Menu

Basis

Leiderschap, rondtrekkende apostelen en onenigheid in de gemeenschap van Korinte

Paulus en Petrus
(Beeld: George E. Koronaios, CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons)

Kerkleiderschap is voortdurend in beweging. Predikanten en ouderlingen functioneren soms volgens traditionele modellen, dan weer in vernieuwingsprocessen. Pioniers hanteren een ondernemende leiderschapsstijl. Veel van het christelijke leiderschap vindt ook digitaal plaats. Er is een complex netwerk van lokale, bovenlokale en digitale kerkleiders ontstaan. Naar welke leider zou een gemiddelde gelovige moeten luisteren?

Om aan deze verwarring te ontkomen, klinkt regelmatig de roep om ‘terug te keren’ naar het bijbelse model. Dan bedoelt men de structuur van opziener, oudsten en diaken,1 de vijfvoudige bediening,2 of dienstbaar leiderschap.3 Soms wordt strak vastgehouden aan traditionele ambtsstructuren. Maar, is er wel een bijbels of ambtelijk model van kerkleiderschap dat ons kan behoeden voor verwarring en verandering?

Zoektocht naar gezonde leiderschapsstructuren

De zoektocht naar een universele, bijbelse of theologische blauwdruk voor kerkleiderschap is vruchteloos. Begin 20e eeuw werd duidelijk dat de structuren van kerkleiderschap in de eerste eeuw al heel divers waren.4 Modern onderzoek blijft puzzelen hoe de structuur van bisschop, oudsten en diakenen toen vorm heeft gekregen.5 Maar toch, de eigentijdse ervaring van een netwerk van kerkleiders die op verschillende manieren bijdragen aan het gemeenteleven, heeft belangrijke raakvlakken met de allervroegste christelijke gemeenschappen.

Netwerkende leiders te Korinte

In 1 Korintiërs, een van de oudste documenten van het Nieuwe Testament, zijn hiervan al tekenen zichtbaar. Paulus was 18 maanden in Korinte geweest, 50-52 na Christus (Handelingen 18:11), waarna hij enige tijd in Efeze verbleef. Het lijkt erop dat Paulus en Apollos elkaar in Efeze en Korinte afwisselden (Handelingen 18:24, 19:1).6 Ook Timoteüs en Titus reisden mee als medewerkers en vertegenwoordigers van Paulus. Uitgebreidere tekenen van dit groeiende netwerk van rondreizende leiders vinden we in Romeinen 16:3-15 waar Paulus collega leiders te Rome begroet, waarvan diverse van elders afkomstig7; Efeziërs 4:11 waar de apostelen, profeten, evangelisten, herder en leraars, een verzameling rondreizende en lokale leiders, theologisch werden geduid als gezamenlijke gift van Christus aan de gemeente8; en 2 Timoteüs 4:9-18 waar Paulus Timoteüs motiveert om trouw te blijven aan het grotere netwerk van zijn medewerkers.9 In sub apostolische literatuur, zoals de Didache, ontwikkelt zich dat verder.

Het effect van deze netwerkende leiders te Korinte is niet onverdeeld positief. Er ontwikkelde zich verschillende loyaliteiten, ‘ik ben van Paulus,’ ‘ik van Apollos,’ ‘ik van Kefas,’ ‘ik van Christus.’ (1:12). Historisch gezien staat vast dat Paulus en Apollos op het moment van dit verslag (ca. 55 na Christus) beide in Korinte waren geweest en weer waren vertrokken. Er is geen historisch bewijs dat Petrus de stad vóór deze tijd had bezocht, en dat geldt uiteraard ook voor Christus. Wat is hier precies aan de hand?

Subgroepen in de gemeente te Korinte

Lang werd verondersteld dat het om verschil in leer draaide, een soort voorafspiegeling van de latere kerkgenootschappen met verschillende belijdenissen. Echter, historisch onderzoek wijst op de elitaire structuren van het patronaat in Korinte, waarin de elite steeds elkaar beconcurreerde op status en eer in de gemeenschap. De zogenaamde cliënten werden geacht de eer van hun beschermheer publiekelijk te versterken en verdedigen. Deze competitieve sfeer leidde soms zelfs tot gewelddadige conflicten tussen cliënten van verschillende beschermheren.10 Daar komt bij het fenomeen van rondreizende filosofen, ofwel sofisten, die zich graag lieten sponsoren (zeg maar, fêteren) door welgestelde patronen, wiens diner-feestjes zij dan opluisterden met hun welbespraakte betogen.11

Het lijkt erop dat deze cultuur van patronen, cliënten en sofisten leidde tot groepsvorming rondom de bekende leraren Paulus en Apollos, die elk diverse mensen tot geloof in Christus zullen hebben geleid. Wellicht was ook retorische performance een punt van waardering en loyaliteit, waarin Apollos beter presteerde dan Paulus. Anderen, wellicht zij die hechtere banden met Jeruzalem onderhielden, wilden zich niet identificeren met deze twee Joden uit de diaspora. Zij verklaarden zich loyaal aan de eerste onder de Jeruzalem apostelen: Petrus, alias Kefas. Of er ook een groep was rondom Christus, of dat Paulus dit als ironie toevoegde, zal wel nooit helemaal duidelijk worden.12

Volgens Paulus is dit niet slechts onschuldige loyaliteit aan favoriete leiders, want hij spreekt van “scheuringen,” “verdeeldheid,” en “afgunst” als tekenen dat ze zich te veel met de wereld, dat wil zeggen hun eigen cultuur, verbonden in plaats van met Christus en zijn gemeente (1:10-11, 3:3). Vermoedelijk was de onderlinge concurrentie op eer en status van het patronaat deel geworden van het groeiende netwerk van celgroepen of huisgemeenten te Korinte. Gelovigen betoonden zich deel van dit christelijke netwerk door zich als concurrent of rivaal te gedragen t.o.v. andere christelijke groepen. Juist als concurrent was je immers deel van het geheel – zoals rivaliteit vandaag een kenmerk is van een ‘echte’ voetbalfan die zich sterk met de voetbalcultuur identificeert.

De gemeente en haar netwerken zijn niet gebouwd op de culturele kenmerken van status en eer, maar op de gelijkwaardigheid van alle gelovigen die één zijn in Christus

Dit is een aannemelijke interpretatie. De Korintische gelovigen hadden hun rivaliserende gedrag positief aangegrepen als kenmerk van eenheid en toebehoren. Paulus, echter, duidt dit negatief als destructief, jaloezie en verdeeldheid. Paulus koppelt dit aan zijn theologische stelling dat Christus toch niet verdeeld is (1:13). Dat zal de Korintiërs hebben verrast, want dat ontkenden ze niet, maar ze hadden er andere consequenties uit getrokken.

Nieuwe verbeelding van gemeente-zijn

Vervolgens begint Paulus een gloedvol betoog, waarin hij zijn stellingname verder uitwerkt (1:10-4:21). Maar hij zit in een lastig parket. Slechts een deel van de gemeenschap, wellicht slechts één van de celgroepen, identificeert zich nog met Paulus; de rest niet of minder. Het vertrouwen is overschaduwd of zelfs afgebrokkeld door een loyaliteitsconflict. Velen zijn bij voorbaat geneigd om Paulus niet heel serieus te nemen. Maar Paulus wil natuurlijk niet alleen zijn eigen subgroepje aanspreken. Hij wil de gehele gemeente toespreken. Wat nu te doen?

Paulus doet dat door een nieuw beeld van gemeente-zijn te schetsen, gebaseerd op gelijkwaardigheid en complementariteit, tegenover de culturele rivaliteit over sociale status en elitaire waarden. Om dit stukje leiderschap van Paulus inzichtelijk te maken heb ik, naast exegetische, historische en culturele studies van de Bijbeltekst, ook gebruik gemaakt van leiderschapsonderzoek binnen organisaties en sociale bewegingen vanuit de sociale identiteitstheorie.13 Ik omschrijf dit nieuwe beeld van gemeente-zijn daarom als de socioreligieuze identiteit van de gemeente: “socio” want het betreft de interne en externe sociale organisatie van de gemeente in lokale netwerken, en “religieuze” omdat Paulus deze sociale dimensie theologisch duidt. Het is dus theologie met sociale consequenties.

Als creatieve theoloog ontwerpt Paulus deze nieuwe verbeelding door steeds te spiegelen aan culturele praktijken in Korinte. De christelijke gemeenschap wordt gevoed door wijsheid van God, niet door Griekse filosofie of wonderen voor Joden (1:22-25). Daarbij gaat het niet om welsprekendheid, in de Griekse cultuur hét kenmerk van opleiding en status, maar om het nieuws van Christus in de kracht van de Geest (2:1-5).

De sterke nadruk op de gekruisigde en niet de opgestane Christus (1:23, 2:2) functioneert als kritiek op de zucht naar eer en status van het patronaat, en identificeert Christus met de ‘gewone’ gelovige van ordinaire afkomst en status (1:26-28). Deze wijsheid van God komt door openbaring van de Geest aan eenvoudige mensen, en niet door filosofie die alleen via elitaire feestjes toegankelijk was (2:7-10). In dit proces zijn Apollos en Paulus niet de gevierde gesponsorde leiders voor wie ‘gewone’ mensen moesten wedijveren, maar complementaire dienaars van God als grootste grootgrondbezitter (3:5-9). Uiteindelijk is het God, als hoogste patroon, die mensen beoordeelt en beloont, zonder tussenkomst van sociale elites (3:11-14).

In deze erg beknopte weergave wordt duidelijk dat Paulus hier allerlei theologische argumenten aansleept om een sociaal punt te maken. De gemeente en haar netwerken zijn niet gebouwd op de culturele kenmerken van status en eer, maar op de gelijkwaardigheid van alle gelovigen die één zijn in Christus (1:29-31), en op het aanvullende karakter van ieders bediening (3:5-6). Dat laatste werkt Paulus verder uit in zijn theologie van geestesgaven (12:1-30).

Dit is een radicaal andere verbeelding van gemeente-zijn dan de Korintiërs zelf hadden bedacht vanuit hun cultuur. Paulus kon daarbij niet putten uit lang gewaardeerde geloofsbelijdenissen, noch uit de dogmatiek. Hij moest het doen met zijn kennis van de Hebreeuwse bijbel en van Jezus’ leven, om van daaruit de maatschappij en cultuur te Korinte kritisch en theologisch te doordenken. Hij is hierin een voorbeeld van een leider die fijngevoelig reageert op ontwikkelingen in zijn context en die creatief en theologisch duiding geeft.

Ondersteuning van lokaal, opkomend leiderschap

Paulus is niet slechts creatief theoloog, maar ook praktisch ingesteld. Zijn verbeelding heeft slechts kans van slagen als lokale leiders zich die toe-eigenen. Maar waar zijn de Korintische leiders eigenlijk? Met goede reden nemen we aan dat vanaf het begin lokale leiders zijn aangesteld.14 Vermoedelijk waren Stefanas, Fortunatus, en Achaïkus een aantal van deze leiders (16:17) die met een verslag en brief uit Korinte bij Paulus waren gekomen. Wat onderneemt Paulus om dit nieuw opkomend leiderschap te ondersteunen?

Paulus herinnert de Korintische gelovigen aan zijn eigen lijden (4:11-13) en zijn voorbeeld als grondlegger van de gemeente (4:14-15). Hij stuurt Timoteüs om de band met de gemeente te verstevigen (4:17, 16:10-11), en hij belooft (en waarschuwt) dat hij zelf weer op bezoek komt (4:19-21; 11:34; 16:5-7). Tenslotte beveelt hij Stefanas aan als (waarschijnlijk) eerst aangestelde medewerker, dus als modelleider die respect verdient (16:15-18, vgl. 1:16). Zo kon de gemeenschap verbonden blijven met Paulus’ netwerk van rondreizende apostelen en tegelijk een lokale leiderschapsstructuur ontwikkelen. Het netwerk van rondreizende apostelen breidde zich dus uit, een ontwikkeling waarover Paulus later schrijft dat al deze reizende en lokale leiders gezamenlijk bijdragen aan de eenheid van de gemeente (Ef 4:11-16).

Het netwerk van rondreizende leiders werd complexer na het verzenden van 1 Korintiërs

Paulus manoeuvreert als leider

Het valt op dat Paulus zich op zeker punt in zijn betoog in de brief (1 Korintiërs 3?) vrij voelt om zichzelf weer als voorbeeld te positioneren, en zijn eigen medewerker en evenbeeld Timoteüs naar Korinte te sturen, terwijl de brief begon vanuit de lastige positie als leider van slechts één subgroep. Dacht Paulus dat zijn betoog voldoende basis hiertoe had gelegd, vanwege zijn visie op gelijkheid en complementariteit die hij theologisch onderbouwde als eenheid met de gekruisigde Christus? Zo lijkt het wel. Paulus richt zijn betoog zo in, dat hij eerst een gemeenschappelijke basis legt op grond van sociale waarden met theologische onderbouwing.

Als hij zijn betoog voortzet, schakelt hij abrupt over naar het probleem van de leider die in ontucht leefde (5:1-13). Waarom zou Paulus juist hier dit onderwerp naar voren halen uit zijn lijstje te bespreken punten? Hij wijst erop dat deze ontucht “zelfs bij de heidenen niet voorkomt” (5:1). Hij gaat er dan vanuit dat iedereen in Korinte eigenlijk wel moet inzien dat dit gedrag niet kan. Paulus lijkt dus een probleem naar voren te halen, waarvan hij op voorhand inschat dat iedereen op zijn hand is. Dat stelt hem in staat om na de delicate eerste hoofdstukken (1 Korintiërs 1-4) met zijn apostolische vuist op tafel te slaan om zijn apostolische gezag weer te claimen.

Paulus blijkt dus een creatief theoloog om een bepaalde socioreligieuze identiteit opnieuw te verbeelden voor de Korintische context, en tegelijk ook een kundig leider met diverse retorische registers en leiderschapsstijlen om de juiste toon aan te slaan op het juiste moment.

Verdere ontwikkelingen

Het netwerk van rondreizende leiders werd complexer na het verzenden van 1 Korintiërs. Kort voor of na het aankomen van deze brief blijken er ook Joods-christelijke leraren vanuit Jeruzalem te Korinte te zijn aangekomen. Zou Paulus’ nieuwe verbeelding van gemeente-zijn in 1 Korintiërs nog te ver van de cultuur staan, zodat deze nieuwe Joodse leraren een ander, meer cultureel aanvaardbaar model van leiderschap en gemeenschapsvorming konden neerleggen? Hadden de Korintiërs onder invloed van deze nieuwe leiders de brief van Paulus naast zich neergelegd? Of was de brief sowieso al niet in goede aarde gevallen? In ieder geval leidde deze situatie tot pijnlijke onderhandelingen tussen Paulus en de gemeente over de rol van deze nieuwe leiders, waarin Paulus uiteindelijk aan het langste eind trok. 2 Korintiërs getuigt van nieuwe erkenning van Paulus als apostolische grondlegger van de Korintische geloofsgemeenschap.15

Deze korte blik op het leiderschap van Paulus maakt in ieder geval duidelijk dat de eenheid van de gemeente niet ligt in leiders of structuren, en dat die eenheid in Christus gevonden is, maar wel op basis van gelijkwaardigheid en complementariteit

Netwerken in stad en land

Netwerken van leiders in de stad, regionaal en internationaal, dat begon al met Paulus en zijn team, en de teams die vanuit Jeruzalem reisden. Ook toen heerste de vraag naar welke leider gelovigen moesten luisteren. Ook toen werd onderzocht of leiderschapsstructuren zelfstandig in de diaspora konden ontstaan, of dat ze centraal vanuit Jeruzalem moesten worden aangestuurd. Deze korte blik op het leiderschap van Paulus maakt in ieder geval duidelijk dat de eenheid van de gemeente niet ligt in leiders of structuren (wat mij een belangwekkende conclusie voor het huidige oecumenische debat lijkt), en dat die eenheid in Christus gevonden is (dat zal niemand ontkennen), maar wel op basis van gelijkwaardigheid en complementariteit. En dat niet alleen binnen een specifieke kerkgemeenschap, maar ook tussen kerken en kerkgenootschappen in stad en land.

In het huidige ecclesiologische debat zie je stadsnetwerken van kerken en hun leiders zich ontwikkelen op basis van een zogenaamde receptieve oecumeniciteit, waar ieder naar eigen identiteit en mogelijkheden bijdraagt aan kerkzijn in de stad. Deze nieuwe kerkelijke ecologie in de stad lijkt me, gezien deze korte studie van het netwerk van reizende apostelen in de eerste eeuw, een ontwikkeling die we mogen omarmen, en die we met creatieve theologie mogen doordenken en onderbouwen, in navolging van Paulus, en dus ook van Christus.

Prof. Dr. Jack Barentsen is Professor Praktische Theologie en Kerkleiderschap, Evangelische Theologische Faculteit, Leuven.


  1. Alexander Strauch, Leiderschap in de gemeente (Vaassen: Medema, 2002). ↩︎
  2. Alan Hirsch, 5Q: Reactivating the Original Intelligence and Capacity of the Body of Christ (Snellville: 100 Movements, 2017). ↩︎
  3. Steven Crowther, Biblical Servant Leadership – An Exploration of Leadership for the Contemporary Context (Cham: Palgrave Macmillan, 2018). ↩︎
  4. Burnett H. Streeter, The Primitive Church, Studied with Special Reference to the Origins of the Christian Ministry; Lectures Delivered on the Hewett Foundation (New York: Macmillan, 1929). ↩︎
  5. Alistair Stewart-Sykes, The Original Bishops: Office and Order in the First Christian Communities (Grand Rapids: Baker, 2014). ↩︎
  6. David A. DeSilva, Introduction to the New Testament: Contexts, Methods and Ministry Formation (Downers Grove: InterVarsity, 2004), 558–63. ↩︎
  7. Jack Barentsen, “Pre-Pauline Leadership and Pauline Constitution in the Roman Church: An Alternative Interpretation of Romans 12 and 16,” in The Letter to the Romans, ed. Udo Schnelle, vol. 226, Bibliotheca Ephemeridum Theologicarum Lovaniensium (Leuven: Peeters, 2009), 589–610. ↩︎
  8. Jack Barentsen, “Leiderschap als veelvoud van geestesgaven,” Inspirare 2:4 (2019): 39–48. ↩︎
  9. Jack Barentsen, Emerging Leadership in the Pauline Mission: A Social Identity Perspective on Local Leadership Development in Corinth and Ephesus (Eugene: Wipf & Stock, 2011), 268–69. ↩︎
  10. John K. Chow, Patronage and Power: A Study of Social Networks in Corinth (Sheffield: Sheffield Academic Press, 1992). ↩︎
  11. Bruce W. Winter, Philo and Paul among the Sophists: Alexandrian and Corinthian Responses to a Julio-Claudian Movement, 2nd ed. (Grand Rapids: Eerdmans, 2002). ↩︎
  12. Voor deze en de verdere uitleg, zie Barentsen, Emerging Leadership, 75–110. ↩︎
  13. M.i. het beste boek over leiderschap: S. Alexander Haslam, Stephen Reicher, and Michael J. Platow, The New Psychology of Leadership: Identity, Influence and Power, 2nd ed. (New York: Routledge, 2020). ↩︎
  14. James C. Hanges, Paul, Founder of Churches. A Study in Light of the Evidence for the Role of “Founder-Figures” in the Hellenistic-Roman Period, WUNT (Tübingen: Mohr-Siebeck, 2011). ↩︎
  15. Jack Barentsen, “The Social Construction of Paul’s Apostolic Leadership in Corinth,” HTS / Hervormde Theologische Studies (Ignatius van Wyk Dedication) 74:4 (2018), https://doi.org/10.4102/hts.v74i4.5191. ↩︎

Korintiërs
Schrift 2025, nr. 1

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken