Menu

None

Opmerkingen bij de lezingen van de zondagen in de Paastijd

orthodox leesrooster

Eerste Paasdag, 20 april, Handelingen I, 1 – 8

In deze lezing wordt teruggegrepen op het Lucasevangelie, met name op datgene wat Jezus gedaan en de apostelen gezegd heeft na Zijn Opstanding. Interessant is dat verteld wordt dat Hij de opdracht gaf in Jeruzalem te blijven, terwijl Hij met hen at. Hiermee wordt uitgesloten dat de apostelen Jezus slechts in een geestverschijning hebben gezien. Geesten eten immers niet. Ook in het Lucasevangelie eet Jezus “voor hun ogen” een stuk geroosterde vis op.

Eerste Paasdag, 20 april, Johannes I, 1 – 17

In deze lezing wordt vanuit de Opstanding teruggekeken naar het begin, naar de tijd vóór de schepping. Toen was het Woord er al, en het Woord was bij God en het Woord was God. Het Woord heeft, evenals de Geest, “meegedaan” met de schepping. In de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel staat geschreven over de Zoon “en door Wie alles geworden is”. Deze Zoon is mens geworden en na Zijn kruisdood op de derde dag uit de dood opgestaan.

Tweede Zondag van Pasen, 27 april, Handelingen V, 12 – 20

In deze lezing wordt verhaald van het werk van de apostelen in Jeruzalem, met name van de vele genezingen die zij verrichten. Daardoor gingen steeds meer mensen in de Heer geloven. Toen de hogepriester en de sadduceeën besloten in te grijpen, en de apostelen gevangen lieten nemen en opsluiten, had dit geen effect, want ’s nachts opende een engel van de Heer de deuren van de gevangenis en gaf hun de opdracht het volk te vertellen over alles wat het nieuwe leven aangaat.

Tweede Zondag van Pasen, 27 april, Johannes XX, 19 – 31

In deze lezing wordt uitvoerig stilgestaan bij het ongeloof dat Thomas uitte, toen de andere apostelen vertelden dat zij in zijn afwezigheid de opgestane Heer hadden gezien. Ook bij ons kan dit ongeloof postvatten. Toen de Heer op de achtste dag van Zijn Opstanding, de dag van vandaag dus, wederom aan Zijn leerlingen verscheen, nu inclusief Thomas, hoewel de deuren op slot zaten, geloofde Thomas wel, en riep uit: ”Mijn Heer, mijn God!”. Tot Thomas en tot ons zei de Heer daarop: ”Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.”

Derde Zondag van Pasen, 4 mei, Handelingen VI, 1 – 7

Het is interessant op te merken dat juist deze zondag, waarin de vrouwen die Jezus gediend hadden en nu Zijn lichaam wilden komen balsemen, centraal staan, ook over de aanstelling van de zeven diakenen wordt verteld. Ook zij kregen een dienende taak, en wel voor de zorg voor de gemeenschappelijke maaltijden. Hun namen worden in deze perikoop genoemd en verderop wordt verteld over het getuigenis van Stefanus, en hoe dit leidde tot diens dood als martelaar.

Derde Zondag van Pasen, 4 mei, Markus XV, 43 – XVI, 8

De lezingen uit het Johannesevangelie worden vandaag onderbroken door een lezing uit het Marcusevangelie over Jezus’ graflegging en de gebeurtenissen op die eerste dag van de week, ’s morgens vroeg, toen de vrouwen met de geurige olie naar Jezus’ graf kwamen om Hem te balsemen. Deze vrouwen waren de eersten die vernamen dat Jezus was opgestaan, en kregen de opdracht om dit aan Zijn leerlingen te vertellen. In de Orthodoxe Kerk wordt Maria Magdalena hierom “Apostelgelijke” genoemd.

Vierde Zondag van Pasen, 11 mei, Handelingen IX, 32 – 42

Opmerkelijk is dat het zowel in de lezing uit Handelingen als in de lezing uit het Johannesevangelie om de genezing van een verlamde gaat. Maar hier, in de lezing uit Handelingen, gaat het ook nog om de opwekking van Tabita, ook Dorkas genaamd. In deze Paastijd, waarin we de Opstanding van de Heer vieren, is het goed om zo’n verhaal te horen over iemand die uit de dood teruggeroepen wordt naar het leven.

Vierde Zondag van Pasen, 11 mei, Johannes V, 1 – 15

Deze zondag en de volgende twee zondagen gaat het in de Evangelielezingen steeds over water.

Water, dat onmisbaar is voor het leven, keert in de evangelielezingen als een constante terug. In dit verhaal brengt volgens een passage die niet in alle vertalingen een plaats heeft gekregen, van tijd tot tijd een engel het water in beweging, en de eerste zieke die daarna in het water komt, wordt van zijn kwaal genezen. De lamme was steeds te laat, maar nu komt Jezus naar hem toe, en geneest hem.

Vijfde Zondag van Pasen, 18 mei, Handelingen XI, 19 – 26, 29 – 30

In dit deel van Handelingen wordt de kring van Jezus’ volgelingen vergroot. De leerlingen waren na de dood van Stefanus, door de onderdrukking die begonnen was, verdreven naar Fenicië. Cyprus en Antiochië, streken die ver weg lagen. In Antiochië werd ook aan Grieken het Evangelie verkondigd, en daar gebeurde het voor het eerst dat de leerlingen christenen werden genoemd.   

Vijfde Zondag van Pasen, 18 mei, Johannes IV, 5 – 42

Het gesprek met de Samaritaanse bij de Jakobsbron in Sichar is een boeiende tekst. Wat zouden we nog meer gehoord hebben, als de leerlingen die de stad ingegaan waren om eten te kopen, nog wat langer waren weggebleven? We moeten het echter met dit verhaal doen, dat Johannes niet zelf gehoord kan hebben, want Jezus was met de Samaritaanse alleen. Verder is interessant op te merken dat ook Jezus hier met zijn prediking verder gaat dan Israël alleen. Hij blijft er zelfs nog twee dagen.

Zesde Zondag van Pasen, 25 mei, Handelingen XVI, 16 – 34

Een lange lezing met een verrassend einde: Paulus en Silas zingen in de gevangenis om middernacht lofliederen voor God als er zich plotseling een hevige aardschok voordoet, waardoor de deuren openspringen en bij iedereen de boeien losschieten. Paulus en Silas proberen niet te ontsnappen, maar gaan in gesprek met de toegesnelde gevangenenbewaarder. Na de woorden: “Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden” tot zich te hebben laten doordringen, worden hij en zijn huisgenoten diezelfde nacht nog gedoopt.

Zesde Zondag van Pasen, 25 mei, Johannes IX, 1 – 38

Door de blindgeborenemoet, zoals Jezus zegt, Gods werk zichtbaar worden. Jezus strijkt wat modder op diens ogen en stuurt hem naar het badhuis van Siloam om zich daar te wassen. Als hij dat doet, kan hij zien. Na een intimiderend intermezzo met de farizeeën ontmoet hij Jezus weer als Die hem heeft opgezocht. Jezus vraagt dan of hij in de Mensenzoon gelooft en maakt Zich als zodanig aan hem bekend. De blindgeborene gelooft in Hem en valt voor Hem neer.

Zevende Zondag van Pasen, 1 juni, Handelingen XX, 16 – 18, 28 – 36

Nu wij Christus’ Hemelvaart gevierd hebben laat ook Paulus aan de mensen die hij het Evangelie heeft verkondigd weten, dat niemand hem na zijn vertrek nog terug zal zien. Hij geeft een aantal adviezen en deelt mee dat er uit hun eigen kring mensen zullen voortkomen die de waarheid verdraaien. Ze moeten dus waakzaam zijn, en hij vertrouwt ze aan God toe.      

Zevende Zondag van Pasen, 1 juni, Johannes XVII, 1 – 13

In dit deel van het Johannesevangelie op deze zondag, die in de Orthodoxe Kerk gewijd is aan de vaders van het Eerste Oecumenische Concilie van Nicea, dit jaar 1700 geleden, legt Jezus, voor Zijn vertrek uit deze wereld, als het ware verantwoording af aan Zijn Vader. Geen van de mensen die de Vader Hem gegeven heeft, is verloren gegaan, behalve dan degene die al verloren was, omdat de Schrift in vervulling moest gaan. Jezus gaat terug naar de Vader en zegt dit alles, opdat Zijn leerlingen vervuld worden van Zijn vreugde.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken