Menu

Basis

Levend water

Bijbelwetenschappen

Alternatief bij 1e zondag van de herfst (Zacharia 14:1-11.16, Openbaring 22:1-6 en Johannes 7:32-39)

Water is het thema van deze zondag. Niet water zonder meer. Levend water, water dat leeft en laat leven. Leven dat zichzelf mededeelt. Stromend, borrelend, murmelend water. Niet het doodstille water in de regenton, in de poel, in de Dode Zee. Dat is symbool voor leven dat zichzelf wil behouden. Daarover gaat het nu niet. Het gaat over de ‘Geest die Heer is en die levend maakt’, en die ook ons tot mensen wil maken ‘van wie wat uitgaat’. Levendige mensen die leven doorgeven.

‘Stromen van levend water zullen van Jeruzalem uitgaan’ (Zacharia 14:8). ‘Hij liet me een rivier zien met water dat leven geeft’ (Openbaring 22:1). ‘Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart’ (Johannes 7:38). Juist op het Loofhuttenfeest krijgen deze woorden extra reliëf. De hogepriester plengde in de tempel dagelijks water uit de bron van Siloam. Een ritueel dat hoop uitdrukte op een overvloedig regenseizoen, maar dat ook eschatologische verwachtingen wekte. Ezechiël sprak van de tempelstroom (47:1), Jesaja van ‘stromen op het droge en mijn Geest op uw nakomelingen’ (44:3). Het Loofhuttenfeest gedacht het verblijven in tenten, vierde de oogst van heden, en strekte zich verlangend uit naar Gods toekomst, naar ‘de grote zomer’.

Waar bleef het Loofhuttenfeest?

Waar is het Loofhuttenfeest trouwens gebleven in de christenheid? Je kunt zeggen: het is verdwenen. Je kunt ook zeggen: het is als een zuurdesem overal terechtgekomen. Bij Kerstmis: ‘Het Woord heeft onder ons getent.’ Op Palmzondag: palmtakken als op het Loofhuttenfeest. Op Pasen, als er ‘water en bloed’ uit Jezus’ zijde stroomt. Uit Jezus, die de tempel is (Johannes 2:21). Op Pinksteren, als de Geest wordt ‘uitgestort’, op 6 augustus, als Petrus ‘drie tenten’ wil maken. Op Allerheiligen, als de heiligen met palmtakken zwaaien.

Zo bezien doordesemt het Loofhuttenfeest het kerkelijk jaar en geeft het overal een eschatologische smaak aan. Maar we moeten toegeven: we vieren het feest in feite niet. Nog niet. Het moet nog komen. ‘Gods tent is bij de mensen’ (Openbaring 21:3), dat moet nog komen. Het zalige kamperen in de zomer zonder einde. Het getuigt misschien van kerkelijke bescheidenheid dat de Kerk dit feest niet heeft geannexeerd, maar heeft laten staan als een belofte van wat nog komen moet.

Verootmoedigd heidendom

Is het opbouwend om Zacharia 14 over de kerkgangers uit te storten? Alleen als er eerst een uurtje leerhuis aan gewijd is, denk ik. Zacharia 14 is apocalyptisch. God wordt koning (14:9), maar pas als de vijandschap tegen Hem is geradicaliseerd en bloedig neergeslagen. Dan stroomt er levend water vanuit Jeruzalem (14:8) en wordt het Loofhuttenfeest gevierd (14:16). Door het ‘overblijfsel van de volkeren’. Geen jolig carnaval, geen vanzelfsprekende broederschap aller mensen.

Een diep verootmoedigd heidendom schuift hier aan in de loofhut. Bevindelijk gereformeerden zeggen: een mens moet ‘ontdekt worden aan zijn vijandschap tegen God’. Daar zit wat in. Beter het nu onder ogen zien dan je straks laten meesleuren in een mondiale veldtocht tegen God. Matthew Henry (1662-1714) merkt in zijn commentaar op: ‘The life of a good christian is a constant feast of tabernacles’, bestaande in ‘contempt of the world, and joy in God’ (Nehemia 8:17-18). Nehemia 8 is gewijd aan het Loofhuttenfeest en is heerlijk om te lezen. Locatie: ‘bij de Waterpoort’ (8:1).

‘Blij vooruitzicht dat mij streelt’

Een stad aan een rivier. Dit is waar heel het boek Openbaring op uitloopt. Hierna volgt alleen nog de uitleiding. Een stad van lof en licht. Dat is de christelijke visie op eeuwig leven. Opmerkelijk dat een stad als symbool mag dienen. De eerste stad was bouwsel van Kaïn, de moordenaar (Genesis 4:17). Steden zijn vaak stinkende hoogmoed met stinkende armoe eromheen. Waarom het eeuwige leven niet op het idyllische platteland situeren? Misschien vooral om het samenzijn te benadrukken en de met God verzoende cultuur.

Eeuwig leven is christelijk gezien samenleven met God en met elkaar. Wij delen in het leven van Vader, Zoon en Geest, hier benoemd als God, Lam en Rivier. Hier geen onvervulde verlangens meer, maar eeuwig drinken. En we ‘zullen zijn aanschijn zien’ (Openbaring 22:4). Visio beatifica. Je vraagt je af waarom we niet wat vaker bezig zijn met het ‘blij vooruitzicht dat mij streelt’ (Psalm 17:8 berijming 1773). Durven we niet? Houden we ons voorzichtig op de vlakte met vage termen? Mag het een onsje concreter? God is niet een onpersoonlijke oerkracht. Hij is persoon in zulk een volstrekte zin dat wijzelf er vooralsnog flat characters bij zijn.

Wat gaat er van mij uit?

Onze Heer Jezus noemde zichzelf ooit ‘de tempel’ (Johannes 2:21). Toen er ‘water en bloed’ uit zijn zijde stroomde (19:34), kwam de tempelstroom van Ezechiël 47 op gang. Een levenbrengende stroom. Water: doop. Bloed: eucharistie. Zo concreet-sacramenteel vatten de kerkvaders het op. Maar wat voor Jezus geldt, is overdrachtelijk ook waar voor alle gelovigen. Er zal water uit onze (Gr.:) koilia stromen (7:38). ‘Hart’, of ‘binnenste’, vertalen velen. ‘Buik’, zegt de Statenvertaling; ‘schoot’, vertaalt Pieter Oussoren, zoals bij ‘de vrucht van uw schoot’. ‘Is het gewaagd, dan ook een ogenblik aan vruchtwater te denken?’[1]

Wij zullen levengevende mensen zijn. Een ongelofelijke gedachte. We leven en laten leven in de pregnante zin van het woord. Niet dat wijzelf de bron worden (messias-complex), maar wel dat we zullen overvloeien. Ook in tranen. Stilaan bloeit alles om ons heen op. Een tekst als deze doet je verwonderd mijmeren en bidden. Lieve God, is er niet veel méér mogelijk dan ik nu te zien geef? Wat gaat er van me uit? Heer, geef me te drinken. Les de dorst die Gij zelf in mijn hart wekt.

Deze exegese is opgesteld door Wouter van Voorst.

Voetnoot

[1] J.P. Boendermaker, D. Monshouwer, Johannes, de evangelist van de feesten, 125.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken