Jezus opgewekt ten leven zit aan Gods rechterhand
Bij Hebreeën 12,2 en Lucas 24,1-12
De Hebreeënbrief is een bemoedigende en vermanende oproep aan joodse christenen die weerstand ondervinden en lijden vanwege hun geloofsovertuiging. Een aantal van hen dreigt daardoor de samenkomsten te mijden en af te haken (10,25). De schrijver spoort hen aan zich te richten op Jezus, met wie een nieuw tijdperk is ingegaan. Hij is voor hen als het ware, na zijn lijden, het offer van zijn leven en opstanding, nu de hogepriester in de hemel, bij God.
Ook Jezus’ leven was getekend door lijden, maar Hij ging volhardend zijn weg tot en met het bittere einde door kruisiging. Hebreeën 12,2 vat in één zin samen dat Hij zo voor allen die in Hem geloven tot inspirator en steun is geworden. Hij mocht naast de troon van God plaatsnemen, aan diens rechterhand. Hij heeft zich in zijn leven erdoorheen moeten vechten, stap voor stap. Zijn weg was getekend door de kosten en merktekenen van zijn Godsvertrouwen, wetend dat God zijn weg bekronen zou. Voor de geadresseerden blijft het ook een strijd, hier vergeleken met een wedloop in het stadion, omringd door een menigte van getuigen (12,1). De vreugde die de winnaar wacht, mag de vervolgde christen die standvastig blijft, ook tegemoetzien. Geloof biedt perspectief, toekomst, zelfs door de dood heen. Blijf je dus richten op de ‘aanvoerder en voltooier van het geloof’: ‘Durch Leiden Himmel an’.
Dominees-preken overbodig
De nachtelijke viering van de Paaswake groeit op het protestantse erf in aantal, al heeft deze zo’n rijke liturgie voortgebracht, zeker in de schriftlezing, dat er gekozen moet worden. Temeer daar ook de openbare geloofsbelijdenis en de doop hun plaats erin beginnen te krijgen. Jezus’ paasgeheim begon bij zijn doop in de Jordaan, die voor de goede lezer al verwees naar doop en opstanding (Rom. 6,3). Het gaat in de Paasnacht duidelijk over dood en leven. De christengemeenschap wacht er biddend, mediterend en zingend in op het aanlichten van de morgen. De kleur is die van het licht. Onder het binnendragen van de nieuwe paaskaars wordt de lof van het Licht gezongen. Oermotieven uit het Eerste Testament klinken in de lezingen: het licht van de eerste scheppingsdag, de uittocht van het Godsvolk uit het doodsland Egypte, het verlangen van joodse profeten naar de Messias, die vrede komt stichten, en andere perspectieven van leven uit dood vandaan. Die doen ‘de dienst van het Woord’. Dominees-preken zijn daarbij overbodig: de paaspreek klinkt immers door de hele wake heen. De oude Schriftwoorden hebben hun eigen werking, evenals het sacrament, de liederen en het musiceren. Er moet goed gezongen worden, liefst in wisselzang met de cantorij, gedachtig aan Maarten Luther, die schreef: ‘Spreken is een vogeltje dat loopt, zingen een vogeltje dat vliegt.’
Pasen zet Gods geschiedenis met Israël voort
Jezus’ leven, dood en opstanding zijn helemaal ingebed in Gods geschiedenis met Israël. Dát wordt duidelijk uit de lezingen in de Paaswake. Onze paasviering is verankerd in Israëls exodus: de uittocht uit het land van de doodsmachten. In de scheppingshymne klinkt het al: ‘Dan zegt God: kome er licht, en er komt licht’ (Genesis 1). Ook door de zondvloed heen schept de God van het verbond nieuwe toekomst. Jesaja, Ezechiël en Sefanja prediken een einde van de verdrukking (Jesaja 12,5). Er komt steeds redding uit een doodssituatie.
Wanneer in Paulus’ tijd volwassen catechumenen gedoopt werden, werden zij in Christus Jezus gedoopt in zijn dood, om ook in zijn opstanding te zullen delen (Romeinen 6,3-4). Wij worden pas door Gods scheppende Geest medespelers op het veld van de geschiedenis, met de doop en opwekking van Christus in de rug. Pasen is geen eindpunt, maar een nieuw begin, als opmaat naar Pinksteren. Pasen en Pinksteren zijn eigenlijk niet los van elkaar te vieren (Lucas 24,49). Met Pinksteren worden Jezus’ volgelingen in de paasjubel getrokken. Pasen staat in het licht van Pinksteren. Lucas predikt ons de opwekking van de Heer heel ingehouden. Het juiste perspectief zien de discipelen pas door Gods Geest; hier is van paasjubel nog geen sprake.
De onherroepelijke dood
Jezus’ opwekking past nergens in de wereld van Jezus’ volgelingen. Die vrouwen hebben na Jezus’ snelle graflegging eerst sabbat gevierd, om niet verontreinigd te worden door een dode. Opmerkelijk genoeg spelen mannen hier geen rol. De vrouwen treffen de grafspelonk leeg aan, de afsluitende steen is weggerold (Lucas 24,1-4). Geen graf hebben is voor een jood een grote smaad. De vrouwen kunnen Jezus met hun welriekende kruiden geen liefde meer tonen. Dit is onherroepelijk. Een leeg graf aantreffen is geen openbaring, laat staan een bewijs van Jezus’ opwekking uit de dood.
‘Hij is hier niet’
‘En het geschiedde’: twee door Gods scheppingslicht omstraalde boodschappers (Lucas 24,4). De vrouwen moeten weg van het graf; daar, in de onherroepelijke dood, is Jezus niet te vinden. Pasen alleen is het slot van het evangelie niet. De Heer leeft, Hij is niet op te sluiten in een graf. Hij is geen herinnering, geen voltooid verleden tijd, noch een voorbeeld uit het verleden. Het ‘Hij is hier niet’ duidt op een andere stand van zaken. Sinds Pasen verschijnt Jezus vanuit zijn koninkrijk, vanachter de doodsgrens. Hij is hier niet bij de doden, Hij is hier wel gewéést, de mensen gelijk geworden, in alles, zonder missers.
Wel speelbal geweest van een Kajafas, Pilatus en Herodes, aan de doodsengel niet voorbij, maar geëxecuteerd en begraven. Lucas gebruikt het woord ‘opwekken’ en niet ‘opstaan’. Het gaat hier om een scheppende daad van Gods kant: Hij ‘wekt’ de gestorven en begraven Messias van Israël op en maakt hem tot Kurios over alles en allen. De engel eindigt met ‘Herinnert u zijn woorden’, dat wil zeggen: maakt die tot héden (24,6.8)
Bij Hebreeën 12:2 en Lucas 24:1-12