Naar voooooorun kijken

Ma Mees heeft drie kinderen. De eerste heet Leen, de tweede heet Twadde en de derde heet Dries. Leen en Twadde komen uit een en hetzelfde ei en daar zijn ze trots op. Ze willen alles samen doen.
De dag breekt aan dat de meeskinderen uit mogen vliegen. Leen en Twadde staan opgewonden op de rand van het nest, naast elkaar. ‘Ik weet precies hoe het moet’, zegt Leen. ‘Je strekt je vleugels uit, je springt en dan vlieg je vanzelf.’ Ze springen en vliegen, eerst nog wat fladderig, maar even later precies als Ma Mees.
Daarna is het de beurt van Dries. Maar Dries durft niet. Hij kijkt over de rand van het nest en wordt bang. ‘’t Is te hoog’, zegt hij. ‘Ik doe het niet.’ ‘’t Is te hoog!’ praat Leen hem na. ‘Ha ha, te hoog. Je bent een rare vogel. Te hoog!’ En Leen en Twadde vallen om van het lachen. ‘Weet je wat’, zegt Twadde. ‘We duwen hem eruit!’ Dan komt Ma Mees ertussen.
‘Niks ervan! Kom Dries, kom maar naast me staan. Ik tel tot drie en dan vliegen we samen.’ ‘Tot drie’, joelt Twadde, ‘tel maar beter tot duizend!’ Dries gaat aan de rand staan. ‘Niet naar beneden kijken’, waarschuwt Ma Mees. ‘Je moet naar voren kijken.’ Ze telt: ‘Eén, twee, drie’, en ze vliegt. Dries aarzelt en blijft staan.
Ma Mees vliegt langs met een bocht. ‘Ga’, roept ze, ‘ga Dries!’ En dan springt Dries, strekt zijn vleugels uit en vliegt.
