Menu

Premium

Loyaliteitsconflict

11e zondag van de zomer (Romeinen 12,1-8 en Matteüs 17,14-20)

In de brief aan de Romeinen houdt Paulus zich elf hoofdstukken lang bezig met vragen die voor hem urgent waren, maar die voor ons een gepasseerd station zijn. In Romeinen 9 tot 11 worstelt hij met een loyaliteitsconflict. Hoe kan het toch dat de meesten van zijn volk niet met hem meegaan om Jezus Christus te volgen, maar trouw blijven aan de hun vertrouwde eigen traditie? Paulus beseft dat de Tora-observantie en de besnijdenis het jodendom verhinderen om de heidenen te bereiken. Na zijn Damascusmoment wijst hij op Jezus als de vervulling der Wet.

In Matteüs 17 wordt dat in het tekstgedeelte dat direct voorafgaat aan de verzen 14-20 in beeld gebracht in het gesprek van Mozes en Elia met Jezus. Vervulling van de Wet betekent niet de opheffing daarvan. Ook Paulus wil daar niks van weten. Bij de Wet ligt zijn loyaliteit. Maar wat Wet en Profeten bedoelen is vlees en bloed geworden in Jezus, en wie Jezus volgt vervult Wet en Profeten. Over de zonde hoeven we ons dan ook niet meer zo druk te maken.

Paulus heeft vreselijk met die zonde geworsteld. Begrijpelijk als je bedenkt dat het leven van een vrome jood geregeerd werd door 365 ge- en verbodsbepalingen. Voor elke dag één. Overtreding daarvan is zonde en dood. ‘Ik ellendig mens,’ roept Paulus op een gegeven moment uit. ‘Wat ik niet wil doe ik, en wat ik wel wil doe ik niet.’ Hoe kom je daar uit? ‘Dankzij Jezus Christus,’ zegt hij met een zucht van verlichting. Met dát inzicht dat hem op weg naar Damascus ten deel viel, vangt hij bot bij joden (maar lang niet bij alle) en heeft hij succes bij heidenen. Ziedaar zijn innerlijk conflict.

Inmiddels zijn we twintig eeuwen verder. De joden zijn hun eigen weg gegaan en ook de door Paulus en anderen gestichte gemeenten rondom Jezus Christus, aanvankelijk bestaande uit joden én heidenen, hebben dat gedaan. De verhouding tussen die twee is de eeuwen door sterk wisselend geweest: van vreedzaam naast elkaar tot pogroms van de kant van de christenen, culminerend in de Holocaust. Wij moeten de worsteling van Paulus, na daarvan kennisgenomen te hebben, bij hém laten en die niet opnieuw oppompen met een of andere Israëltheologie. De kerk is niet in de plaats gekomen van Israël, Israël is niet opgegaan in de kerk en de kerk ook niet in Israël. Ze bestaan beide naast elkaar. Laat het een vreedzame co-existentie zijn.

De eredainst dy’t woord van joe vragt

In Romeinen 12,1 heeft Paulus het over de gemeente: ‘Ik moedig u aan, broeders en zusters, om uw lichamen te stellen tot een levend offer toegewijd aan God.’ De achtergrond van deze oproep is dat de eenheid in de gemeente ver te zoeken is. De mensen kennen hun plaats niet, blazen zichzelf op en nemen elkaar de maat. Zo kom je er natuurlijk niet. Daarom: besef dat je allemaal aan God bent toegewijd. Dát is je punt van eenheid. Dat is je (Gr.:) logikè latreia. NBG51 vertaalt met ‘redelijke eredienst’, NBV21 geeft ‘ware eredienst’, WV ‘geestelijke eredienst,’ NB ‘eredienst in de zin van het Woord’. In het Engels: the most sensible way to serve God, of the true worship. In het Frans: le vrai culte, of le véritable culte. Het is kennelijk ingewikkeld. De Groningse vertaling: ‘dat is de eredainst dy’t woord van joe vragt.’ Er gaat niks boven Groningen.

Waar gaat het om? Dat je niet op het schema van deze wereld leeft. Deze wereld: dit tijdsgewricht. De (Hebr.:) ‘olam hazzèh in tegenstelling tot de ‘olam habba’. In 13,13 werkt Paulus dit nader uit, maar ook in 12,9-21 geeft hij ons een inkijkje in die ‘andere wereld’, die ‘olam habba’. Dat is een wereld die geworteld is in de liefde; en de liefde is de vervulling der Wet. Door je doop ben je gaan toebehoren aan die wereld, en de logikè latreia betekent dat je daaraan trouw blijft. Dat gaat niet vanzelf. Dat vergt inspanning en een permanente vernieuwing van denken en concentratie op de wil van God. Op wat goed is, (Gode) behaagt en volkomen is.

Daarbij moet je beseffen dat je samen lichaam van Christus bent, gestalte van zijn opstanding. Ieder brengt zijn/haar gaven in. Niemand verheft zich boven een ander. Alleen zo ben je ook daadwerkelijk gestalte van die andere wereld.

Woord en daad ineen

In het evangelie komen Jezus, Petrus, Jakobus en Johannes de berg van de verheerlijking af en ontmoeten aan de voet daarvan de schare. Dat is altijd de schare die de Wet niet kent. De verworpenen der aarde, de ellendigen, de radelozen, de zieken, verlamden en bezetenen. Jezus predikt dat het Koninkrijk van God nabij gekomen is en geneest de ellendigen van ziekte en kwaal. Dat is één en dezelfde zaak. Het is woord en daad ineen, (Hebr.:) dabhar. Het is Wet en Profeten vervullen. In Wet en Profeten gaat het om bevrijding van alle vormen van slavernij, dwingelandij, armoede, ziekte en kwaal en schuld. In het schema van déze wereld wordt dat alles als onvermijdelijk gezien. Dat is het valse bewustzijn dat de massa’s, de scharen (nog steeds) wordt opgedrongen. De prediking van Jezus doorbreekt dit valse bewustzijn, en dat is genezend.

Waarom konden de leerlingen die maanzieke jongen niet genezen? We hebben hier niet te maken met somatische ziekte, maar met een demonie, een (Gr.:) daimonion. Steeds zie je in het evangelie de tegenstelling tussen de prediking van het Koninkrijk en de weerstand van de demonen, het hierboven genoemde valse bewustzijn. Kennelijk hebben de leerlingen de kracht van de prediking niet of nog onvoldoende om mensen uit deze greep te bevrijden. Kleingeloof noemt Jezus dat in vers 20.

Deze exegese is opgesteld door Jaap Goorhuis.

Wellicht ook interessant

Premium

Herstellen, navolgen en getuigen

De opdracht die Jezus aan Petrus geeft in het slot van het Evangelie volgens Johannes, heeft veel vragen opgeroepen in de receptiegeschiedenis ervan. Daarbij draait de controverse om de bijzondere rol die Petrus al dan niet toebedeeld krijgt onder de leerlingen – en de mogelijke gevolgen daarvan voor Petrus’ opvolgers, de bisschoppen van Rome. De tekst gaat echter over meer dan over de relatieve posities van Jezus’ leerlingen – in deze perikoop naast Petrus ook de geliefde leerling. Met name staat de vraag van navolging überhaupt centraal.

None

Bijdrage van Lode Van Hecke bij het boek De imitatie van Christus

Dat ik als bisschop van Gent het eerste exemplaar van uw nieuwe vertaling van De Imitatie van Christus, van Thomas Kempis, mag ontvangen, is natuurlijk een hele eer. Ik doe het in de stad van het Lam Gods van Jan van Eyck, ons bekendste kunstwerk. Thomas Kempis en Jan van Eyck zijn tijdgenoten. Jan van Eyck begon het Lam Gods te schilderen rond 1424, een paar jaar na het verschijnen van de Imitatio Christi in 1421. Was de Imitatio een inspiratiebron voor het Lam Gods? Natuurlijk heeft Jezus zijn navolging geïnspireerd en niet omgekeerd! Maar het boek kan wel het schilderij beïnvloed hebben.

Nieuwe boeken