Menu

Basis

Markant en eigenzinnig theoloog

Gerrit Manenschijn (1931–2024)

Gerrit Manenschijn overleed op 6 maart 2024. Margriet Gosker herdenkt hem als een belezen veelschrijver en iemand die hield van zowel zelfkritiek als duidelijkheid.

Wat is de theologische erfenis van de theoloog, ethicus en filosoof Gerrit Manenschijn? In 1967 werd hij in Amstelveen bevestigd. Daar leerde ik Gerrit en Elly kennen in 1971. Ik kreeg een vicariaat en Gerrit was mijn mentor. Hij begeleidde mij op mijn eerste schreden naar het predikantschap.

Gerrit Manenschijn

Predikant

Omstreden gezegdes

Zijn preken waren helder en to the point. Ook als academicus bleef hij tot na zijn emeritaat haast elke zondag preken. Hij hield van de kerk. Als die werd bespot, deed hem dat zeer. Zo kon hij er niet tegen dat de dochter van Joop den Uyl het gereformeerde milieu waaruit haar vader kwam, ten onrechte betichtte van diens ‘foute’ ideeën in de jaren dertig. Als Gerrit kritiek op de kerk had, dan ervoer hij dat ook als zelfkritiek. Hij hekelde de valkuil van kerkelijke morele zelfverheffing. Willen kerken maatschappelijke veranderingen ten goede tot stand helpen brengen, dan moeten ze niet moraliseren maar bondgenoten zoeken. De kerk zag hij vooral als de gemeenschap van gelovigen. De Bijbel was voor hem altijd een bron van vreugde, al kon hij zich sterk opwinden over bijbelmisbruik. Hoe letterlijk worden metaforen genomen en wat doet taal daarin? Daarover schreef hij zijn boek Omstreden gezegdes. Bijbelse tegenspraak.

Manenschijn hekelde de valkuil van kerkelijke zelfverheffing

Hij kon er niet tegen als mensen de Bijbel lieten buikspreken. Dat gesjoemel met bijbelteksten heeft volgens hem veel mensen de kerken uitgejaagd: ‘Wat zegt de Bijbel over kernenergie? Helemaal niks.’

Filosoof

Er was hem veel aan gelegen te laten zien, dat je bewust in de christelijke traditie kunt staan en tegelijk je intellectuele integriteit kunt bewaren. Dat deed hij ook toen hij de degens kruiste met Herman Philipse en diens Atheïstisch Manifest (1995). Philipse meende, dat Manenschijn niet in de opstanding van Christus geloofde. Gerrit repliceerde:

Ik geloof dat Christus is opgestaan (het ‘dat’ van de opstanding), kan echter over het ‘hoe’ van de opstanding niets meer zeggen dan wat Paulus zegt: een geestelijk lichaam is opgestaan. Christus is voor mij een levende werkelijkheid en Hij hoort mij als ik Hem aanroep in mijn gebed. Opstanding is voor mij dat Christus leeft. Toch kom ik hiermee niet in strijd met de wetenschap. Geloofswaarheden’ zijn van een andere structuur dan wetenschappelijke waarheden, maar daarom nog niet zinloos of leeg.

Ethicus

In 1973 werd hij wetenschappelijk (hoofd-)medewerker Ethiek aan de Vrije Universiteit (VU) te Amsterdam. In 1979 promoveerde hij bij H.M. Kuitert aan de VU op Thomas Hobbes en Adam Smith en van 1988 tot 1996 was hij hoogleraar Ethiek aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij publiceerde veel, over Immanuel Kant en over de rechtvaardigheidstheorie van John Rawls, de belangrijkste sociaal-filosoof van de tweede helft van de twintigste eeuw.

Maar hij was allesbehalve een kamergeleerde. Hij stond midden in het leven en sprak zich regelmatig kritisch uit over actuele onderwerpen. Ruim zestig artikelen in Trouw, de Volkskrant, de NRC over alle mogelijke onderwerpen kun je zo op je scherm krijgen. Zijn grote belezenheid en de grondigheid waarmee hij zijn onderwerpen behandelde, kenmerkten hem.

Over welk maatschappelijk relevant onderwerp publiceerde hij eigenlijk niet? Hij schreef over de koopman en de dominee, over de multiculturele samenleving, over het milieu, over burgerlijke ongehoorzaamheid, over de crisis van de verzorgingsstaat, over de zin en onzin van luxe en over religieus gemotiveerd terrorisme. Voor hem was de waarheidsclaim van het christelijk geloof onopgeefbaar. Hij schreef over barbaren en hun buitengewone menslievendheid: zou dat kunnen betekenen dat wij het wat betreft de moraal van de vreemdeling moeten hebben? Hij dacht kritisch na over seksualiteit en moraal, en wel zo, dat het hem de opmerking van J. Hoek opleverde dat Manenschijn vanuit een vrijzinnige visie op de Schrift ver van huis was afgedwaald.

Hij schreef over hulp bij zelfdoding en vond dat tegenover een recht om te sterven nooit een plicht om te doden kon staan. Hij schreef over de mythe van de autonomie en kon smalend afgeven op onze gezondheidsmanie: ‘Die manische behoefte tot gezond leven, dat vind ik nou ziekelijk.’ Het woord ‘allochtoon’ moesten we volgens hem vanwege de negatieve connotatie vervangen door ‘nieuwkomer’.

Hij wilde een inhoudelijk duidelijke, zo nodig harde dialoog

Over Europa signaleerde hij: ‘Wat is de belangrijkste voorwaarde voor nieuwe lidstaten om mee te mogen doen met de euro? Dat ze de markteconomie aanvaarden.’ Hij hekelde de liberale marktideologie: ‘Als er iets een utopie is, dan wel het blinde geloof in de gunstige uitkomsten van marktwerking.’

Het woord ‘respect’ was volgens hem een cliché geworden, volstrekt betekenisloos. Hij wilde duidelijkheid. Geen gezemel. Hij wilde een inhoudelijk duidelijke, zo nodig harde dialoog. Mensen moesten maar tegen een stootje kunnen en zich niet zo snel gekwetst voelen. Dat vond niet iedereen leuk. Zo had hij in 1995 een vinnige woordenwisseling met de Leidse hoogleraar Treffers.

Geloofszekerheid

Cover van God is zo groot dat hij niet hoeft te bestaan

Kortom, Manenschijn heeft zich op vele terreinen begeven en was niet bang om heilige huisjes omver te werpen. Vanwege Manenschijns uitgebreide oeuvre valt binnen dit bestek niet naar volledigheid te streven. Nog wel dit: in 2001 verscheen zijn boek met de raadselachtige titel God is zo groot, dat hij niet hoeft te bestaan. Een kloek boek. Maar het bracht onrust en is niet altijd goed begrepen. Het kreeg wel een tweede druk.

Het staat in mijn kast maar ik weet niet zeker of ik het zelf goed begrepen heb. Was Gerrit vrijzinnig geworden? Of wilde hij op zijn bekende manier een beetje provoceren? Ik was toen predikant in Amstelveen en Gerrit zou preken. Een van de ouderlingen had grote bezwaren tegen zijn voorgaan in onze kerk. Ik moest bemiddelen, met name rond zijn opvatting over het leven na de dood. Zijn leermeester Harry Kuitert dacht in de jaren tachtig nog dat er wel opstanding moest zijn omdat de beul het niet mocht winnen van het slachtoffer. Maar Gerrit stelde in dit boek de hiernamaalsgedachte discutabel.

Op zijn overlijdensbericht staat de tekst uit Prediker 12:7. ‘Wanneer het stof terugkeert naar de aarde, weer wordt zoals het was, wanneer de adem van het leven weer naar God gaat, die het leven heeft gegeven.’

Ik denk, dat we Gerrit Manenschijn het beste begrijpen in het licht van het volgende citaat:

Ik wil niet van Gods bestaan af en al helemaal niet van God zelf, ook niet van God als persoon. Juist niet van God als persoon. Ik wil er vanaf dat wij, om in Hem te geloven eerst zeker zouden moeten weten dat Hij bestaat. Ik wil af van de denkdwang dat geloofszekerheid bestaat in de vaste overtuiging dat Hij bestaat.

Ach, komt dat niet in de buurt van Oosterhuis: ‘Zien soms even?’

Margriet Gosker is predikant in de Protestantse Kerk in Nederland.


Gerrit Manenschijn, God is zo groot dat hij niet hoeft te bestaan. Over narratieve constructies van de geloofswerkelijkheid, Ten Have, Kampen 2001.

Gerrit Manenschijn, Omstreden gezegdes. Bijbelse tegenspraak. Boekscout, Soest 2016.


Rood!
Woord & Dienst 2024, nr. 6/7

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken