Menu

Premium

Jozef wordt verhoogd

Bij Genesis 41,37-46

Voorzienigheid

Het lezen van Genesis 41 is een verademing in een tijd die politiek gezien denkt in termijnen van vier jaar, waarvan de laatste twee worden verziekt door verkiezingsgekonkel. Hier is een man die veertien jaar vooruitziet. Iemand die weet dat ‘vette jaren’ geen tijd zijn van inhaligheid, maar van voorzienigheid. Iemand die het belang van het land laat voorgaan op dat van zijn ego, terwijl het niet eens zijn vaderland is. Hier wordt bovendien geluisterd naar zo iemand. Dat is misschien wel het grootste wonder.

De praktijk is immers vaak zoals in het belegerde stadje van Prediker. ‘Er woonde daar een man van lage afkomst, die wijs was en met zijn wijsheid de stad had kunnen redden. Maar niemand schonk aandacht aan die onbeduidende persoon’ (Prediker 9,15 – NBV). Hulde dus voor de naamloze Farao die Jozef verhoogde! Hij is een beeld van God de Vader, en Jozef lijkt op Jezus. Beiden werden door hun broeders uitgeleverd. Jezus daalde af ter helle, Jozef ‘ter putte’ en ‘naar Egypte’. Beiden hebben zichzelf niet verhoogd, maar werden verhoogd op Gods tijd (1 Petrus 5,6). Beiden kregen een verheven naam, waarvoor allen moesten knielen (Genesis 41,45; Filipenzen 2,10). Jozef is een messiaanse gestalte, zoveel is wel duidelijk.

Messiaanse figuren

Wat bovendien opvalt, zijn de vele parallellen met de boeken Daniël en Ester. Om er een paar te noemen: Daniël de droomuitlegger (!) wordt eveneens herkend als geestdrager (Genesis 41,38; Daniël 4,8). Hij en Mordechai worden net als Jozef tweede in het land (Daniël 6,3; Ester 10,3). Zowel Mordechai als Daniël als Jozef krijgt een ring aan de vinger (Genesis 41,42; Ester 8,2; Daniël 5,29). En wie denkt bij de wagen in Genesis 41,43 niet aan Mordechai op de wagen, met een pisnijdige Haman ervoor (Ester 6,11)? In alle drie gevallen krijgt een Jood een hoge, messiaanse positie in een heidens land. Maar dat gaat nooit in een rechte lijn. Altijd is er eerst de nederdaling. Jozef gaat de put in, Daniël gaat in ballingschap, voor Mordechai dreigt de uitroeiing, Nelson Mandela zit bijna dertig jaar gevangen.

De laatste is geen ‘Jood naar het vlees’, maar wel messiaan oftewel christen. Ik ken geen betere uitleg van dat woord dan die in de Heidelbergse catechismus gegeven wordt (in Zondag 12). Nadat uitgelegd is waarom Jezus de Christus (= Gezalfde) genoemd wordt, komt de vraag waarom wij dan christen genoemd worden. Antwoord: ‘Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus en alzo zijner zalving deelachtig ben, opdat ik zijn naam belijde, en mijzelf tot een levend dankoffer Hem offere, en met een vrije en goede consciëntie in dit leven tegen de zonde en den duivel strijde, en hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regere.’ Rondom de Messias is dus een schare van messiaanse figuren die deelhebben aan zijn onderdoorgang en die pas daarna verhoogd worden.

Metamorfose

Daarop ligt de nadruk: Jozef wórdt verhoogd, door Farao. Tienmaal klinkt het woord ‘Farao’. Hij handelt, terwijl Jozef lijdend voorwerp is. Alle directe rede is van Farao. Pas aan het einde wordt Jozef actief. Zijn actie bestaat niet uit een speech (die heeft hij al gehouden), maar wordt samengevat in twee werkwoorden: ‘uitgaan’ (Hebr.: jatsa’) en Egypte ‘doortrekken’ (Hebr.: ‘abar). Hij neemt het land in ogenschouw. De gebruikte werkwoorden hebben een bijzondere boventoon: jatsa’ klinkt naar uittocht (vgl. Exodus 3,11); ‘abar is doortrekken, maar ook: oversteken, overtreden, de geijkte kaders te buiten. Het woord ‘Hebreeër’ is ervan afgeleid.

Jozef ondergaat een metamorfose. Een zegelring, fijn linnen en een gouden ketting sieren hem voortaan. Zijn auto: een zeer dure Bentley. Zijn dienaren roepen voor hem uit: ’abhreekh! (Exodus 41,43). Je kunt het woord afleiden van ‘knie’, vandaar dat vele vertalingen zeggen: ‘knielt!’ Je kunt het ook afleiden van het homoniem ‘zegen’, vandaar dat Oussoren vertaalt: ‘de zegen!’ Sommige rabbijnen vertalen met ‘tedere (jonge) vader’, omdat Jozef nog maar een jongeling, teder en gering is: dertig jaar. Net zo oud als David toen hij koning werd en Jezus toen Hij aantrad.

Een nieuwe naam – en een nieuwe identiteit?

Jozef krijgt een nieuwe naam: Tsafnat Pa’neach (Genesis 41,45). De Vulgaat vertaalt: Salvatorem mundi – redder der wereld. De meeste rabbijnen zeggen: ‘hij die verborgenheden onthult’. Anderen geven elke letter een betekenis en komen zo tot een optelsom van wijsheid en inzicht.

Farao geeft Jozef een vrouw: Asnat, dochter van Potifera, priester van On, ook wel Heliopolis (zonnestad) genoemd (Genesis 41,50). Dat is niet de minste stad van Egypte. Is Potifera dezelfde als Potifar, die Jozef in het gevang bracht? Neen, zeggen de meesten. Jawel, zeggen sommige rabbijnen. Hij is dezelfde, maar ontmand; daarom is zijn naam vervrouwelijkt.

In elk geval, Jozef ondergaat een metamorfose. Zijn broeders herkennen hem straks niet. Komt dat wel goed zo? Waar blijft zijn joodse identiteit? Gaat hij zo niet te veel op in de Egyptische cultuur? Het zijn belangrijke vragen. Voor je het weet, is je gelovige identiteit verbleekt tot een vrijblijvend, algemeen humanisme. Daarom hield Daniël vast aan de spijswetten en knielde Mordechai niet voor een mens. Ze hielden vast aan hun God. Maar in het openbaar maakten ze daar geen show van. Ze kwamen tamelijk seculier voor de dag, als mensen met een warm hart en een koel hoofd. Brood voor iedereen, dat is het motto.

De kerk is een brood-brekende gemeenschap. De verhoogde Jozef-Jezus heeft het er voor het zeggen. Er wordt naar Hem geluisterd; een wonder op zich. Zo komen we deze religieus zeer magere jaren door. Gevoed met woord en sacrament gaan we de wereld weer in. Een wereld met miljoenen hongerende en ‘voedselonzekere’ mensen. Een wereld bovendien vol praatjes die geen gaatjes vullen. Moge iets van Jozefs praktische wijsheid gestalte krijgen in ons doen en laten.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken