Kerkcontouren: “De kerk wordt een minderheidskerk”
In gesprek met Staf Hellemans over de toekomst van de kerk

Bepalend zal zijn of we manieren vinden om het Heilige en de positieve impact ervan op ons leven te herontdekken”, stelt Staf Hellemans
Wat verstaan we anno 2025 onder ‘de kerk’? Welke contouren tekenen zich af? In deze rubriek interviewen we vernieuwende denkers binnen kerk en geloof. Hoe zien zij de toekomst van de kerk? Hoe blijft de kerk betekenisvol en welke rol zou zij moeten innemen? Journalist Kelly Keasberry sprak met Staf Hellemans, emeritus professor aan Tilburg University.
Hoe ziet u de rol van de kerk?
Volgens Hellemans bestaat dé kerk niet: ‘Er zijn vele kerken, en er komen er steeds meer bij. De term ‘kerk’ verwijst naar groepen christelijke gelovigen. Organisatie en gemeenschapsvorming versterken deze groepen, zowel intern als extern. Alleen je religie beleven is doorgaans niet duurzaam en verdwijnt meestal met je dood. Kerken zijn daarom cruciaal voor de beleving en verdieping van christelijk geloof, het zichtbaar maken van het christendom in de maatschappij en de voortzetting van de christelijke traditie.
Afgezien van de neergang van de grote kerken, staan kerken vandaag voor twee grote uitdagingen. Allereerst de spanning tussen de kerk als gemeenschap en als hiërarchische organisatie. Een gemeenschap draait om samen zijn, gelijkwaardig zijn en samen delen. In een hiërarchische organisatie daarentegen, hebben sommige mensen meer macht om beslissingen te nemen dan anderen.
Zowel gemeenschap als organisatie zijn nodig, maar ze staan steeds meer op gespannen voet
Mensen staan tegenwoordig wantrouwig tegenover grote organisaties, en dus ook tegenover kerken. Wanneer die organisaties, zoals de Rooms-Katholieke Kerk, groot en ondoorzichtig zijn en er machtsmisbruik – zoals kindermisbruik—plaatsvindt, wordt die spanning nog groter en ontstaan er allerlei conflicten en een diffuus ontevredenheidsgevoel.
Een tweede probleem is de toename van het binnenkerkelijk pluralisme. Tot ongeveer 1960 kon de rooms-katholieke kerk dit pluralisme intern de baas blijven – en in België en Nederland zelfs een brede Katholieke Partij over klassengrenzen heen samenhouden. Door het toegenomen pluralisme en het strijdbare individualisme van mensen lukt dat vandaag niet meer. Binnenkerkelijk pluralisme leidt gemakkelijk tot ruzie tussen verschillende facties en tot verlamming. Deze twee uitdagingen zijn typisch voor onze tijd en zullen niet verdwijnen. Er moeten manieren gevonden worden om hiermee om te gaan en escalatie te voorkomen.’
In 2019 hield u de afscheidsrede ‘De transformatie van religie en van de katholieke kerk’ aan Tilburg University. Wat motiveerde u om het te schrijven? En wat zijn uw voornaamste bevindingen?
‘Aan veel universiteiten is het traditie dat een hoogleraar die met pensioen gaat nog eens, maar dan voor een ruimer publiek, zijn persoonlijke visie presenteert op het onderzoeksdomein waarin hij actief is. Vandaar mijn afscheidsrede in mei 2019 aan de Universiteit van Tilburg.
Het hoofdidee van mijn afscheidsrede is dat religie sinds de jaren 1960 fundamenteel verandert. Voor die tijd waren een paar grote wereldreligies wereldwijd dominant. Meer dan driekwart van de mensen op aarde was aangesloten bij vier grote religies: het christendom, de islam, het hindoeïsme en het boeddhisme. Daarnaast waren er kleinere religies, zoals het jodendom, en enkele filosofische stromingen zoals het confucianisme en taoïsme, die moeilijk in aantallen te meten zijn.
Die dominantie van een paar grote wereldreligies bestaat al heel lang. Ze ontstonden in een periode die we de ‘assentijd‘ noemen, zo’n 2.500 jaar geleden, in oude agrarische samenlevingen. In die tijd begonnen mensen het Heilige meer abstract te begrijpen, bijvoorbeeld als één god of als concepten zoals Nirwana of Brahman. Deze religies verspreidden zich langzaam over grote gebieden. Dat ging zo door tot in onze tijd.
Maar nu begint dat langzaam te veranderen, vooral in het Westen, waar het christendom terrein verliest. Dit proces noemen we secularisatie, oftewel het seculier worden van de wereld. In werkelijkheid gaat het echter om de afname van de grote religieuze tradities, met name het christendom in het Westen, wat vooral invloed heeft op de voorheen dominante kerken.
Tegelijkertijd wordt religie steeds diverser en neemt het vele nieuwe vormen aan. Religie manifesteert zich vaker buiten traditionele instituties, zoals in spiritualiteit, mindfulness, relaxatietherapie, festivals en natuurbewegingen. Kortom, de grote transformatie van religie betekent dat de grote kerken in het Westen niet langer het religieuze landschap domineren.
Religie pluraliseert en vervaagt, en krijgt vormen die we niet altijd meer direct als ‘religie’ herkennen
Ik verwacht dat de transformatie van religie zich ook in andere werelddelen zal doorzetten. Er zijn aanwijzingen in Azië, zoals Japan, en in zwart Afrika, waar zich snel veel verschillende ‘religietjes’ ontwikkelen. Of deze ontwikkeling ook buiten het westen valide is, zal moeten blijken.’
Heeft u daar voorbeelden van?
‘In Japan is het aantal boeddhistische monniken sterk afgenomen, waardoor veel kleine tempels, vooral op het platteland, onderbemand raken en moeten sluiten. Die tendens zie je ook in veel boeddhistische landen in Zuidoost-Azië.
In de meeste Latijns-Amerikaanse landen stijgt sinds 2000 het aantal mensen dat zich in vragenlijsten niet bij een religie of kerk aansluit. In Uruguay en Chili gaat het al om meer dan 30 procent van de bevolking. De meerderheid van deze ‘nones’ is jonger dan 40 jaar, en hun aantal zal naar verwachting blijven stijgen.
Daarentegen neemt de invloed van religie toe in de Islamitische wereld en in Afrika. In de islamitische wereld ontstaat polarisatie tussen seculiere en religieuze groepen, zoals in Turkije en Iran. Het is afwachten hoe dit zich in de toekomst zal ontwikkelen. Ik zou niet verrast zijn als Iran, bij de val van het huidige regime, een periode van snelle secularisatie doormaakt.
In Afrika is het een ander verhaal: religieuze organisaties vormen daar vaak een alternatief voor een slecht functionerende overheid en bieden steun en gemeenschap in een onzekere samenleving. Kerken spelen daarbij een centrale rol binnen de civil society.

Het blijft afwachten wat de lange-termijneffecten zullen zijn van de groeiende welvaart en bestaanszekerheid in Afrika. Elk continent en elke regio heeft zijn eigen geschiedenis, en als secularisatie zich buiten het Westen doorzet, zal deze zeker geen kopie van het westerse model zijn.’
In 2022 schreef u dat de Vlaamse katholieke kerk op een keerpunt staat, na de invloed van kerkverlating, de coronacrisis en de documentaire ‘Godvergeten’. De kerk heeft het moeilijk, maar een keerpunt is nog geen eindpunt. Is er nog hoop voor de kerk, en zo ja, in welke vorm?
‘De katholieke kerk is sterk getroffen door de grote transformatie van religie in het Westen. Tot 1960 had ze in Vlaanderen vrijwel een monopolie op religie, maar dat is voorbij. De kerk wordt – en is in feite al – een minderheidskerk.
De kerk staat op een keerpunt: van monopolie naar minderheid, en zal zich daaraan moeten aanpassen
Dat keerpunt naar minderheidskerk betekent onder meer: de sluiting van parochies, minder status voor de clerus, minder politieke invloed en problemen met schoolcatechese. Het betekent niet dat de kerk over enkele decennia volledig zal verdwijnen, maar wel dat er een nieuw draagvlak gevonden moet worden. Dat kan niet op papier worden bedacht, maar moet in de praktijk vorm krijgen, door trial and error van de vele mensen die de kerk en het christendom gestalte willen geven.

Religie draait om het maken van verbinding met het Heilige, met de diepere grond van het bestaan, met het Al, met wat aan de andere kant van het ‘hier-en-nu’ ligt – of hoe je het ook wilt noemen. Soms kun je bij toeval een sacrale ervaring beleven, bijvoorbeeld tijdens een wandeling in de bergen. Religieuze bewegingen, waaronder de katholieke kerk, proberen het Heilige te duiden en praktische vormen aan te bieden om ermee in contact te komen, zoals gebeden, zondagsvieringen, sacramenten en heiligenverering.
Nu de oudere vormen minder aanspreken, moet de katholieke kerk nieuwe vormen vinden of oude vormen anders aankleden. Wat uiteindelijk bepalend zal zijn, is of men manieren vindt waarmee individuen het Heilige en de positieve impact ervan op hun leven weer kunnen ontdekken.’
Hoe zouden mensen in deze tijd het Heilige kunnen ervaren?
‘Dat kan op de meest uiteenlopende manieren. Tijdens een receptie vertelde iemand me dat hij niets had met georganiseerde religie, maar wel elke zes maanden de drang voelde om de bergen in te trekken. Daar ervoer hij een weldadig gevoel van opgenomen worden in een heel andere, meer rustige en eeuwige wereld. Het gaf hem de zuurstof om vol te houden in onze jachtige en individualistische samenleving. Dat is een voorbeeld van een authentieke religieuze beleving buiten elke vorm van georganiseerde religie om.
Veel mensen maken zulke ervaringen mee—in de natuur, bij geboortes of sterfgevallen in hun directe omgeving. Georganiseerde religies sluiten aan bij dergelijke ervaringen en maken het mogelijk ze niet aan het toeval over te laten, maar ze bewust op te roepen in gecreëerde settings zoals kerken en bedevaartsoorden. Ze intensiveren deze ervaringen door gebed en meditatie en bieden een systematische duiding, bijvoorbeeld in termen van een drie-ene God en de christelijke Bijbel.
Nu kerken niet langer de voornaamste dragers zijn van kennis, de organisatie van de lokale en nationale samenleving, ontspanningsmogelijkheden of politieke en sociale participatie, is hun belangrijkste opdracht—mensen verbinden met het Heilige—hun enige onderscheidende kenmerk geworden. Het is altijd hun kerntaak geweest, en nu zelfs meer dan ooit.’
Vindt u dat de kerk bij deze traditionele elementen moet blijven? Hoe ziet u vernieuwing?
‘Het aanbod aan wegen om het Heilige te duiden en te beleven, verandert naargelang de religie en de tijd. Wat de oudere generaties nog kenden van voor 1960, verschilt sterk van het hedendaagse aanbod In de Rooms-Katholieke Kerk zijn de zondagsvieringen qua vorm sterk gewijzigd. Missiewerk is geëvolueerd tot ontwikkelingswerk, zoals blijkt uit het ontstaan en de evolutie van Broederlijk Delen in Vlaanderen. Voor leken worden nu bijbelcursussen aangeboden, en er zijn lezingen over zowel christelijke als niet-christelijke meditatie—beide waren vroeger vrijwel onbekend binnen de katholieke wereld.
Als je ziet wat levendige parochies nu aanbieden, merk je de grote verschillen met vroeger pas goed
Toch betekent dat niet dat alles van vroeger overboord moet worden gegooid. Integendeel, het gaat vaak om vernieuwing van het oudere, zoals bij de zondagsviering en het missiewerk. Je moet proberen te vernieuwen vanuit je traditie, waarbij sommige vormen ‘nieuwer’ zullen zijn dan andere.’

In uw proefschrift stelt u vast dat religie niet verdwijnt, maar transformeert. Zou je kunnen stellen dat de mens ongeneeslijk religieus is?
‘Secularisatie is slechts één kant van het verhaal. Dat hoeft echter geen lineair proces te zijn; het kan met ups en downs gebeuren, zoals we bijvoorbeeld in de Verenigde Staten zien. Toch denk ik niet dat we secularisatie op de lange termijn, althans in het Westen, kunnen ontkennen. Ik ga ervan uit dat secularisatie zich ook in andere werelddelen zal voortzetten, maar dat is speculatie.
Wat belangrijk is, is dat we het niet alleen bij de vaststelling van secularisatie laten. Tegelijk met secularisatie verandert religie en neemt het nieuwe vormen aan. In onze tijd gaat alles veel sneller dan vroeger. Waarom zou dat voor religie niet hetzelfde zijn?
Als socioloog bekijk ik deze transformatie van religie vanuit de maatschappelijke veranderingen: de modernisering, de individualisering en de pluralisering van het religieuze veld. Het idee dat de mens ‘ongeneeslijk religieus‘ is, vind ik een psychologische verklaring die in feite geen verklaring biedt. Het zegt alleen dat het altijd zo is geweest en altijd zo zal blijven, maar het legt niet uit waarom religie in onze tijd verandert. Bovendien staan steeds meer mensen onverschillig tegenover religie. Het is niet gepast om hen allemaal als ‘ongeneeslijk religieus’ te bestempelen. Ik kan dus niet veel met die uitdrukking.’
Toch zien we vandaag ook een groei van charismatische bewegingen, zoals de pinksterkerk in allerlei delen van de wereld. Hoe verklaart u dat?
‘Niet alle kerken gaan achteruit. Pinksterkerken zijn het beste voorbeeld van kerken die in de voorbije decennia sterk zijn gegroeid. Dat gebeurt wel duidelijk meer in de Verenigde Staten en buiten het Westen, landen en regio’s waar er minder of geen secularisatie is.
De groei van pinksterkerken past binnen de bredere trend van religieuze pluralisering. Zelf een religieuze groepering oprichten of er zich bij aansluiten, is in onze samenleving veel gemakkelijker geworden dan vroeger. In de moderne samenleving is wetenschap het belangrijkste domein voor kennisvermeerdering en -toetsing, waardoor religie op cognitief vlak minder belangrijk is geworden. Hierdoor komt de belevingsdimensie, de ervaring van het Heilige, meer centraal te staan, wat je niet alleen bij de pinksterkerken ziet. Onze tijd waardeert en bevordert sterke belevenissen op allerlei vlakken, denk aan muziekfestivals.
We leven in een emo-cultuur – daarin gedijen ook pinksterkerken en andere vormen van emotionele religiebeleving

Veel mensen noemen zich vandaag spiritueel, maar niet religieus. Hoe kijkt u naar dat onderscheid? Is dat wel zo eenvoudig te maken?
‘Dat onderscheid wordt inderdaad veel gebruikt. Het is denk ik ook nuttig, maar je moet altijd rekening houden met de context, want de betekenis verschilt per situatie. De termen ‘spiritueel’ en ‘spiritualiteit’ komen uit de christelijke traditie, waar ze gebruikt werden om de geestelijke beleving van God uit te drukken. Spiritualiteit is dan ook altijd een belangrijk onderdeel van het christendom geweest, naast de geloofs-, organisatie- en rituele dimensies.
In de jaren 1960 en daarna zochten veel mensen in het Westen echter naar een geestelijke beleving van het Heilige buiten het christendom en andere grote religieuze tradities om. Vanuit dat perspectief werd spiritualiteit gezien als iets authentieks, in tegenstelling tot religie met kerken en sekten die oppervlakkige, opgelegde rituelen zouden hanteren. Deze visie die individuele spiritualiteit als tegengesteld ziet aan religieuze praktijken in georganiseerde kerken en sekten, is vandaag de meest populaire. De populariteit van deze visie is op zich al een duidelijk teken van de tanende invloed van de christelijke kerken.
Ik moet er nog wel iets aan toevoegen. Deze visie op authentieke spiritualiteit versus oppervlakkige rituelen werd al in de jaren 1930-1950 door christelijke theologen besproken, maar dan als binnenkerkelijke tegenstelling. De Duitse protestantse theoloog Dietrich Bonhoeffer droomde van een ‘religionsloses Christentum’, een authentiek christendom dat zich zou verzetten tegen de instrumentalisering van het geloof door politieke bewegingen. Bonhoeffer dacht hierbij in het bijzonder aan het nazi-regime in Duitsland. Hij heeft zijn verzet met zijn leven moeten bekopen.’
Religie lijkt steeds meer verbonden te worden met nationale identiteiten, wat soms leidt tot totalitaire verhalen. Kunnen we nog voorkomen dat religieuze scheidslijnen breuklijnen worden?
‘Religie kan inderdaad politieke tegenstellingen versterken, iets wat zowel in het verleden als nu zichtbaar is. Tot 1500 definieerde het christendom de identiteit van Europa en het Westen, en missionarissen trokken mee met de Europese veroveraars om het christendom te verspreiden. Ook in België was de katholieke, later christendemocratische partij lange tijd de belangrijkste politieke kracht.
Zolang religie relevant blijft, zullen gelovigen politiek handelen op basis van hun religieuze overtuigingen, zowel conservatief als progressief. De verbinding tussen religie en politiek kan zowel positieve als negatieve gevolgen hebben. In de jaren 1970 en 1980 leidde die verbinding in veel landen, vooral in Oost-Europa en Latijns-Amerika, tot democratisering. Maar zoals je aangeeft, zijn er ook negatieve voorbeelden. Religie blijkt een krachtige motivator te zijn, zowel in positieve als negatieve zin.’

Als u een wens mocht doen voor deze wereld, wat zou dat zijn?
‘Vrede. Zo min mogelijk oorlogen, en zeker geen nieuwe wereldoorlog. Dat is de basis voor alles, denk ik. Het tijdperk waarin het Westen ongehinderd de wereld domineerde, is voorbij. De rest van de wereld is het Westen in een razendsnel tempo aan het inhalen—economisch, wetenschappelijk, militair, sportief, enzovoort.’
Dat klinkt alsof u het Westen nog steeds als voorbeeld ziet voor de rest van de wereld. Is dat beeld niet achterhaald, of op zijn minst aan het afbrokkelen?
‘Het is een feit dat de economische productie buiten het Westen nu sneller groeit dan in het Westen. In landen als China en India bereiken wetenschappelijk onderwijs en onderzoek al een hoog niveau. Tal van landen versterken zich militair, en het Westen kan, zoals in de koloniale tijd, niet langer een land met een handvol soldaten overheersen. Ook op sportief vlak, zoals in de atletiek, is de concurrentie nu wereldwijd. De modernisering van de rest van de wereld is in volle gang—en dat betekent dat het Westen aan macht verliest.
Maar dat betekent niet dat die modernisering overal op dezelfde manier verloopt als in het Westen. Helemaal niet. Zoals de socioloog Shmuel Eisenstadt aangeeft, zijn er ‘vele moderniteiten’ (multiple modernities). Japan is niet de Verenigde Staten, Indonesië niet Nederland, India niet Groot-Brittannië. En dat zal zo blijven. Het zijn moderne landen, maar geen klonen van het Westen. Ook religieuze ontwikkelingen verlopen in elk land op eigen wijze.
De verspreiding van de landbouw vanuit enkele kerngebieden duizenden jaren geleden, leidde tot een diversiteit aan agrarische samenlevingen en beschavingen. Nu zien we een vergelijkbare dynamiek: de moderniteit, begonnen in Europa, verspreidt zich over de wereld in uiteenlopende vormen.
De modernisering van de wereld is toe te juichen, maar brengt ook gevaren met zich mee
Westerse mogendheden die hun geprivilegieerde positie willen behouden—zoals de ‘Make America Great Again’-beweging van Donald Trump, of Vladimir Poetin die de vroegere macht van de Sovjet-Unie probeert te herstellen—zetten de hakken in het zand. Tegelijkertijd streven opkomende mogendheden ernaar zo groot mogelijk te worden, zoals China op wereldvlak en Israël, Iran en Saoedi-Arabië op regionaal niveau in het Midden-Oosten. En dan zijn er nog militaristische regimes zoals Noord-Korea. Aan gevaren geen gebrek. Ik hoop echter dat die gevaren onder controle blijven en niet escaleren. Dat is de basisvoorwaarde om de wereld in staat te stellen haar welvaartsniveau op te trekken tot het onze.
Er is nog een tweede voorwaarde: we moeten een ecologische catastrofe vermijden. Misschien is het naïef, maar ik ben optimistisch en denk dat het mogelijk is. Groot-Brittannië was de economische en politieke wereldmacht van de 19de eeuw. Haar machtsbeperking in de 20ste eeuw ging hand in hand met een verdere toename van de welvaart voor de Britten.
Dat kan ook voor het Westen als geheel gebeuren: een beperkte verdere toename van de welvaart, met verlies van invloed in de wereld, zonder dat dit de welvaartsgroei in de rest van de wereld in de weg staat. Maar dan moeten we, zoals gezegd, een ecologische catastrofe afwenden. We mogen geen onredelijke angst koesteren en we moeten verkramping zien te overwinnen.’
Staf Hellemans (1953) is emeritus hoogleraar in Sociology of Religion aan de Tilburg University. Hij behaalde in 1990 zijn doctoraat in de sociologie aan de KU Leuven.