Onze eerste liefde
In onze serie ‘Wij geloven in…’ is dit het tweede themanummer, over Jezus, Gods Zoon. Dit artikel is de inleiding op de verscheidenheid aan beschouwingen in dit nummer.
In zijn boek Een huis voor de ziel schrijft Henk de Roest: ‘Het hart van de kerk is Christus. Een ‘minimum kerk’ bestaat uit enkele mensen die zich door Jezus aangesproken weten, door hem een rijk van vrede en gerechtigheid verwachten, wederzijds aan elkaar zorg en steun verlenen en zich inzetten voor andere mensen in hun ‘oerbehoeften’ aan veiligheid, bescherming en genezing. Jezus Christus is de dieptedimensie van de kerk. Wanneer we Jezus uit de kerk zouden halen, blijft er niets van over. Een kerkelijke gemeenschap, hoe klein ook, die voluit christelijk wil zijn kan niet anders dan op een niet-opdringerige manier over haar eerste liefde, Jezus, beginnen.’
Het mooie van deze beschrijving van De Roest vind ik dat het ruimte geeft. Enkele mensen die zich door Jezus aangesproken weten, vormen al een kerk. Een plek waar woorden klinken als vrede, verzoening, veiligheid, bescherming, nieuw begin. Een plek waar mensen met vallen en opstaan proberen deze woorden concreet te maken in hun leven van alledag. Naast ruimte is er ook concentratie. Henk de Roest onderstreept dat de essentie van de kerk ligt in de persoon van Jezus Christus. Het draait om Hem, Hij is de dieptedimensie. Hij heeft onder ons gewoond en – zo belijden wij – Hij woont nog altijd onder ons als de Levende Heer. Jezus Christus is de ‘eerste liefde’ van de kerk. Of anders geformuleerd: de kerk is voortgekomen uit zijn onvoorwaardelijke liefde.
‘Maar jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?
In dit themanummer van Ouderlingenblad zoeken we naar woorden en beelden om het geheim van onze eerste liefde tastbaar te maken. Riemer Roukema gaat in zijn artikel in op de Apostolische Geloofsbelijdenis. Hoe komt het dat in die kernachtige verwoording van het christelijk geloof een groot deel van wat Jezus gezegd en gedaan heeft buiten beeld blijft? We horen niets over de gelijkenissen die Hij vertelde of over de blinden die Hij het licht in de ogen gaf. Er wordt niets gezegd over zijn felle debatten met godsdienstige leiders. Ook de diepe woorden van de Bergrede komen niet aan bod. Roukema stelt niet alleen een vraag aan de Apostolische Geloofsbelijdenis, maar ook aan ons. Hebben we in onze tijd niet te weinig aandacht voor wat centraal staat in de belijdenis: de betekenis van Jezus’ dood en opstanding?
Na deze bijdrage die vooral onze hersenen aan het werk zet, helpt Marleen Hengelaar-Rookmaker ons onze ogen te gebruiken. We zien een klassiek beeld van een kind in de kribbe. Een vertrouwd tafereel. Mijn primaire gedachte was: ‘O ja, die ken ik.’ Maar ook in deze afbeelding zit meer symboliek dan je op het eerste moment denkt. Wat mogen we blij zijn met kunstenaars die op een creatieve manier het geloof belijden en ons een spiegel voorhouden. Naast het bekende beeld is er ook aandacht voor een nieuw beeld dat ons een kritische spiegel voorhoudt.
In het derde artikel staan Sake Stoppels en Wilbert van Iperen stil bij verschillende antwoorden op de vraag: ‘Maar jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ Het was Jezus zelf die deze vraag stelde aan zijn leerlingen. Op de vraag naar het heil dat Jezus brengt zijn de eeuwen door verschillende antwoorden gegeven. In dit artikel denken de auteurs na over de rijkdom van deze antwoorden én over de vragen die ze mogelijk oproepen. Ze stellen ook de vraag wat de ‘prijs’ is die je betaalt, als je ervan uitgaat dat bepaalde antwoorden niet meer van deze tijd zijn.
De essentie van de kerk ligt in de persoon van Jezus Christus, het draait om Hem
Na al dat denkwerk is het tijd om te zingen. Hanna Rijken neemt ons bij de hand en wijst ons op liederen die over Jezus gaan. Een artikel waarbij u het Liedboek bij de hand moet houden. Niet alleen schilders en beeldhouwers hebben ons veel nagelaten, ook woordkunstenaars helpen ons boven onszelf uit te reiken. Zij geven dichterlijk woorden aan het geheim van wie Jezus Christus voor ons is en wil zijn. Zelf word ik tot mijn verrassing steeds weer geraakt door Lied 908, ‘Ik heb U lief, o mijn beminde’. Een mystiek lied. Het zijn woorden die ik zelf niet snel in de mond zou nemen, te ‘romantisch’, te verheven. Toch raken ze me als ik ze tijdens de liturgie zing. Het is de kracht van poëtische taal. Taal waarin niet de ratio de boventoon voert, maar het hart.
Als Ouderlingenblad zoeken we ook altijd naar praktische handvatten. Met de verschillende werkvormen die Mathilde Meulensteen met ons deelt, kun je zo aan de slag in de kerkenraad of een andere groep. Ook de persoonlijke portretten, de gedichten en de gebeden kunnen helpend zijn in het onderlinge gesprek.
Denken, kijken, zingen, spreken, bidden… Het zijn middelen om ons te verbinden met Jezus Christus, de Levende die ons eerst heeft liefgehad.
Ik heb U lief, o Gij mijn leven,
vriend die mij trouw zijt tot het eind.
Ik wil aan U mij overgeven,
mijn zon, zolang Gij mij beschijnt.
Ik heb U lief, – o komt dan, kom,
Christus, mijn bruidegom.
Wilbert van Iperen is classispredikant van de Classis Veluwe. Hij is lid van de redactie van Ouderlingenblad.