat’. Deze vertaling geeft meer ruimte aan de gedachte dat de gemeente, staand in die genade, zich bevindt in het krachtenveld van de Geest.
De tekst teruglezend is het staan in dit krachtenveld de reden voor de oudsten om ‘vrijwillig’ en ‘met belangeloze toewijding’ en ‘niet heerszuchtig’ de kudde van God te weiden. Het staan in deze genade is de reden voor ieder om in de omgang met elkaar in de gemeente ‘de minste te willen zijn’. Jezelf bij de minsten plaatsen hoort bij de genade van deze God. Deze God schaart zichzelf immers bij de minsten, daar schenkt Hij zijn genade uit. NB14 kiest bij vers 5a voor de vertaling ‘knoopt allen tegenover elkaar het schort van de nederige bescheidenheid om’ en herinnert daarmee aan Johannes 13,4 waar Jezus met het omslaan van een linnen doek de voetwassing inzet en zichzelf als minste positioneert.
Zorgen
Het staan in het krachtenveld van de Geest vindt niet altijd in een veilige omgeving plaats. Integendeel, de gemeente is staand in de genade van God geroepen om te midden van de minsten te zijn, daar te zijn waar mensen klappen oplopen. In de werkelijkheid van alledag leggen allerlei krachten en machten beslag op ons en geven ons redenen om ons zorgen te maken.
Met het oog op die krachten en machten lijkt vers 7 te klinken: ‘Leg de last van uw zorgen op Hem, want u ligt Hem na aan het hart.’ De Statenvertaling kiest bij vers 7b voor de vertaling ‘want Hij zorgt voor u’ en lijkt daarmee meer de nadruk te leggen op het zorgen van God. Wij mogen dan met Gods zorgen voor ons, ons bewust worden van het krachtenveld waarin wij staan. Alleen het doorleven van die verbondenheid met Vader en Zoon biedt ons de vrijheid en de kracht om ons in de Geest teweer te stellen tegen het beslag dat allerlei krachten en machten op ons leggen. De oproep om de lasten van ons op Hem te leggen en zijn zorgen te ontvangen, is daarmee een oproep om ons vrij te maken voor die verbondenheid.
De vertaling waar de NBV21 voor kiest, ‘want u ligt Hem na aan het hart’, legt een mooi accent op het kindschap van de Geest. In dat kindschap liggen we God na aan het hart. Het drukt de tedere inzet uit van een diepe verbondenheid van de kant van God.
Vertroosting
Staand in de genade van God, in dit krachtenveld van de Geest, wordt de gemeente in vers 8 opgeroepen om waakzaam te zijn. De gave van de Geest brengt de noodzaak van het onderscheiden van de geesten met zich mee: het alert zijn op krachten en machten die beslag op ons leggen. En staand in de genade van God brengt het weerstaan van deze krachten en machten lijden met zich mee. De blik op dit lijden is in vers 9 wereldwijd. Het staan in de genade van God, in het krachtenveld van de Geest, is een staan in de Geest in de verbondenheid met Vader en Zoon én met broeders en zusters waar ook ter wereld.
In vers 13 wordt Babylon genoemd. Het noemen van deze naam roept associaties op met de tekst uit Ezechiël. We keren daarmee terug naar de ballingen in Babylon, die van de profeet de belofte te horen krijgen dat hun een ander hart en een nieuwe geest gegeven zal worden. Ze zullen in een krachtenveld geplaatst worden en staand daarin zullen ze de woorden ten leven volgen. De verwijzing naar Babylon aan het eind van 1 Petrus klinkt daarmee als een belofte en vertroosting. Te midden van moeiten, lasten en zorgen de verbondenheid met Vader en Zoon in de Geest zoeken, leidt ten leven.
Deze exegese is opgesteld door Trinus Hoekstra.