Menu

Premium

Lijden

Geloofstaal & cultuurtaal

Auschwitz staat symbool voor het leed dat mensen is aangedaan tijdens de holocaust. In de Tweede Wereldoorlog zijn meer dan zes miljoen joden vermoord door de nazi’s. Een kwart van deze slachtoffers stierf in Auschwitz, het concentratiekamp dat speciaal voor vernietiging was ingericht. Woorden schieten tekort om het absurde hiervan te beschrijven, laat staan het raadsel te verklaren. Ooitwerd een rabbijn de vraag voorgelegd: Hoe kunt u na Auschwitz nog in God geloven? Deze jood antwoordde slechts met een tegenvraag: Hoe kunt u na Auschwitzniet in God geloven?

Menselijk lijden is overal. Keer op keer wordt de wereld opgeschrikt door televisiebeelden uit hongerend Afrika. Regelmatig vallen elders vele duizenden slachtoffers door natuurgeweld van de elementen: aardbevingen, overstromingen, orkanen, bosbranden. Soms komt het leed wel erg dichtbij. Het kan plotseling jezelf treffen of toeslaan in je directe omgeving. Iemand krijgt een ongeneeslijke vorm van kanker. Iemand wordt het slachtoffer van seksueel misbruik. Iemand lijdt aan chronische depressiviteit.

Geen wonder dat veel mensen zich aangesproken voelen door passiemuziek: het evangelieverhaal over het lijden en sterven van Jezus Christus aan het kruis, op muziek gezet voor de lijdenstijd. Uitvoeringen van Bachs Matthäuspassion – en in mindere mate zijn Johannespassion – vormen vooral in Nederland een complete traditie.

Maar wat betekent het lijden en sterven van Jezus Christus, zo’n tweeduizend jaar geleden, voor het wereldleed van dichtbij of verder weg? Kan die ene gekruisigde iets veranderen aan het lot van de talloze ellendigen op deze aarde?

Woorden

De grote diversiteit van termen en uitdrukkingen die het lijden verwoorden in de Bijbel weerspiegelt allerlei concrete situaties waarin mensen leed te verduren krijgen. Zo kan iemand honger, pijn, gebrek of ontbering, maar ook schade of een nederlaag lijden. Patiënten zijn letterlijk lijders. Daarnaast spreekt de Bijbel over ellende (Hebreeuws: ‘oni [zie Gen. 35:18, Ben-Oni, smartenkind]), die bepaalde mensen zwaar onder druk zet: Talrijk zijn de rampen van de rechtvaardige’ (Ps. 34:20)! Christenen komen vanwege hun geloof in de verdrukking (Grieks: thlipsis). Vaak zullen verdrukkingen zich zelfs vermenigvuldigen. Maar gelovige mensen weten zich gesterkt door het unieke lijden (Grieks: paschein/pathèma) van hun Heer, Jezus Christus, op Golgota volbracht aan het kruis.

Betekenis in context

Oude Testament

Lijden is ellendig

Ons woord ‘ellende’ was oorspronkelijk een samenstelling van de woorden ‘elders’ en ‘land’, dus eigenlijk ‘uitlandigheid’. Vanuit een christelijk standpunt zou men hierin een verwijzing kunnen lezen naar de verdrijving van Adam en Eva uit het paradijs. Zij moesten het land verlaten waar het leven goed was en zo ging de mensheid in ballingschap. De oorsprong van al ons leed ligt in de zondeval. Het eerste mensenpaar kreeg als straf op hun ongehoorzaamheid te maken met Gods vloek over het geschapene. De man moest ploeteren op een weerbarstige aarde, terwijl de vrouw een pijnlijke bevalling te wachten stond. En zo is het gebleven tot op de huidige dag: arbeid en gezinsvorming geven veel moeite.

Er zit ook iets demonisch in het lijden. Volgens de Bijbel zijn duivelse machten de aanstichters van veel leed. De rechtvaardige Job werd – met toestemming van de Almachtige – door de satan zwaar geplaagd (Job 2).

Ellende houdt in: bedrukt zijn. De Bijbel zegt zoiets over individuele mensen (Hagar, Lea, Jakob, Jozef, Hanna, Job, diverse psalmdichters), maar ook over Israël tijdens het verblijf in Egypte of over de armen ten tijde van koning Jerobeam II en over Jeruzalem na de verwoesting door de Babyloniërs (zie het boek Klaagliederen).

Men zou het boek Prediker een commentaar op de eerste hoofdstukken van Genesis kunnen noemen. IJdelheid – lucht en leegte – treffender kan het mensenleven-in-uitlandig-heid niet getypeerd worden. Er is niets nieuws onder de zon. Het leven loopt dood. Maar Prediker is niet de aartspessimist die velen in hem menen te zien. Hij erkent volmondig dat de goede dingen in het leven een gave van God zijn. Daarom is er altijd hoop. Al leven wij in ellende, vroeg of laat zal de Here het wenden. Wanneer het stof terugkeert naar de aarde waar het vandaan kwam, gaat de levensgeest naar God die hem geschonken heeft (Pred. 12:7 zinspeelt [evenals 3:20-21] op Gen. 2:7 en 3:19).

Lijden als Messiaanse taak

De geschiedenis van Israël laat vele bloedsporen zien. Steeds weer is geprobeerd het uitverkoren volk van God, inclusief de beloofde Messias, te vernietigen. Er loopt een levensgevaarlijke lijn van de Egyptische farao, die de Israëlieten als dwangarbeiders gebruikte, via Haman de ras-antisemiet, naar koning Herodes de Grote, die alle jongensbaby’s uit Betlehem door zijn soldaten in koelen bloede liet vermoorden (vgl. Jer. 31:15-16; Mat. 2:16-18). Ook Israëls profeten hebben vaak leed ervaren, vooral Jeremia. Maar het lijden dat hoort tot het portret van Gods knecht blijkt bij Jezus onderdeel te zijn van de messiaanse weg (Jes. 53;n; vgl. Hand. 8:32-35).

Nieuwe Testament

Het lijden vanJezus Christus

Jezus Christus, de Mensenzoon, heeft zijn leerlingen duidelijk gemaakt dat Hij gekomen was om te lijden en te sterven alvorens de heerlijkheid binnen te gaan. Zo stond het niet alleen geschreven; er zat ook een goddelijk moeten achter (Mat. 16:21; Luc. 24:26, 46).

Het kon blijkbaar niet anders. Bevrijding uit de greep van zonde en dood was alleen mogelijk door het lijden en sterven van Gods eigen zoon. Daarom hebben de apostelen in hun prediking, vooral voor joodse hoorders, benadrukt dat Gods gezalfde moest lijden (Petrus: Hand. 3:18; Paulus: Hand. 17:3). Juist door het lijden heen heeft Hij de volmaakte heerlijkheid bereikt (Heb. 2:9-10). Een andere weg was er niet. Na alle vernederingen is Hij door God hemelhoog verheven (Filp. 2:8-11). De dood, via Adam onontkoombaar tot alle mensen doorgedrongen, wordt dankzij de ene mens Jezus Christus van zijn macht beroofd; Gods Zoon is een bron van genade, gerechtigheid en leven (Rom. 5:12-21). In Romeinen 7:24-25 verzucht de apostel Paulus: ‘Ellendig mens dat ik ben!’ maar hij is ervan overtuigd dat de God van Israël zich ontfermt over bedrukte mensen. Hij kan zijn volk bevrijden uit de meest benarde omstandigheden. Daarom laat Paulus op zijn verzuchting de uitroep volgen: ‘God zij gedankt, door Jezus Christus, onzeHeer’ (NBV, Willibrord).

Volgelingen van een lijdende Heer

Er is een participatie van christenen in het lijden van Christus (Rom. 8:17; 2 Kor. 1:5; Filp. 3:10). Jezus zelf had dat al aangekondigd. Hij sprak waarschuwend over kruisdragen in zijn spoor, bereid zijn om verdrukking te lijden of zelfs het leven te verliezen. Een slaaf staat niet boven zijn meester en een discipel is niet meer dan zijn Heer. Wij moeten door veel verdrukkingen heen om het Koninkrijk te kunnen binnengaan (Hand. 14:22). Van zulke pressie was al sprake bij de gemeente te Tes-salonica (1 Tess. 3:1-8; 2 Tess. 1:37a), maar het boek Openbaring onthult dat christenen in toenemende mate onder druk komen te staan (Op. 1:9; 2:9-10; 2:22; 7:14).

Volgelingen van de Messias moeten daarom tot lijden bereid zijn. Zij hebben niet anderste verwachten. Dit geldt in het bijzonder voor werkers in dienst van het evangelie, zoals Paulus (Hand. 9:16; 2 Tim. 1:12; 3:11) ofTimo-teüs (2 Tim. 1:8; 4:5). Meer dan eens zag men zijn weg belemmerd door de satan, Gods grote tegenstrever (1 Tess. 2:18).

Paulus ging trouwens heel positief om met allerlei negatieve ervaringen en moeilijke omstandigheden gedurende zijn apostolaat. Hij kon zelfs blij zijn te mogen aanvullen ‘wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus’; zijn lijdenservaringen kwamen immers het werk voor de gemeente van Christus ten goede (Kol. 1:24; vgl. 2 Kor. 1:56). Na veel gebedsstrijd was hem duidelijk gemaakt dat Gods kracht zich in menselijke zwakheid des te beter manifesteert. Vandaar de paulinische paradox: ‘Als ik zwak ben, dan ben ik sterk’ (2 Kor. 12:7b-10; zie ook 4:7-11). Uit verlies winst!

Als christen lijden en zo de hemelse glorie ontvangen: dat is een centraal thema in 1 Petrus. Ten gevolge van hun geloofskeuze kwamen de lezers van de brief onder druk te staan. Ze werden door hun omgeving vreemd aangekeken. Ze waren vreemdelingen geworden in eigen land. Petrus spoort zijn lezers aan het goede te blijven doen en zich door niemand te laten afschrikken. Het is beter te lijden voor het goede dat gedaan wordt, als God dat wil, dan voor het kwaad dat men bedrijft (1 Petr. 3:17; zie ook 2:20; 3:14; 4:15-16; 4:19). Christus heeft het patroon uitgezet -christenen mogen in zijn voetstappen treden (1 Petr. 2:21). Maar omdat Hij na zijn lijden goddelijke glorie ontving, mogen wij ons laten bemoedigen door het feit dat wij niet alleen in zijn lijden, maar ook in zijn toekomstige heerlijkheid zullen participeren (1 Petr. 1:11; 4:13; 5:1; 5:10). De meest glorieuze geestesgave is te kunnen lijden voor Christus (1 Petr. 4:14)!

Bovendien staat een christen nooit helemaal alleen. Er is onderlinge solidariteit tussen gelovigen, waar ook ter wereld, die het om enige reden zwaar te verduren hebben te midden van hun omgeving (1 Kor. 12:26; 2 Kor. 1:6-7; 1 Tess. 2:14; 1 Petr. 5:9; Op. 2:1011).

Samen met de levende God zijn we op weg naar een toekomst zonder lijden. Eens zal de rouwsluier worden verscheurd die alle volken bedekt; de Here zal de dood vernietigen en bij al zijn kinderen eigenhandig de tranen uit hun ogen wissen (Jes. 25:7-8; Op. 21:3-4).

Lijden en heerlijkheid

Paulus is ervan overtuigd dat het lijden van de huidige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die in de toekomst over ons geopenbaard zal worden. Heel de schepping is aan vergankelijkheid onderworpen, maar niet zonder hoop op verlossing (Rom. 8:18-22). In het perspectief van de toekomst wordt de last van ons lijden lichter: het zichtbare gaat immers voorbij, maar het onzichtbare duurt eeuwig (2 Kor. 4:17-18).

In dat verband gebruikt Paulus een metafoor uit het jodendom, namelijk van de Messiaanse weeën. De komst van de Messias zou met pijn en moeite gepaard gaan. Jezus sprak over ‘het begin der weeën’ om de laatste dagen van de wereld te typeren (Mat. 24:8; Mar. 13:8). En het boek Openbaring kondigt enkele van zulke weeën aan (Op. 9:12; 11:14). Driewerf wee voor alle aardbewoners die na het alarm van de engelen de aangekondigde rampen moeten meemaken (Op. 8:13). Zo wordt volgens Paulus heel de tegenwoordige wereld gekenmerkt door een hartverscheurend lijden. De schepping kreunt en zucht als een vrouw onder voortdurende barensweeën. Maar ook hier is hoop, namelijk op de uiteindelijke bevrijding uit alle vergankelijkheid (Rom. 8:23-25). Er komt een tijd dat alle leed geleden is.

Kern

Hoe moet de houding van christenen zijn in dit moeitevol leven? De bijbelse wijsheid zegt: ‘Geestkracht houdt een mens overeind in zijn lijden, maar wie kan een terneergeslagen gemoed opbeuren?’ (Spr.18:14) Verder zal een christelijke houding de volgende kenmerken vertonen:

  • Onbevreesd, maar niet onvoorzichtig. De Bijbel duidt dit aan als een zekere vrijheid van spreken (parrèsia), namelijk zonder gehinderd te worden door belemmeringen van buitenaf of van binnenuit (zie bijvoorbeeld Hand. 28:31).

  • Moedig, maar niet overmoedig, zoals de Here sprak tot Jozua (Joz. 1:5-9) en Jezus tot zijn discipelen (Joh. 16:33; aldus ook Paulus in 2 Kor. 4:16-18). Een christen hoeft het lijden niet per definitie uit de weg te gaan.

  • Standvastig en geduldig. Het eerste is een meer actief, het tweede een meer passief aspect van wat de Bijbel in één woord volharding (hupomonè) noemt. Jobs geduld is ons hierin ten voorbeeld (Jak. 5:7-11).

  • Afzien van wraakzucht, omdat er een rechtvaardige Rechter in de hemel is die het kwaad niet ongestraft zal laten (Deut. 32:35; Rom. 12:17-21).

  • Niet zonder blijdschap. Jezus prees juist degenen gelukkig die vervolgd worden omwille van de gerechtigheid: verblijd u en verheug u, want uw loon is groot in de hemel (Mat. 5:10-12; Luc. 6:22-23; zie ook 1 Petr. 3:14 en 414). Daarom konden de apostelen na hun verhoor voor het Sanhedrin blij zijn dat ze verwaardigd waren ter wille van de naam van Jezus smadelijk behandeld te worden (Hand.5:41).

  • Niet zonder hoop, dus anders dan mensen die wanhopig of radeloos zijn in hun verdriet om de gestorvenen (1 Tess. 4:13).

  • Uitzien naar God, met name door te bidden en geloofskracht bij Hem te zoeken:

‘De God van alle genade, die u in Christus tot zijn eeuwige heerlijkheid heeft geroepen, zal u na een korte tijd van lijden volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten. Hem is de kracht in alle eeuwigheid! Amen’ (1 Petr.5:10-11).

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: armoede, geduld, heerlijkheid, kruis, onderdrukking, volharding.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken