Menu

Premium

Land van licht

Wie vandaag de dag Egypte bereist en de oranje-rode zon heeft zien dalen, begrijpt misschien iets van de eerbied die dit schouwspel bij de oude Egyptenaren wakker riep. Wie daarna de graven en tempelwanden bekijkt, raakt onder de indruk van de voorstellingen waarin het geloof in de zonnegod en zijn gezellen zich heeft uitgedrukt. Als het oponthoud van ‘Israël’ in Egypte enigszins op historische werkelijkheid berust: wat moeten die woestijnnomaden hun ogen uitgekeken hebben! Wij kijken even met hen mee…

Egypte is ‘het geschenk van de Nijl’. Zonder het water dat uit ‘de kruiken van Hapi’, de Nijlgod, opborrelt, zou geen farao ooit orde hebben weten te scheppen in de smalle strook Zwarte Aarde, die twee dorre woestijnen van elkaar scheidt. Toch zou een oude Egyptenaar het waarschijnlijk zo niet gezegd hebben. Dit klinkt meer naar zijn overtuiging:

Gij hebt de Nijl gemaakt in de onderwereld,
en brengt hem naar boven naar uw wil,
om de mensen in leven te houden, zoals Gij hen (ook) geschapen hebt,
Gij, Heer van allen, die zich moeite voor hen geeft,
Gij, Heer van ieder land, die opgaat over hen,
Gij Zon-bij-dag, geweldig in den hoge!

In dit fragment uit het Grote Zonnelied van Amarna komt al iets tot uitdrukking van de alles en allen omvattende vreugde, die de dagelijkse zonsopgang veroorzaakte. Door de zonnegod komt heel het land tot leven en bloei. De natuur ontwaakt, vogels gaan weer rondvliegen, mensen hervatten hun dagelijkse werkzaamheden als de nacht wijkt voor de eerste stralen. Egyptenaren konden er geen genoeg van krijgen te zien, te bezingen en af te beelden wat dankzij de zon op aarde opbloeide.

God alleen

Maar nu moeten wij niet meteen de fout van Amarna maken en zeggen: de zonnegod is ‘dus’ de enige echte god die bestaat en hij heet Aton. Dat was de onverstandige conclusie die farao Amenophis IV Echnaton (1365-1349) trok uit de tweeduizend jaren die aan hem voorafgingen, jaren waarin de verering van de zon steeds nieuwe, meer omvattende vormen had gekregen. Als een ontijdig geboren Mohammed droeg hij zijn boodschap van De Ene = De Enige uit:

Hoe talrijk zijn uw werken, het is te veel om te aanschouwen!
Enige God die zijn weerga niet heeft!
Gij hebt de wereld geschapen naar uw wil,
terwijl Gij alleen waart…
Er is geen ander die U kent, dan uw zoon,
de koning van de Beide Landen…
die weldadig is voor Aton…[1]

Wij zullen wel nooit precies weten wat Echnaton bewogen heeft. Wilde hij orde scheppen in de ook voor egyptologen nog steeds zo verwarrende veelheid van figuren uit de Andere Wereld? Had hij vooral ook een politiek doel: het breken van de macht van de Amun-priesterschap in Thebe? Probeerde hij het koningschap zijn oude glorie terug te geven? Had hij ‘openbaringen’ gehad? Was hij door zijn lichamelijke gesteldheid misschien extra ontvankelijk voor visioenen? En wat voor mensen waren het, die hem aanvankelijk als een goeroe verheerlijkten en volgden? Hoe het zij: zijn droom van vernieuwing en eenvoud werd voor de meesten al gauw een nachtmerrie, die zij zo spoedig mogelijk wilden vergeten. Het nageslacht vervloekte hem, of erger nog: het zweeg hem dood. Zijn naam werd weggestreept uit de koningslijsten, uitgekrast op elk monument dat hij had opgetrokken tot eer van zijn hemelse Vader. Hij werd beschouwd als de meest on-Egyptische Egyptenaar ooit. De ‘ketter van Amarna’. Waarom? Waarschijnlijk omdat de wereld van het geloof toch ingewikkelder in elkaar steekt dan in één enkele belijdenisformule is te verwoorden. Monotheïsme is een bijna onhoudbare constructie, ook de exclusief denkende God van Israël zal dat nog ervaren. Bij de monomane zonverering van Echnaton viel te veel buiten de boot van wat altijd als ook-heilig en ook-geloofwaardig in het bewustzijn van de mensen had bestaan.

Het lied van vele namen

Weinig is in Oud-Egypte zo complex als de voorstellingswereld rond de zon. Alles houdt hier met alles verband. Wij stippen slechts enkele aspecten aan en blijven daarbij bewust in de sfeer van de geloofsliederen.

Er is dan keus genoeg: in elk graf, in elke funeraire papyrus, op de wanden van elke tempel treffen we de poëzie aan waarin de rol van de zonnegod wordt bezongen. Op z’n minst tweemaal: bij zonsopgang en bij zonsondergang. Gewoonlijk zijn de teksten aangebracht op een plaats die door de zon beschenen wordt, zodat hij met eigen oog de tekens lezen , die hij door zijn stralen tot leven wekt en die hem als de eeuwige eren. Wij nemen om te beginnen verzen die zich bevinden bij de ingang van het graf van Paser, vizier tijdens de XIXe dynastie onder Sethos I (1303-1290):

Aanbidding van Re bij zijn opgang
in het Oostelijk Lichtland van de hemel
door (naam en titulatuur). Hij zegt:
Gegroet, Amun-Re, Atum, Horachty,
die opstijgt uit Noen, (de oeroceaan)
verschijnt op de rug van Geb (de god van de aarde).

Opmerkelijk is hier allereerst dat één zonnegod wordt aangeroepen, die vier verschillende namen draagt. Achter elke naam schuilt een goddelijk wezen, dat vaak ook geheel zelfstandig voorkomt, met een eigen theologisch centrum en eigen priesterlijk personeel. En elke godheid is voor de kring van zijn vereerders ‘uniek’. Dat geldt niet alleen voor de goden die rechtstreeks met de loop van de zon in verbinding staan, maar voor álle goden.

Tegen ieder van hen gezegd worden wat de priester in de dagelijkse tempelliturgie belijdt: ‘Ik heb uw wezen niet gelijkgemaakt aan dat van een andere god.’[2] De devote mens zich blijkbaar op het moment van de aanbidding slechts richten op een, die dan voor hem ‘alles’ is.

Re

RE kennen wij vooral als de god van , het religieuze centrum van het Oude Rijk. Zijn verering gaat terug tot in de prehistorie. Koningen hebben van de Re-theologie gebruikgemaakt om zichzelf te poneren als ‘goddelijk’ van herkomst: sinds de IVe dynastie (ca. 2600) geldt farao in zijn officiële titulatuur als ‘(lijfelijke) zoon van Re’. Wanneer farao sterft, garandeert het begrafenisritueel hem dat hij ‘met zijn vader Re verenigd’ zal worden.

Stilzwijgend wordt daarbij voorondersteld dat farao zich tijdens zijn regering heeft gedragen als een waardige zoon van Re, dat is: als iemand die in de stijl van zijn vader – rechtvaardig – heeft geregeerd. Want Re is niet alleen de garant van het koningschap, hij is ook de ‘vader der mensen’, die hen allen geschapen heeft. Hij blijft de wereld die hij geschapen heeft overzien vanuit de bark, waarmee hij langs de hemelse wegen vaart. Hij heeft die wereld en de mensen daarop lief. De stralen die de zon uitzendt symboliseren die liefde. Gewoonlijk wordt Re afgebeeld met de koninklijke insignia, als een volwassen man. Dus niet als ‘zon’. Hoogstens draagt hij de zonneschijf op zijn hoofd.

Horus

Met de zonnegod al vroeg verbonden is HORUS, oorspronkelijk de god van het zeer zuidelijk gelegen Hiërakonpolis, die de hemel doorkruist in de gedaante van een valk. Ook hij wordt al vroeg in heel Egypte vereerd. Zijn ogen zijn de zon en de maan. Boven de deur van elke tempel spreidt hij beschermend zijn vleugels uit, de zonneschijf met de beide uraeusslangen ertussen.

Een van zijn andere namen, HOR-ACHTY, duidt hem aan als ‘Horus-van-het-Lichtland’, dat voor aardse mensen ontoegankelijke oord waar de zon ‘s ochtends verschijnt ‘als een jonge bruidegom die het bruidsvertrek verlaat’ (Ps. 19:6). Samen met de god Seth voltrekt hij symbolisch de ‘Vereniging van de Beide Landen’, de eenwording van Noord en Zuid die voorwaarde is voor Egyptes politieke, sociale, culturele, religieuze bestaan en die onder elke farao bij zijn troonsbestijging ritueel wordt herdacht en ‘herhaald’.

Atum

Meer nog dan deze beiden heeft ATUM (de volledige, alomvattende) oude rechten als zonnegod en schepper van hemel en aarde. In werd hij in een eigen tempel vereerd. Dikwijls ook wordt hij aangeduid als RE-ATUM.

In Dodenboekspreuk 17 identificeert hij zichzelf aldus:

Ik ben Atum die alleen was, in de oerwateren; ik ben Re bij zijn verschijning, aan het begin van zijn heerschappij over dat wat hij geschapen had. Ik ben de grote God die uit zichzelf ontstond, die zijn Naam schiep, de Heer van het Negental. Ik ben degene die men niet weerstaat onder de goden, ik ben het Gisteren, ik heb weet van de Morgen.

Eenmaal, aan het einde van de tijd, zal Atum tot zijn eenzelvigheid terugkeren. De kunstenaars in Egypte beelden hem vaak af als een oude van dagen, want in hem is het aspect aanwezig van de avondzon, die achter de horizon verdwijnt.

Amun

En dan last but not least: AMUN. Hij is oorspronkelijk een spirituele figuur, de onzichtbare windvlaag die scheppend rondgaat, alomtegenwoordig. Als er één Egyptische god model gestaan heeft voor de ‘Heilige van Israël’, dan is hij het wel. ‘De verborgene’ betekent zijn naam.

Net als bij elke andere godheid is zijn populariteit, lees: het verspreidingsgebied van zijn cultus, afhankelijk van de voorkeur en de macht van de heersende dynastie. Zijn ster rijst snel, wanneer hij omstreeks 2150 v.Chr. van lokale god verheven wordt tot hoofdgod van de XIe dynastie. Tijdens het Nieuwe Rijk (ca. 1550-950), behoort vrijwel heel het land hem (lees: zijn priesterschap) toe. De koning is zijn lijfelijke zoon op aarde. Hij is als AMUN-RE het middelpunt van alle tempeldienst en zelfs Osiris, de absolute heerser over het dodenrijk, verwelkomt hem als zijn gelijke, wanneer zijn bark onder de horizon duikt voor de nachtelijke ronde.

God is onuitsprekelijk groot

Wat gebeurt er nu, wanneer Paser in zijn hymne deze vier oeroude goden in één adem noemt? Hij drukt uit dat er aan het éne goddelijke, aan de macht die (o.a.) voelbaar en zichtbaar is in de zon, vele namen te geven zijn.

Elk van die namen geeft een belangrijk deel van de godheid weer, of een aantal aspecten, maar geen omschrijft hem volledig en de aspecten overlappen elkaar vaak. Als je ‘Amun’ hebt gezegd, moet je eigenlijk meteen ook ‘Re’ zeggen, en ‘Atum’ en ‘Horachty’ en eigenlijk ook nog ‘Chepri’ en ‘Min’ en ‘Ptah’ en… en… en… In de officiële liturgie van de rijkstempels gebeurt dat ook. Steeds weer nieuwe naamcombinaties worden bedacht. Zij vervangen de oudere niet, maar vullen die aan, voegen nieuwe begrippen en ideeën toe en dragen zo bij aan een nog volmaakter verering van de Onuitsprekelijke. Maar volgens de mythe is de eigenlijke naam van Re onbekend, en Amun blijft altijd ook: de verborgene.

Duidelijk is nu wel: hoe de zonnegod ‘eigenlijk heet’, daarvan hebben wij slechts een vaag idee. In de kringen van de intellectuelen spreekt men daarom, ook in Egypte, vaak eenvoudig van God. Naar believen daar een naam bij worden ingevuld, maar nodig is dat niet. God heeft, net als Allah, vele namen.

De strijdende Schepper

Dat deze God meer doet dan alleen maar voor zon spelen, spreekt nu wel vanzelf:

Gij die de Beide Landen (Opper en Beneden Egypte) verlicht met uw volmaaktheid!
Vroeg staat men op, dag in dag uit, om U te aanbidden.
Gij die de hemel doorkruist in vrede,
want de vijand is gevallen voor uw aanstormende kracht!
Levende Ba, die door zichzelf ontstond,
waar – niemand kent die plaats!
Goddelijke Valk met bonte vedertooi,
Bewoner van Edfoe, die de Boze verdrijft.

De eerste reactie van de mens op Gods zonnige verschijning als schepper en onderhouder van alle dingen is: dankbaarheid. Godsdienst wordt niet uit angst geboren, maar uit blijdschap en verwondering. De nacht is voorbij! Het ‘waarachtige licht schijnt reeds’ (1 Joh. 2:8), kijk maar, daar komen de eerste stralen al boven de donkere uit! Schud dus de bange dromen van je af, het leven roept je!

Licht is vermoedelijk in elke godsdienst het duidelijkste bewijs van Gods zegevierende aanwezigheid. Nacht en duisternis staan immers alom voor gevaar, dreiging en dood. Alleen misdadigers voelen zich daarin op hun gemak, vooral ook misdadigers uit de Andere Wereld. Zij willen de goede schepping omkeren. Maar God is een verklaard tegenstander van alles wat zijn prachtige schepping probeert aan te tasten. En waar hij verschijnt, vluchten de duisterlingen weg. Elke dag opnieuw is het eerste licht daarvan de bode.

Het mag ons niet ontgaan: deze overwinning van de Schepper op de machten van dood en duisternis geschiedt spelenderwijs. Amon-Re is geen krachtpatser, maar een uiterst beheerste, zelfverzekerde figuur. Hij zich ergeren, vermanende woorden spreken tot zijn vijanden, hen met machtige toverspreuken verlammen, maar ‘lijden’ zelfs in de zin van ‘gevaar lopen’ hij niet. Hij voert ook niet persoonlijk de strijd die nu eenmaal gevoerd moet worden: hij heeft daar zijn personeel voor. Dat is al even zelfverzekerd.

De sfeer waarin zich dit gevecht afspeelt is ontspannen, als in een ritueel dat vooraf zorgvuldig geredigeerd en vastgelegd is. Net als de boze geesten sidderen waar Christus maar verschijnt, daar deinzen de gruwelijke monsters van chaos en ontwrichting terug voor Amun-Re cum suis. Hij hoeft er maar te zijn, en hij heeft gewonnen! Dat spreekt vanzelf. De vaart van de zon in zijn boot is een pleziervaart. Gejuich weerklinkt wanneer men zijn bark ziet naderen!

Elke dag is zijn goedheid nieuw

Natuurlijk, in dat zogenaamde cyclische denksysteem van de Ouden was dit een dagelijks weerkerende triomf. Niet een keer, maar telkens opnieuw ‘werd de schepping herhaald’. Wanneer Gods macht ook maar een ogenblik zou tanen, zou de wereld terugvallen in het Niets. Dit is enkel de theologische benadering van de werkelijkheid. Ook de Egyptenaar zal geweten hebben dat ’s nachts de Nijl net zo heilzaam voortstroomt als overdag. Dat de nacht een goede gelegenheid biedt om uit te rusten en nieuwe krachten op te doen. Niet elke nacht is even gevaarlijk. Het is ‘maar’ theologie. Hymnen spreken de taal van de godsdienst. Godsdienst verdeelt de werkelijkheid graag in uitersten, tegenpolen. Ergens daartussenin speelt het gewone leven zich af. De gewone sterveling heeft nauwelijks weet van deze dingen. Wat priesters achter hun hoge muren uitvoeren, blijft voor hem een mysterie en bereikt hem alleen als gerucht. Maar wanneer je hem vragen zou: is het nu zo nodig wat zij doen?, zou hij antwoorden: dat spreekt vanzelf; zij leveren hún bijdrage aan het in stand houden van de orde, zoals ik door mijn werk op de akker of in de bouw de mijne.

Wat priesters doen is door middel van de dagelijkse tempelliturgie ervoor zorgen dat God zijn gangen gaan. In de voorhof van een zonnetempel uit het Oude Rijk, binnen in het duistere Heilige van de talloze tempels en kapellen uit later tijd, wordt daarom elke ochtend gebeden en gezongen, opdat Amun-Re-Atum-Chepri-… tevoorschijn zal willen komen uit de Dubbele Leeuwenpoort aan de horizon. Groot is de opluchting elke dag weer wanneer zijn stralen het tempelbeeld dat hem op aarde vertegenwoordigt tot leven brengen. Gelukkig: God is weer met ons!

Maar de koning zal zich in God verheugen

Eigenlijk zijn het niet de priesters die dit wonder begeleiden en bewieroken. Zij vervangen niemand minder dan de koning zelf. In Egypte is Farao feitelijk de enige die enigszins op voet van gelijkheid met de goden communiceren. Hij is de ‘zoon’ van de zonnegod en van elke andere godheid daarnaast. Goddelijke glorie straalt op hem af en legitimeert zijn macht. Maar wie hem op goddelijk reuzenformaat afgebeeld ziet op de tempelwanden, zich toch licht vergissen: ‘zoon’ wil niet zeggen ‘gelijke’. De zoon is hier hoogstens de zaakgelastigde, de uitvoerder van het goddelijke plan, dus: de dienaar. Pas na zijn dood zal hij een worden met zijn Vader. Nú heeft hij vooral de plicht om Gods orde te handhaven en te verkondigen door middel van rituelen.

Dat zou zijn dag geheel vullen, maar hij heeft ook nog andere dingen te doen: rechtspreken, oorlog voeren, diplomatie. Ook al omdat hij onmogelijk vaker dan eens per jaar elke tempel bezoeken, laat hij zich vertegenwoordigen door de priesters. Dat die het maar nooit mogen vergeten: hun rol is geheel ondergeschikt, hun macht enkel gedelegeerd. Farao is het die namens en ten behoeve van God de goede orde viert.

U verwacht ik de ganse dag

Lukt hem dat altijd? De ervaring ook van Egyptenaren is wel anders. Hele perioden in de geschiedenis zijn als ‘donkere tijden’ te typeren. De volmaakte vrede is hier beneden blijkbaar niet te realiseren, het leven houdt altijd zijn lichte en zijn donkere zijden. Soms lijkt het dan alsof de goede zonnegod buitenslands is gereisd. Een dichter uit ca. 1700 v.Chr. klaagt:

Re moet het land opnieuw zijn fundament geven, het is één grote puinhoop,
niets is overgebleven…
Het land is verwoest, er is niemand die ervoor zorgt.
Jij-die-weent: hoe vaart dit land?
De zon is versluierd en wil niet zó schijnen, dat mensen het zíén.
Re scheidt zich van de mensen af.
Hij schijnt net voldoende om het verstrijken van de uren aan te geven,
maar wanneer het precies middag is, weet geen mens.[3]

Met andere woorden: de zonnegod ís er nog wel, maar op zijn zwakst gezegd: je hébt niet meer zo veel aan hem. Een goed-Egyptische reactie daarop is: stil maar, wacht maar, het komt wel weer goed. Drieduizend jaren ervaring met herstel na verval, restauratie na ineenstorting geven de Egyptenaar een optimisme, dat zelfs vandaag nog niet geheel verdwenen is.

Maar vooral: zou die God van warmte en licht alleen bij mooi weer onze hulp zijn? Is alleen de dag het bewijs van zijn aanwezigheid? Echnaton heeft dat zijn volk willen doen geloven. Voor hem is de nacht hoogstens de tijd waarin men op de dag moet hopen en zich intussen gedekt houden. Maar de theologie heeft vanouds een andere en veel betere verklaring gegeven van ‘het verdwijnen van de zon(negod)’.

De nacht licht als de dag

Zegt iemand op zijn grafstele:[4]

Weest gegroet, Gij, Re, Heer der geboden
Chepre, vader der goden,
die de Beide Landen verlicht met zijn oog,
Atum, die in avondrood ondergaat!
Moogt Gij stralend lichten in mijn gezicht in de morgen
totdat Gij ingaat bij uw ondergang, in het Leven!
Gij neemt uw zetel in in de Bark-van-de-Dag,
die bemand is door de Onvergankelijken.
De bemanning van Re is in juichstemming
en verheugt zich over de (gevallen) vijanden van hun Heer.
Re laat zich neer in de Bark-van-de-Nacht,
die bemand is door de Onvermoeibaren.
De Verheerlijkten en de Zielen van het Westen
verheugen zich als Uwe Majesteit nadert…

Nadat de zon in zijn dagboot de hemeloceaan overgestoken is, arriveert hij in het Westen, waar het rijk van Osiris zich uitstrekt, de onderwereld. Amun-Re etc. gaat daar niet heen om er te sterven, maar om er nieuwe levensenergie op te doen. Regeren is ook voor een godheid inspannend, blijkbaar. Hij stapt zogezegd over op de nachtboot en vaart door de donkere uren naar de overkant. En passant – letterlijk: voorbijvarend door de regionen daar – beschijnt hij de donkerste uithoeken van dit mysterieuze land en brengt ook daar aan de bewoners Licht=Leven.

Eigenlijk is het een heel diepzinnige gedachte: dat God door zijn heil uit te delen ook zelf nieuw wordt en op krachten komt. En het stelt ons gerust: door de dood wordt voor een mens de band met God niet verbroken, maar verstevigd. ‘Hij zal mijn ziel in het dodenrijk niet in de steek laten’ (Ps. 16: 6-7). Misschien was dit de voornaamste oorzaak van Echnatons echec: de hoop op de eeuwige zaligheid, het voortbestaan ‘bij God’ na de dood, is zo diep in de ziel van Egypte geworteld, dat geen Aton-bij-dag het kon overwinnen.

Aldus spreekt Re tot de woestenij waarin hij binnentreedt:

Wees zonneklaar, woestijnbewoners! Voor u licht op wat in mij is.
Adem behoort u toe, nu ik onder U ben,
Licht hoort u toe, Gij Onderaardse!
Mijn stralend oog is er voor u, over wie ik bevrijding bevolen heb.

En de onderwereldbewoners antwoorden:

Kom tot ons, waar wij toch aan uw lichaam ontsproten zijn!
Heil Hem, die in zijn zonneschijf is,
de grote God met vele gedaanten.[5]

En de duisternis is als het licht

Amun-Re is hier niet alleen een passant of de geëerde gast van zijn collega Osiris: hij identificeert’ zich met Osiris en neemt daarmee dienst levenskracht in zich op. Wanneer precies zich deze fusie tussen de Heer van het Duistere Rijk en de Lichtgod heeft voltrokken, valt historisch niet aan te tonen. Osiris heeft via zijn eigen mythen, bijgedragen aan het theologische denken over de relatie tussen leven en dood, aards bestaan en eeuwige werkelijkheid. Sinds de 18e dynastie is duidelijk: in zijn machtsgebied speelt de verschijning van Amun-Re een belangrijke rol.

Daarmee zijn we ten slotte aangeland bij wat misschien wel het belangrijkste werk van de zonnegod is: het creëren en handhaven van de gerechtigheid die de kosmos doordrenkt en beschermt. In Israël spreekt men van Gods tsedaqah, in Egypte van ma-a-t. Het verschil tussen beide is niet wezenlijk, ook al in Egypte Ma-a-t gepersonifieerd worden als ‘dochter van Re’. De kwaliteit, de werkzaamheid, de heilzaamheid van elke god, koning en mens wordt bepaald door de mate waarin zij bij deze ‘gerechtigheid’ betrokken zijn.

De koning biedt haar nederig geknield aan de (zonne)goden aan. Zij is de enige die zijn bestaansrecht als Gods representant op aarde bevestigen. Geef dus, Heer, de koning uw recht en uw gerechtigheid aan zijn zoon.

En zo spreekt de gestorvene voor het goddelijk gericht:

Gegroet, Gij grote god, Heer van de Volmaakte Ma-a-t.
Gij, wiens beide ogen zijn Dochter zijn:
Zie, ik ben tot U gekomen –
geen onrecht, geen schuld kleeft mij aan!
Er is niets boosaardigs aan mij,
niemand brengt een getuigenis tegen mij in!
er is niemand, jegens wie ik mij misgaan heb,
want ik leef van ma-a-t, ik voed mij met ma-a-t
ik heb gedaan wat de mensen behaagt
en waarover de goden tevreden zijn![6]

Het laatste woord zij aan de zanger op stele Berlijn no. 7317:

Volmaakt gaat Gij onder, Ruimhartige,
in het Lichtland van de Westelijke .
Daar verlicht gij de Grote God
de Heer der Eeuwigheid, Heer van het Dodenrijk
en deelt uw licht uit aan hen die er wonen,
opdat ook zij uw schoonheid aanschouwen.

Wellicht ook interessant

God zelf ontmoeten
God zelf ontmoeten
None

Thema: God zelf ontmoeten

Hoe vind je stille tijd in een wereld die op hol is geslagen? Nikolaas Sintobin nodigt je in God zelf ontmoeten uit om op retraite te gaan. Zonder klooster, gewoon vanuit je eigen huiskamer. Want in de stilte en het gebed kan God opeens verschijnen. Hij laat zich daarbij inspireren door de geestelijke inzichten Ignatius van Loyola. Het leidt tot een herontdekking van de geestelijke begeleiding uit vroeger tijden. Geestelijke begeleiding die erop gericht is de ander te helpen bij het ontwikkelen en onderhouden van een relatie met God. Belangrijk daarin is het herkennen van Gods stem in je leven. Vanuit de overtuiging dat God spreekt via gevoelens, verlangens en dagelijkse ervaringen.

Nieuwe boeken