Kleine fenomenologie van de engel
Claus Westermann legt in zijn boek met de veelzeggende titel Gottes Engel brauchen keine Flügel vooral de nadruk op de ‘engel als boodschapper’. Om het bode zijn, daarom gaat het. En dan moeten we het begrip boodschapper letterlijk nemen: iemand die namens God naar de mensen gaat. Zo’n boodschapper heeft dan ook geen vleugels. Ja, in de bijbelse tijden verschenen ze misschien soms met vleugels, maar in onze tijd hoeft dat niet meer. Westermann formuleert: de vraag is ‘ob Gott in unsere anders gewordene Welt zu den anders gewordenen Menschen Seine Boten auf andere Weise schicken kann’. Dan gaat Westermann op dit spoor van de ‘boodschapper’ verder: op allerlei manieren kan God boden naar de mens sturen. In onze tijd zal dat meestal een medemens zijn, die je op het juiste moment bemoedigt of inzicht geeft, of misschien ook helpt. Geen gevleugelde wezens maar gewoon mensen van vlees en bloed die als bode van God functioneren. Dat is, zo vermoed ik, ook gemeengoed binnen onze kerken. We kunnen onbekommerd over engelen spreken, maar het is in wezen een symbolisch spreken: er bestaan geen lichtwezens al dan niet met vleugels, maar je kunt er best vrolijk over zingen, als je maar weet wat dat het een spel is. Een soort ‘oprecht veinzen’ zegt men tegenwoordig.