Kordate vrouwen
5e zondag na Epifanie (2 Koningen 4:8-37 en Marcus 1:29-36)
Twee verhalen, twee onafhankelijke vrouwen die beiden een huishouding voeren waar mensen komen en gaan en gastvrijheid hoog in het vaandel staat. Twee vrouwen die het beeld oproepen van de lofzang op de sterke vrouw in Spreuken 31:10-31.
De Sunamitische in 2 Koningen 4 maakt ruimte beschikbaar in haar huis en hart voor de profeet en zijn knecht. De schoonmoeder van Petrus opent haar deuren en verwelkomt zijn vrienden thuis. Geen van beiden krijgt een naam, hun beider identiteit is afgeleid van een man of een plaats. De profeet Elisa en Jezus stellen zich in dienst van deze vrouwen, en helpen hun leven en toekomst veilig te stellen. Het verhaal over de Sunamitische is complex en zit vol dubbele bodems en verwijzingen. Het verhaal over Petrus’ schoonmoeder lijkt een stuk simpeler, maar roept ook vragen op.
Patriarchale rolbevestiging?
‘Net op tijd om de mannen van eten te voorzien’, zag ik in een feministisch getint commentaar dat weinig goeds over had voor dit stukje patriarchale rolbevestiging in het Evangelie: een vrouw die genezen wordt om te dienen en niet eens een naam krijgt. Een ander wijst erop dat het hier gebruikte Griekse werkwoord diakoneoo (1:31) verwijst naar meer dan een maaltijd klaarmaken voor een groep hongerige mannen. Elders in Marcus wordt het gebruikt voor engelen die Jezus dienen, voor Jezus zelf die zijn leven geeft, voor de als Jezus’ volgelingen onder het kruis genoemde vrouwen. Ze is hoe dan ook de eerste in het Marcusevangelie genoemde vrouw. Ze wordt genezen, Jezus ‘wekt haar op’, haar genezing is een voorafschaduwing van Pasen. Genezen en opgestaan wordt ze volgeling en biedt ze Jezus een gastvrij huis van waaruit Hij zijn roeping gestalte kan geven.
Vreemde communicatie
Voor wie het wil zien zijn er in het verhaal van de Sunamitische allerlei dubbele entendres, seksueel getinte verwijzingen en woorden die vraagtekens oproepen over de relatie tussen Elisa en deze vrouw. Kwam Abisag, de bijvrouw van koning David, niet uit Sunem (1 Koningen 1:3)? Is er een seksuele implicatie wanneer de vrouw bij de profeet ‘erop aandringt (Hebr.: chazaq) een stukje brood te nemen’ (2 Koningen 4:8; vgl. Genesis 18:5)? Is het woord ‘aandringen’ hier zo onschuldig als het lijkt (2 Samuël 13:14; Jeremia 20:7; Spreuken 7:13; Deuteronomium 25:11)? Zijn de tafel en de lamp meer dan meubelstukken? Is de staf een fallus-symbool? Kan Elisa de vader zijn? Waar is haar man in dit verhaal? Is hij niet te oud om kinderen te verwekken?
De communicatie is op zijn zachtst gezegd vreemd. De profeet spreekt met de vrouw via zijn knecht Gechazi, niet erg succesvol. Uiteindelijk neemt de vrouw het heft in handen en grijpt Elisa bij de voeten om hem te bewegen zich zelf met de zaak te bemoeien en niet via zijn knecht. De vrouw wil geen kind; als enige in de Bijbel zegt ze ‘nee’ op het aanbod van een kind te krijgen (4:16). Ik ben oké, zegt ze, ik heb mensen om me heen, ik heb geen kind nodig. Het zijn de twee mannen die voor haar besluiten dat ze een kind nodig heeft. Heb ik om dit kind gevraagd? Ze roept de profeet ter verantwoording voor het verdriet dat zijn gift haar gebracht heeft.
Een klungelige profeet?
De profeet wordt afgeschilderd als de mindere van Elia in een soortgelijk verhaal (1 Koningen 17). Het gedoe met de knecht als tussenpersoon, dat Elisa niet op de hoogte lijkt van wat de vrouw nodig heeft, en dat zijn staf niet doet wat hij ervan verwacht: het is bijna komisch in vergelijking met het verhaal van Elia, of met Jezus’ kalme gezag in het verhaal over Petrus’ schoonmoeder. De mond-op-mondbeademing is een ander detail dat vragen oproept. Wij mensen leven op Gods adem en Elisa geeft zijn eigen levensadem door aan het kind, maar het is een hele klus voordat het kind weer terug is in het land der levenden en zeven keer geniesd heeft. Er zijn magische elementen in dit verhaal die aan een sprookje doen denken en verwarring stichten. Wat is de boodschap? Misschien dit: profeten zijn er in maten en kleuren, en deze profeet en zijn knecht zijn menselijker – klungeliger – dan sommige anderen. De vrouw steekt er in vergelijking zeer positief bij af. Ze mag dan geen naam hebben en er mogen allerlei dubbele boodschappen in het verhaal over haar zitten, zij is wel degene om wie het verhaal draait, die gastvrijheid biedt, het heft in handen neemt als dingen anders lopen dan gehoopt, en zich geen knollen voor citroenen laat verkopen. Ze pakt aan, neemt het leven zoals het komt en zet het naar haar hand. ‘Wie zal mij een sterke vrouw vinden?’ vraagt Spreuken. Wel, hier is er een!
Dienende vrouwen én mannen
Naar aanleiding van deze twee verhalen kan zeker gepraat worden over de rol van vrouwen. Vrouwen die het werk van mannen mogelijk maken. Dienende en dienstbare mannen die geroepen worden om vrouwen in staat te stellen om hun levensprogramma te vervullen. Jezus en Elisa, beiden geroepen om leven te geven, opstanding teweeg te brengen en twee sterke vrouwen te steunen in hun roeping tot dienst. Jezus trekt zich terug om te bidden, zoekt contact met de bron van zijn kracht en leven om daarna zijn roeping verder gestalte te kunnen geven. Elisa reist verder met zijn knecht en ook hij geeft, op zijn manier, vorm aan zijn levensprogramma. Van de Sunamitische horen we niets meer, noch van de schoonmoeder van Petrus. Maar we mogen ervan uitgaan dat ze gedaan hebben wat ze konden met wat hun gegeven was aan leven en toekomst in dienst van anderen, voedend, zorgend, steunend, kordaat en zonder veel ophef.
Deze exegese is opgesteld door Anneke Oppewal.