Leven en dood, zegen en vloek
Alternatief bij 5e zondag van de herfst (2 Koningen 2,19-25)

Het blijft een ongemakkelijk gegeven in Tora en profeten dat er niet alleen over de zegen van genezing wordt gesproken, maar ook over de dood door vervloeking. De Tora behandelt beide, bijvoorbeeld in Deuteronomium 27-30.1 Eerder in 2 Koningen hebben we gehoord hoe Elia tweemaal vijftig mannen met hemels vuur laat verteren (1,9-12). Na zijn hemelvaart zal Elisa hem in alle opzichten opvolgen als profeet. Niet alleen ‘geneest’ (Hebr.: rafa’) hij water (2,21.22), maar meteen daarna ‘vervloekt’ (Hebr.: qalal) hij tweeënveertig jonge mannen (2,23).2
Geografie in de Bijbel hangt samen met theologie. Er was een afdalende beweging van Betel naar Jericho naar de Jordaan (2 Kon. 2,1-6) voorafgaand aan Elia’s ‘opgaan’ (Hebr.: ‘alah – 2,11). Het was de intocht van het volk Israël in het Beloofde Land in omgekeerde richting. Nu gaat Elia’s opvolger diezelfde weg weer terug. Hij verblijft eerst in Jericho (2,18) en zal daarna ‘omhooggaan’ (Hebr.: ‘alah – 2,23) naar Betel. Jericho was tegen alle regels in herbouwd door koning Achab (1 Kon. 16,34). Betel staat in een kwade reuk vanwege de gouden kalveren (1 Kon. 12,32; 2 Kon. 10,29). Ten slotte zal Elisa de Karmel bezoeken als berg van Elia (1 Kon. 18,16-46), voordat hij naar de hoofdstad Samaria terugkeert (2 Kon. 2,25).
Water wordt genezen
(Drink)water is de eerste levensbehoefte. Niet alleen in onze tijd is het een belangrijk thema. We kennen het verhaal van Mozes, die water ‘genas’ (Ex. 15,25). Het Hebreeuwse woord rafa’, ‘genezen’, wordt daar genoemd in verband met JHWH: ‘Ik, de Here, ben uw Heelmeester’ (15,26 – NBG51). Zal Elisa een waardige opvolger zijn van Mozes en Elia? ‘De stad (Jericho) heeft een goede ligging’ (Hebr.: mosjabh ha‘ir – 2 Kon. 2,19). Dat kan ‘mijn heer’ (Elisa) zien (2,19). Maar, zeggen de inwoners tegen Elisa: het water is slecht en ‘het land veroorzaakt misgeboorten’ (Hebr.: ha’arets mesjakalèt – 2,19). Of het gaat om kindersterfte, onvruchtbaarheid van het land of de dood van dieren is niet duidelijk.3
Elisa geneest het water met ‘zout’ (Hebr.: mèlach – 2,20.21). De zuiverende betekenis van zout kennen we uit het Matteüsevangelie: ‘Jullie zijn het zout der aarde’ (5,13). Bij het genezen door zout klinkt tweemaal het Hebreeuwse werkwoord jatsa’: ‘Hij ging uit naar waar het water uitgaat’ (2 Kon. 2,21 – NB14) dat samenhangt met ‘uittocht’, bevrijding van dood en verderf. Andere belangrijk Hebreeuwse werkwoorden zijn hier rafa’, ‘genezen, gezond maken’ (2,21.22) en dabhar, ‘spreken’ (tweemaal in 2,22): ‘het water werd gezond tot op deze dag naar het spreken van Elisa, dat hij sprak’ (eigen vertaling). Het ‘woord’ (Hebr.: dabhar) van JHWH kan zowel genezend als vernietigend zijn.
Bespotting
Ook het wonderlijke vervloekingsverhaal (2,23-25) laat sterke banden zien tussen Elisa en Elia. Belangrijk themawoord is het Hebreeuwse ‘alah, ‘omhooggaan’ (eigen vertaling). Het komt viermaal voor: ‘Hij ging omhoog vandaar naar Betel en terwijl hij de weg omhoogging, kwamen kleine knapen de stad uit en bespotten hem en zeiden: “Ga omhoog, kaalkop, ga omhoog, kaalkop!”’ (2,23). De rabbijn Rasji (1040-1105) vertaalt hier: ‘Stijg op, kaalkop!’ (tweemaal).
Tweemaal werd niet alleen het omgekeerde tegen Elia gezegd: ‘Kom naar beneden’ (Hebr. jarad – 2 Kon. 1,9.11, eigen vertaling), ‘daal af’ (NB14), waarop ook een verschrikkelijke vervloeking door Elia volgde (2 Kon. 1,10.12). Maar het werkwoord ‘alah wordt ook tweemaal gebruikt voor de hemelvaart of ‘opgang’ van Elia (2 Kon. 2,1.11). Willen de jonge mannen dat Elisa ook naar de hemel verdwijnt? Het woord ‘kaalkop’ komt in Tenach verder alleen voor in Leviticus 13,40. Het vormt een contrast met de harige mantel van Elia. Terwijl Elisa in Jericho als profeet wordt aangesproken, wordt hij bij Betel ‘bespot’ (eigen vertaling van het zeldzame Hebr. werkwoord qalas, hitpal. – 2,23).
Gaat het om kleine kinderen of om jonge mannen? Daarover verschillen de vertalingen van mening. In het Hebreeuws staat er ne‘arim qethannim, ‘kleine knapen’ (2,23 – eigen vertaling) en jeladim, ‘jongeren’ (2,24 – eigen vertaling). Welke leeftijd ook, het verhaal blijft gruwelijk.
Het getal tweeënveertig wordt vaker gebruikt in verband met het Noordrijk Israël. Koning Jehu zal tweeënveertig mannen doden (2 Kon. 10,14; 2 Kron. 22,2-10). Ook worden in het boek Rechters 42.000 Efraïmieten gedood bij de Jordaan (Re. 12,6). Het getal tweeënveertig onderstreept de kritiek op het Noordrijk en de cultus van Betel. Opmerkelijk genoeg geeft de BuberRosenzweig-vertaling een ander getal in 2 Koningen 2,24: tweeëntwintig. Dit hangt samen met een verschillende aanduiding van Achazja’s leeftijd bij de aanvang van diens regering: tweeënveertig jaar in 2 Kronieken 22,2 en tweeëntwintig jaar in 2 Koningen 8,26.
De ‘twee berinnen’ (Hebr.: sjetajim doebbim – 2 Kon. 2,24) komen tevoorschijn nadat Elisa de jongeren in de naam van de Eeuwige (Hebr.: jhwh) heeft ‘vervloekt’ (Hebr.: qalal). Soms wordt de Eeuwige zelf als leeuw of beer voorgesteld (Hos. 13,7). Ook in het boek Wijsheid (11,17) dienen berinnen om een oordeel van de Eeuwige uit te voeren. Nico ter Linden ziet in de berinnen de ondergang van Israël onder leiding van koning Jehu met zijn gouden kalveren (2 Kon. 9-10) en koning Hazaël van Syrië. Hij legt het verhaal uit als kritiek op de politiek van de bestaande heersers, die wel tot ondergang moet leiden.
Niet alle rabbijnen hebben begrip voor dit verhaal.4 Jezus laat impliciet weten de traditie van vervloeking van Elia (en Elisa) niet te volgen (Luc. 9,54-56).
Deze exegese is opgesteld door Willemien Roobol.
- Zie Deuteronomium 30,19: ‘Het leven en de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek.’ ↩︎
- Zie R.B. ten Hoopen, Tweeënveertig ‘kinderen’ en twee berinnen, Met Andere Woorden 2 2018, 26 37. Een helder artikel over deze perikoop. ↩︎
- N. ter Linden, Het verhaal gaat, deel 3, Amsterdam 1999, 239. ↩︎
- Vgl. Tenachon, Hilversum 1986, 6, 86. ↩︎