Op zoek naar een vrouw voor God
De discussie over de plaats van de godin Asjera in de godsdienst van het oude Israël
Lange tijd was de gedachte dat de (mannelijke) God van Israël ooit een vrouwelijke god aan Zijn zij had afwezig bij Bijbellezers. Tegenwoordig kom je die gedachte juist vaak tegen. Waar komt de gedachte vandaan en hoe plausibel is die eigenlijk?
Vrouwelijke goden in de Hebreeuwse Bijbel
Er wordt in de Hebreeuwse Bijbel geen geheim van gemaakt dat de Israëlieten naast hun eigen god ook godinnen vereerden (zie hierover eerder in Schrift 230 [2007], 49-54, het artikel van Marjo Korpel). Deze werden dan wel als afgod neergezet. We komen verder ook weinig van ze te weten. Ze heten Asjera of Astart, die lijken soms met elkaar verwisseld te worden. Zo lezen we in Rechters 2,13 over de afgoderij met ‘de Baäl en de Astartes’ en één hoofdstuk verder over ‘de Baäls en de Asjera’s’ (Re 3,7).
Vaak is er sprake van ‘de Asjera’, in het meervoud (vrouwelijk en mannelijk), waarbij het ook om cultische voorwerpen lijkt te gaan: ze kunnen namelijk worden omgehakt. In de vertalingen wordt het dan meestal vertaald met ‘palen’. Men is wel van mening dat er helemaal niet aan een godin gedacht moet worden en alleen aan cultusvoorwerpen met die naam. Al wordt in het verhaal over de reformatie door koning Josia en 2 Koningen 23 duidelijk dat we hier wel degelijk met een godin te maken hebben. En zelfs met een godin die tot in de tempel van de God van Israël zelf was doorgedrongen. We lezen hoe Josia de spullen voor haar, voor de god Baäl en voor andere goden uit de tempel verwijderd worden om te worden verbrand:
“Toen gaf de koning opdracht aan de hogepriester Hilkia, de priesters van de tweede orde en de deurwachters om alle voorwerpen die voor de Baäl, de Asjera en heel het leger aan de hemel gemaakt waren, uit de tempel van de HEERE naar buiten te brengen.” (2 Kon 23,4 HSV)
Asjera wordt vaker naast Baäl genoemd. Al eerder werd verwezen naar Rechters 3,7. In het verhaal over de confrontatie tussen de profeet Elia en de 450 profeten van Baäl worden ook 400 profeten van Asjera genoemd (1 Kon 18,19). Dat suggereert dat Baäl en Asjera een godenpaar vormden, zoals er in de godsdiensten van het oude Nabije Oosten zovele bestonden. Merkwaardig is dan weer wel dat in de godsdienstige voorstellingen, zoals we die kennen uit de teksten van het oude Ugarit, de godin Asjera niet aan Baäl maar aan de hoogste god El is gekoppeld. De partner van Baäl is in de teksten de godin Anat. Het is bij dit alles wel goed om te bedenken dat we niet al te dogmatisch vanuit een modern perspectief naar de godsdienstige voorstellingen van toen moeten kijken. Lokaal zullen er vele verschillen en vermengingen zijn geweest.
‘Jahweh en zijn Asjera’
In 1967 werden bij opgravingen in Chirbet el-Qom, op de westelijke Jordaanoever, 14 kilometer ten westen van Hebron, en in 1975-76 in Kuntillet Ajrud, in de Negev woestijn, 50 kilometer ten zuiden Kades Barnea, spectaculaire ontdekkingen gedaan in overblijfselen daterend uit de periode rond 800 voor het begin van onze jaartelling. Op de wanden van een graf in Chirbet el-Qom en op voorraadkruiken in Kuntillet Ajrud trof men inscripties aan die lijken te verwijzen naar ‘Jahweh en zijn Asjera’. Bij de inscripties waren er ook nog afbeeldingen van een hand en van een aantal menselijke en dierlijke figuren.
Sinds de publicatie woedt er een hevige academische discussie over de juiste interpretatie. Die is nog gaande, maar dat weerhoudt deskundigen en toeschouwers er niet van om met allerlei soms vergaande theorieën te komen over de god van de Hebreeuwse Bijbel, zijn vrouw en zijn uiterlijk.
Zo verscheen er in 2020 een boek van Laurie Martin-Gardner, The Hidden Goddess: The Quest for the Divine Feminine in the Judeo-Christian Tradition – from Asherah to Mary Magdalene, waarin zij op basis van deze teksten beweert dat de verering van een vrouwelijke god een algemeen geaccepteerde plaats had binnen de godsdienst van Israël en dat het mede daarom ook aanbeveling verdient om die lijn door te trekken.
Ook Francesca Stavrakopoulou in haar boek over de ‘anatomie van God’ uit 2022 is daar heel stellig in: lange tijd was Asjera de goddelijke partner van de God van de Hebreeuwse Bijbel, totdat dit na de Babylonische ballingschap werd onderdrukt.
In Nederland vinden we die gedachte, zij het heel wat terughoudender, ook bij Kune Biezeveld in haar boek Als scherven spreken: over God in het leven van alledag (2008). Daar staat tegenover de neiging van meer behoudende auteurs om strikt vast te houden aan het joods-christelijke monotheïsme en hierin geen aanwijzingen te zien voor een verering van Asjera, dan wel het op te vatten als niet meer dan een uitzondering op de regel.
De teksten en de afbeeldingen
Waarover gaat het nu precies? Klaas Smelik, die in zijn boek Neem een boekrol en schrijf (Zoetermeer 2006) over de tekst vondsten in het oude Israël een goede beschrijving geeft van deze en andere ontdekkingen, vertaalt de inscriptie uit Chirbet el-Qom als volgt:
t
Urijahu, de rijk, heeft dit geschreven.
Gezegend was Urijahu voor JHWH.
En van zijn vijanden heeft Hij hem door zijn asjera verlost.
Door Onjahu.
En door zijn asjera.
Bij deze inscriptie is de vorm van een naar beneden gerichte hand uitgehouwen (zie de afbeelding).
Hiermee lijkt de hand van God aangeduid, zoals we die in latere Joodse afbeeldingen vaker tegenkomen als de zegenende hand die uit een wolk tevoorschijn komt. Doordat hij ‘asjera’ met een kleine letter schrijft, suggereert Smelik dat het om een cultusvoorwerp gaat. Het zou dan niet om een godin naast de God van Israël gaan, maar wel om vrouwelijk vruchtbaarheidssymbool dat gezien de naam wel met een godin geassocieerd was.
Ook in de teksten uit Kuntillet Ajrud gaat het om een zegen. Daarbij is opnieuw sprake van Asjera; op de eerste voorraadkruik lezen we:
Heeft gezegd …
Zeg tot … en tot Jaw’asa en …
Ik heb jullie gezegend bij JHWH van Samaria en bij zijn Asjera!
Op de tweede voorraad kruik staan twee teksten met de vermelding Asjera naast JHWH. De eerste luidt (in de vertaling van Smelik):
Amarjaw:
Zeg tot mijn heer:
Zijt gij in vrede?
Ik heb u gezegend bij JHW[H van] … en bij zijn Asjera.
Hij moge u zegenen
en Hij moge u bewaren
en Hij moge zijn met mijn he[er] …
De hoofdletter bij het woord Asjera geeft aan dat Smelik nu meer dan bij de inscriptie uit Chirbet el-Qom rekening houdt met de mogelijkheid dat het om de naam van de godin gaat. De laatste regels van de tweede tekst doen sterk denken aan de bekende priesterlijke zegen uit Numeri 6. Daar staat tegenover dat er op een manier over JHWH wordt gesproken die niet gebruikelijk is in de Hebreeuwse Bijbel: JHWH van …. Het lijkt erop dat er verwezen wordt naar plaatselijke varianten van de god van Israël, met daarnaast dan ‘zijn’ Asjera.
De tweede tekst luidt:
… voor JHWH van Teman en zijn Asjera (…) Wat hij ook maar vraagt van iemand, moge hij het toestaan (…) en moge JHWH hem geven naar zijn hart.
Gezien de plek in een graf heeft de tekst uit Chirbet et-Qom een duidelijke functie. Hij identificeert de persoon die hier ooit werd begraven en vertelt van zijn band met JHWH (en wellicht Asjera). Het wijst er mogelijk ook op dat men er op vertrouwt dat die band ook na de dood bewaard blijft. Bij de teksten uit Kuntillet Ajrud ligt dat anders. Ze zijn geschreven op twee voorraadkruiken en aangetroffen in een gebouw waarvan de functie niet duidelijk is. Bij de teksten lijkt het om een soort graffiti te gaan. We zouden ook kunnen denken aan concept teksten voor nog te schrijven brieven. Op een grote voorraadkruik zou dan met een voorlopige versie zijn geoefend voor een tekst die later op een losse potscherf werd geschreven, om als brief (ostrakon) te worden verstuurd.
Heel intrigerend zijn de tekeningen die ook op die voorraadkruiken staan (zie de afbeelding).
Het lijkt er op alsof ze later zijn toegevoegd en het is niet zeker of er een direct verband is met de tekst. Op de afbeelding van voorraadkruik 1 is aan de bovenkant de eerste, korte tekst te zien met daaronder drie figuren. Op de achtergrond zien we een vrouw die op een snaarinstrument speelt. Schuin daarvoor staan twee figuren, die volgens sommige geleerden JHWH en zijn Asjera afbeelden. Het lijkt te gaan om een man met daarachter een vrouw. Ze zouden als zodanig herkenbaar zijn door de geslachtsdelen: de duidelijk zichtbare penis bij de linker figuur en de kleine borsten bij de rechter.
In oudere afbeeldingen van de kruik is er ook iets wat lijkt op een penis te zien bij de tweede figuur. In de hier weergegeven afbeelding is die verdwenen, omdat het om een roetvlek bleek te gaan. Daarmee verviel dan ook de oplossing die werd aangedragen voor het probleem van de afbeelding van een vrouw met iets dat op een penis leek. Het zou in beide gevallen niet gaan om een penis, maar om de staart van het dier waarvan de huid als kledingstuk werd gebruikt.
De stijl van de tekening is volgens de kenners te vergelijken met de manier waarop in Egypte de god Bes wordt afgebeeld. Het zou hier dan om een afbeelding van Bes samen met zijn vrouwelijke tegenhanger Beset gaan. Op basis van de combinatie met de teksten zouden we dan moeten veronderstellen dat zij hier JHWH en Asjera representeren. Voor wie meer wil weten hierover; lees de uitgebreide studie van Brian Schmidt.
Als het hier inderdaad om een afbeelding van Asjera gaat, dan valt wel op dat het nogal afwijkt van de vele beeldjes die met deze godin worden geassocieerd. Francesca Stavrakopoulou wijst in het genoemde boek op een in Israël gevonden beeldje van Asjera uit ca. 1250 voor het begin van onze jaartelling (zie de afbeelding).
Daarin staat ze afgebeeld met baby’s aan haar borsten, terwijl ze met haar handen haar geslachtsdeel opent. Of de vele beeldjes van naakte vrouwenfiguren met het accent op de borsten en het geslachtsdeel geassocieerd moeten worden met een verering van Asjera is niet met zekerheid te zeggen (zie hierover het genoemde artikel van Marjo Korpel).
Op de tweede voorraadkruik uit Kuntillet Ajrud zien we links naast de inscriptie met de zegenspreuk een rij met vijf mensen met beide handen geheven. De positie van de mensen wekt de indruk van een gebedshouding, of een processie.
Conclusie
Op basis van de vondsten in Chirbet el-Qom en Kuntillet Ajrud is weinig met zekerheid te zeggen over de status van de godin Asjera in het oude Israël. Speculaties hierover zeggen vaak meer over de uitlegger zelf dan over de teksten en tekeningen. Dat neemt niet weg dat de aantrekkingskracht van in de Hebreeuwse Bijbel genoemde godinnen zoals Asjera groot moet zijn geweest en dat dit op verschillende manieren doorgewerkt moet hebben in het dagelijkse (geloofs)leven. De verering van de ene god JHWH zal niet in alle behoeften hebben voorzien.
Klaas Spronk is hoogleraar Oude Testament aan de Protestantse Theologische Universiteit Amsterdam en hoofdredacteur van Schrift.
Literatuur:
Kune Biezeveld, Als scherven spreken: Over God in het leven van alledag, Zoetermeer 2008.
Marjo C.A. Korpel, ‘Godinnen naast JHWH’, Schrift 230 (2007), 49-54.
Laurie Martin-Gardner, The Hidden Goddess: The Quest for the Divine Feminine in the Judeo-Christian Tradition – from Asherah to Mary Magdalene, Alresford 2020.
Brian B. Schmidt, ‘Gender Marking, Overlapping and the Identity of the Bes-like Figures at Kuntillet Ajrud’, In: Ingrid Hjelm, Thomas L. Thompson (red.), History, Archaeology and the Bible Forty Years after “Historicity”, London 2016, 85-111.
Klaas A.D. Smelik, Neem een boekrol en schrijf. Tekstvondsten uit het oude Israël, Zoetermeer 2006.
Jeremy Smoak, William Schniedewind, ‘Religion at Kuntillet ‘Ajrud’, Religions 10/3 (2019) https://www.mdpi.com/2077-1444/10/3/211
Francesca Stavrakopoulou, God: Een anatomisch onderzoek, Amsterdam 2022.