Omgaan met het andere van de ander
In deze column reageert Anne-Claire Mulder op het Theologisch drieluik van Mariecke van den Berg over feministische theologie.
Deel 1: wat is het?
Deel 2: sisterhood
Deel 3: Bechdel Test
Anne-Claire Mulder
“Feministische theologie draagt bij aan de omgang met het andere van de ander – inclusief de pijn die dat kan veroorzaken.”
Theologisch drieluik: feministische theologie (reactie)
Een vrolijk feest van herkenning en verrassing – zo zou ik mijn ervaring bij het lezen van het drieluik van Mariecke van den Berg over feministische theologie willen beschrijven. Als feministisch theologe van bijna het eerste uur, herkende ik de ontwikkelingen binnen de feministische theologie uit de eerste column, werd ik verrast door wat een lezing vanuit postkoloniaal perspectief toevoegt aan de interpretatie van het verhaal van de vijf dochters van Selofchad[1] –, en werd ik vrolijk van de column over de Bechdel Test: al die methoden om bijbelverhalen te lezen en te interpreteren – je zou zo aan de slag gaan.
Smaken die aanvullen, versterken en botsen
Deze speelse – misschien anarchistische – manier van bijbellezen roept het beeld van het smörgåsbord op dat Mariecke van den Berg in haar eerste column hanteert. Ze typeert de veelheid aan perspectieven en benaderingen binnen de hedendaagse feministische theologie daarmee als een overvloedig bord – of een buffet? – dat uitnodigt tot eten. Het is een verleidelijk beeld, omdat het herinneringen aan lekker eten oproept en aan smaken die elkaar aanvullen en versterken of die ook als ze na elkaar worden gegeten, een mooie smaakherinnering voortbrengen.
Een ongecompliceerd ‘wij, vrouwen,’ is niet mogelijk
Daarnaast roept het beeld de ervaring op dat de verschillende gerechten op het bord niet altijd bij elkaar passen; dat ze vragen om na elkaar gegeten te worden, misschien met een slokje water tussendoor, of dat ze blijven liggen, omdat ze niet lekker, te zwaar of te pittig worden gevonden. Zo gaat het ook met de verschillende perspectieven op een verhaal – die kunnen schuren, elkaar tegenspreken, de lezer/es boos maken.
De metafoor van het smörgåsbord met zoveel verschillende smaken op een bord laat volgens mij op een wat impliciete manier zien dat de omgang met verschillen niet van een leien dakje gaat: dat een ongecompliceerd ‘wij, vrouwen’ – een idee dat bestaat bij het uitwissen van verschil – niet mogelijk is. Het maakt duidelijk dat het andere van de ander zowel verrassend als confronterend is, zowel een uitnodiging aan de ander om meer van haarzelf te laten zien (wie ben jij?), als een indringende vraag naar de eigen positie (wie ben ik?). Indringend vooral voor mensen die naar de wereld kijken vanuit een positie van privilege, vanuit een dominant perspectief – mannen met zeven en vrouwen met zes vinkjes bijvoorbeeld.[2]
De oecumenische vrouwenbeweging
De oecumenische vrouwenbeweging in Nederland[3] heeft in haar bestaan meerdere van zulke confrontaties met het andere van de ander gehad. Ik wil er een uitlichten, namelijk de kritiek die joodse feministisch theologen uit de VS, zoals Judith Plaskow, leverden op de manier waarop christelijke vrouwen vaak de bijbel lazen.[4] Het is een kritiek die nu voornamelijk bij exegeten bekend is, en verder een beetje in het vergeetboekje lijkt te zijn geraakt.
Plaskow schrijft dat feministische theologie en exegese vanuit feministisch perspectief het gevaar van anti-judaïsme en antisemitisme in zich draagt, bijvoorbeeld doordat Jezus nogal eens wordt afgeschilderd als véél vrouwvriendelijker dan zijn joodse omgeving. Of, een ander voorbeeld, doordat het Oude Testament wordt gezien als door en door patriarchaal in tegenstelling tot het Nieuwe Testament. Zij herkende daarin heel oude christelijke patronen, waarin het christendom werd gezien als opvolger, en-of plaatsvervanger van Israël en de joodse traditie.
Net als bij de zwartepietendiscussie gaat het om het herkennen van stereotyperingen, en een innerlijk verzet tegen het beeld van het eigen ik dat het verhaal van de ander oproept
Deze kritiek van relatief kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog, kwam hard binnen bij de vrouw-en-geloof-beweging en leidde tot cursussen en vormingstrajecten om diepgewortelde patronen van anti-judaïstisch denken bij zichzelf te onderkennen. Dat proces ging niet altijd van een leien dakje. Het verzet van toen lijkt op het verzet tegen Zwarte Piet van nu. Daar gaat het ook om het her- en erkennen van stereotyperingen en generaliseringen en een innerlijk verzet tegen het beeld van het eigen ik dat het verhaal van de ander oproept: ‘daar herken ik mij niet in,’ ‘spijkers op laag water.’
Omgang met meerdere perspectieven op bijbel en dogmatiek
Het laat zien dat de ontmoeting of botsing met het andere van de ander zowel de vraag ‘wie ben jij?’ – en die vraag kan met verschillende intonaties worden gesteld – als de vraag ‘wie ben ik?’ oproepen. Ze daagt uit tot scherpe analyse van posities, bijvoorbeeld met behulp van intersectionaliteit. Ze vraagt ook om luisteren naar het verhaal van de ander met een open oor. Nelle Morton noemt dat ‘de ander tot spreken horen.’ Het vergt het parkeren van de eigen associaties en emoties tot de ander is uitgesproken, tot je die woorden met behulp van vaak moeizame zelfreflectie hebt verteerd.
Als je vraagt: welke bijdrage levert feministische theologie aan theologie en de kerk, dan zou ik wijzen op de praktijken van de omgang met de ander, die de afgelopen 50 jaar met pijn moeite en gelach – soms – zijn veroverd: de erkenning en omgang met meerdere perspectieven op bijbel en dogmatiek naast elkaar en botsend met elkaar, en de omgang met het andere van de ander – inclusief de pijn die dat kan veroorzaken. En dat alles met als doel een bloeiend leven voor allen.
Anne-Claire Mulder is universitair docente voor Vrouwen- en Genderstudies Theologie aan de Protestants Theologische Universiteit (PThU) in Groningen.
Noten
[1] Ik werd verrast door die interpretatie, omdat ik ooit zelf een exegese van dat verhaal gemaakt heb. Zie A.C. Mulder, “Als de nood aan de vrouw komt. Numeri 27, 1-11 & 36:1-13,” in Over de bodem van de knip. Vrouwen doen het Woord,1986-2: 8-11.
[2] Zie Joris Luyendijk, De zeven vinkjes. Hoe mannen zoals ik de baas spelen (Amsterdam: Pluim, 2022).
[3] De Oecumenische Vrouwenbeweging of vrouw-en-geloof-beweging is in Nederland in de zeventiger jaren ontstaan. In 1987 is de eerste Oecumenische Vrouwensynode gehouden. Daaruit is de huidige netwerkorganisatie Oecumenische Vrouwensynode ontstaan. Zie https://www.vrouwensynode.nl.
[4] Judith Plaskow, “Blaming Jews for inventing patriarchy,” in Lilith. Indepent, Jewish and Frankly Feminist. June 5, 1980. https://lilith.org/articles/debut-2/