Menu

None

Liefde die de onderste steen boven haalt

Terugblikken op de Theologencolumn (nr. 9)

We blikken terug op drie jaar Theologencolumn. Deze week reageert Thandi Soko-de Jong op Yanniek van der Schans’ Zelf verstillen voor wie stil gemaakt is.’

„Kiezen om zelf te zwijgen, voor wie het zwijgen is opgelegd, is een krachtige daad. Maar het is geen doel op zich.”

Thandi Soko-de Jong

Yanniek van der Schans vestigt de aandacht op de grenzen van ‘ruimte maken voor’ tot zwijgen gebrachte groepen in haar column ‘Zelf zwijgen voor wie stil gemaakt is.’ In haar column betoogt ze dat ‘het niet genoeg is om een stem te geven aan degenen die tot zwijgen zijn gebracht zonder individuen die tot die groep behoren daadwerkelijk in staat te stellen het voortouw te nemen.’

Net als deskundigen als Linda Alcoff1 is Van der Schans van mening dat spreken voor de ‘stil gemaakten’ een vorm van onderdrukking is die vermomd is als hulp. Het is een vorm van onderdrukking, stelt ze, door het ingebouwde paternalisme in de aanname dat degene die voor de stil gemaakte spreekt het beste weet wat die moet zeggen en hoe die het moet zeggen.2 Verder stelt Van der Schans dat spreken voor de stil gemaakten de status quo in stand houdt door de stil gemaakten ongehoord te laten in plaats van ervoor te zorgen dat ze wel gehoord worden.

Als we ruimte willen maken voor de onterecht tot zwijgen gebrachte mensen, moeten we de redenen waarom ze tot zwijgen zijn gebracht onderzoeken en bevragen.

Ik ben het met haar eens dat spreken voor – en niet met – de stil gemaakten wanneer zij onrecht tegengaan, voorbijgaat aan het feit dat stil gemaakte groepen al een stem heeft. Arundhati Roy verwoordt het nog bondiger door te stellen dat ‘er eigenlijk niet zoiets bestaat als de ‘stemlozen’. Er zijn alleen mensen die opzettelijk het zwijgen is opgelegd, of die bij voorkeur niet worden gehoord.’3 Als we dus ruimte willen maken voor de onterecht tot zwijgen gebrachte mensen om gehoord te worden, moeten we de redenen waarom ze tot zwijgen zijn gebracht onderzoeken en bevragen.

Wat in Van der Schans’ pleidooi ontbreekt een is een meer heldere bespreking van wie het is die groepen tot zwijgen brengt; en wie het is die dat tot zwijgen brengen steunt. Ik stel voor om deze wie-vragen kritisch te onderzoeken in de dynamiek van het sociale zwijgen van gemeenschappen, groepen en individuen. Het is daarvoor nodig om vragen te stellen als ‘wie maakt er plaats voor wie stil gemaakt is?’ en ‘hoe kan je op een rechtvaardige manier “ruimte maken voor”?’  

Wie maakt er plaats?

Groepen die zich inzetten om ruimtes te creëren die de stemmen van wie tot zwijgen is gebracht versterken, hebben vaak een relatief hogere sociale status dan de groepen waar hun activisme voor bedoeld is. Ze zijn in staat om te helpen ruimtes te creëren omdat ze, in tegenstelling tot de stil gemaakten, een (grotere) stem en invloed hebben binnen hun sociale context. Zo is het helpen versterken van de stem(men) van de gemarginaliseerden een daad van het uitoefenen van hun verantwoordelijkheid om achter de gemarginaliseerden te staan. Het is een uitdrukking van empathie, solidariteit en bondgenootschap.

Hun sociale positie brengt echter verschillende risico’s met zich mee die voortdurende zelfreflectie noodzakelijk maken. Hun status als bondgenoot neemt niet noodzakelijkerwijs hun nabijheid tot machtsstructuren weg. Als zodanig zou Van der Schans’ advies aan groepen bondgenoten – om zelf te zwijgen en daarmee de zwijgenden ruimte te geven om te spreken – ook de uitdaging moeten bevatten dat hun zwijgen zinloos is als het doel ervan niet is om gerechtigheid te bereiken.
Met andere woorden, groepen die kiezen voor bondgenootschap en solidariteit moeten noodzakelijkerwijs hun positie ten opzichte van de groepen in het centrum van de macht onderzoeken en bevragen. Ze hebben de noodzakelijke macht om te handelen en deze macht zou moeten bijdragen aan het bereiken van het rechtvaardige resultaat dat de stil gemaakten nastreven.

Hoe kan je rechtvaardigerwijs ruimte maken?

In aanvulling, denk ik ook dat je je beweegredenen om de stem(men) van wie stil gemaakt is te versterken, dient te onderzoeken. Een veelvoorkomende aanwijzing dat iemands motivatie misplaatst is, is wanneer iemand zichzelf positioneert als een ‘redder’ – door taal te gebruiken die impliceert dat de tot zwijgen gebrachte mensen passief zijn en onvoldoende geïnformeerd over hun situatie.

Zoals al eerder opmerkte, zijn de zwijgers niet stemloos. Wat ze wel zijn, is uitgesloten van degenen wiens stem de voorkeur geniet, wel gewenst is en het sterkst gehoord wordt. In een tijd waarin groepen die hun macht aan anderen willen opleggen zelf ook beweren niet gehoord te worden, is het belangrijk om hier iets te verduidelijken. De stil gemaakte stemmen waar Van der Schans en deze column op reageren, zijn de stemmen van hen die onderdrukt worden omdat ze een lagere status toebedeeld krijgen door wie aan de macht is (gebaseerd op geslacht, klasse, afkomst, &c.). Ze worden beschouwd als de ‘Ander’ door hun verschil ten opzichte van die machtigen.4

Het draait erom de stem(men) van wie tot zwijgen is gebracht centraal te stellen en te versterken op diens eigen voorwaarden.

Als zodanig worden hun stemmen ‘bij voorkeur niet gehoord’ omdat ze diegenen uitdagen die hun onderdrukking in stand houden. In het licht hiervan zou rechtvaardig bondgenootschap gebaseerd moeten zijn op een gedeelde menselijkheid met de tot zwijgen gebrachte mensen. Theologische thema’s zoals imago Dei (ons naar Gods evenbeeld geschapen zijn) helpen bij het uitdagen van het idee dat het tot zwijgen brengen van mensen die tegen onderdrukking vechten, door God wordt goedgekeurd. 

Daarnaast bieden bevrijdingstheologieën praktische inzichten die, naar mijn mening, nuttig zijn om solidariteit, bondgenootschap en kiezen-zelf-te-zwijgen meer impact te geven. Een van die inzichten is de oproep om elkaar lief te hebben als een positieve politieke kracht. De Zuid-Afrikaanse theoloog Allan Boesak, bijvoorbeeld, vraagt aandacht voor de mogelijkheid die de gelijkenis op de weg naar Jericho (Lucas 10) biedt om liefde te beschouwen als een politieke kracht voor het goede.5 Hij baseert zich op Jean Cardonnel6 en beargumenteert dat een ware daad van liefde verder gaat dan het helpen van de gewonden (liefdadigheid); het gaat om het achterhalen van wie de wonden heeft veroorzaakt en hoe voorkomen kan worden dat zij opnieuw mensen verwonden:

[Liefde als politieke kracht voor het goede] is geen sentimentele liefde die vaag spreekt over ‘het goede voorbeeld geven;’ het is een ‘strijdlustige liefde, die getransformeerd moet worden in een inventieve, profetische, pionierende, creatieve liefde.’ Dat is de liefde van de Jericho-weg. Het is een liefde die zich niet laat verleiden tot veilige, afstandelijke daden van naastenliefde, een liefde die niet bang is om de situatie aan te pakken zoals men die aantreft, een liefde die de oorzaken van het lijden probeert te begrijpen en deze oorzaken probeert aan te pakken, niet alleen de gevolgen ervan. Het is een liefde die niet alleen probeert te begrijpen wie de wonden heeft veroorzaakt, maar ook waarom. Een liefde die niet alleen vraagt hoe het bloeden te stoppen, maar ook hoe de beschadiging te stoppen is. [eigen vertaling]

Ik denk dat Boesaks argument over liefde zich ook laat vertalen naar de thematiek van solidair zijn met wie het zwijgen is opgelegd. Zelf kiezen om te zwijgen, voor wie het zwijgen is opgelegd, is een krachtige daad. Maar het is geen doel op zich. In plaats daarvan draait het erom de stem(men) van wie tot zwijgen is gebracht centraal te stellen en te versterken op diens eigen voorwaarden. In de tussentijd kunnen wie tot zwijgen zijn gebracht bevrijdende, rechtvaardige, betekenisvolle en transformerende verandering nastreven.    

Thandi Soko-de Jong is een Malawisch-Nederlands activist en theoloog. Ze promoveert aan de Protestantse Theologische Universiteit op interculturele theologie.

Noten

  1. Linda Alcoff, “Het probleem van spreken voor anderen,” In Theorizing Feminisms: A Reader, Elizabeth Hackett en Salley Haslanger (red.)(Oxford: Oxford University Press, 2005): pp. 78-90. ↩︎
  2. Voor een discussie over paternalisme, zie Leo Townsend, “Discursief paternalisme,” Ratio, 34(4) (New York: John Wiley & Sons, 2021): pp. 334-344. https://doi.org/10.1111/rati.12316  ↩︎
  3. Uit de lezing van Arundhati Roy bij de aanvaarding van de Sydney Vredesprijs 2004. ↩︎
  4. Zie bijvoorbeeld Anita Dimitrijovska-Jankulovska en Milica Denkovska, “Postcolonial “Otherness”,” SCIENCE International Journal, 2(1) (2023): pp. 47-50. https://doi.org/10.35120/sciencej020147d  ↩︎
  5. Allan Boesak, ““Brave, Just Men” – Luthuli, Mandela, and South Africa’s Jericho Road (Part 1),” Critical Investigations Into Humanitarianism in Africa (10 september 2014): https://www.cihablog.com/brave-just-men-luthuli-mandela-and-south-africas-jericho-road-part-1↩︎
  6. Jean Cardonnel, “Van konservatieve erfenis naar revolutionaire traditie,” Tijdschrift voor Theologie, (speciaal nummer: Religie van de Toekomst, Toekomst der Religie),(Nijmegen: Radboud Universiteit, 1974): p. 116. ↩︎

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken