Moppen tappen met Pasen
Irma Jansen blaast een oud idee weer nieuw leven in. Omdat er redenen zijn om te lachen in de kerk.
Elders in dit blad noemt Sake Stoppels de risus paschalis, de paaslach, ontstaan in de middeleeuwen. Met Pasen vertelde de priester een goede grap om samen met de gemeente de dood en het kwaad uit te lachen. Want God had de duivel voor de gek gehouden door Jezus uit de dood op te wekken tot leven. Maar omdat er steeds plattere moppen langskwamen, is uiteindelijk deze vrolijke gewoonte verboden.
Ook na de reformatie viel er maar weinig te lachen in de kerk. Dat is gek, want de kerk zou bij uitstek toch een plek moeten zijn waar mensen mogen lachen, van opluchting, van bevrijding: ‘een lach vulde onze mond’ (Psalm 126). Jezus vertelt regelmatig een gelijkenis waarin er gelachen wordt omdat iets of iemand die verloren was, weer gevonden is. Zo lezen we in Lucas 15 over vreugde in de hemel, engelen die blij zijn omdat er een zondaar tot inkeer komt.
De theoloog en dominicaan Adrien Candiard vertelt over een moment in zijn noviciaat dat hij en zijn mede-novicen tijdens de completen compleet de slappe lach kregen. Ze konden daar niet meer mee stoppen ‘ongetwijfeld vanwege een futiele reden, waarschijnlijk een fout in de psalmodie gevolgd door een amusante mimiek’. De jonge mannen schaamden zich behoorlijk. Maar de volgende dag vertelt een oudere broeder hun dat er in de traditie van hun orde al eerder jonge novicen tijdens het bidden de slappe lach kregen. Een oudere broeder probeerde hen te stoppen maar dat werkte averechts.
Ten slotte bemoeide het hoofd van de orde zich ermee en zei tegen de novicen:
Jullie hebben groot gelijk dat jullie lachen! Lach dus omdat jullie voldoende op je gemak zijn om je thuis te voelen in het huis van God. Lach omdat jullie elkaar genoeg liefhebben om je samen te amuseren over niets. Lach omdat jullie die vreugdevolle lichtheid in je hebben die de engelenvleugels naar het paradijs zal dragen. Lach omdat jullie zijn gered! Lach omdat het koninkrijk van God heel dicht bij jullie is.
Met de woorden van deze abt in mijn oren durfde ik het dit jaar aan om niet één maar zelfs twee moppen te vertellen op paasmorgen in de Oosterkerk te Zeist.
God heeft de duivel voor de gek gehouden
Allemaal vrouwen
Twee priesters zijn met elkaar in gesprek. Ze hebben het over het paasverhaal. ‘Lees toch eens,’ zegt de ene priester, ‘het zijn allemaal vrouwen in dat paasverhaal.’ ‘Ja,’ antwoordt de andere priester, ‘dat is zo … maar vrouwen mogen geen priester worden. En wij priesters mogen trouwens ook geen vrouw hebben. Wij moeten altijd maar celibatair blijven leven. Wat denk je, zal het celibaat nog worden afgeschaft?’ ‘O zeker!’ zegt de andere priester. ‘Wíj maken dat niet meer mee, maar onze kínderen vast wel!’
En: Iemand zei tegen Jozef van Arimatea: ‘Het was zo’n schitterend, kostbaar, met de hand uitgehakt graf. Waarom heb je er iemand anders in laten begraven?’ ‘O,’ zei Jozef. ‘Hij had het alleen maar voor het weekend nodig.’
En daarna konden we samen uit volle borst en met een lach op ons gezicht zingen: ‘Christus onze Heer verrees, ha ha ha ha halleluja!’
Irma Jansen-Kleinjan