Over alle mensen uitgegoten
![Bijbelwetenschappen [2;1]](https://www.theologie.nl/wp-content/uploads/2021/10/Bijbelwetenschappen-21-1140x570.png)
Bij Handelingen 2,1-24
‘Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar.’ Wie zijn deze ‘allen’? Zijn dit allen die in het bovenvertrek verblijf hielden (Rand. 1,13): de leerlingen, samen met de vrouwen, Maria en de broers van Jezus? Is dit de groep van ongeveer honderdtwintig mensen waarover gesproken wordt (Rand. 1,15)? Of zijn dit de elf apostelen plus Mattias, die door het lot aan hen is toegevoegd (Rand. 1,26)? Dit laat zich op deze plek niet eenduidig vaststellen. Bijzonder is wel, dat honderdtwintig een veelvoud is van twaalf!
Wie het ook precies waren, plotseling zijn zij getuigen van een geluid uit de hemel ‘als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde’. Of, zoals de Naardense Bijbel vertaalt: ‘een ruisen zoals van een geweldig gedreven ademen’. Het Griekse pnoè, dat vertaald kan worden met zowel ‘wind’ als ‘adem’, wijst al vooruit naar de pneuma, de adem of Geest van God, die over de leerlingen komt. Deze wind doet ook denken aan het briesje dat Elia voelt op de berg, de zachte adem waarin God voorbijgaat. Hier op het Pinksterfeest is dit briesje aangewakkerd tot een ware storm, die door het huis waait. Daar waar de leerlingen eerder de deuren hadden gesloten en Jezus hier al doorheen kwam, daar breekt ook hier de wind door ramen, deuren en muren heen en vult het hele huis.
Met deze wind komt ook de levenskracht hernieuwd het huis binnen. Daar waar de leerlingen door Jezus verlaten bijeenzaten, worden zij aangewakkerd, aangevuurd tot beweging. Bij de wind komt hier dat andere element: het vuur. Wind en vuur samen zorgen ervoor dat de leerlingen met hun boodschap naar buiten treden. Woorden in allerlei talen (welgeteld vijftien) gaan de wereld in. God laat door middel van zijn Geest zien dat zijn boodschap niet alleen bestemd is voor Israël, maar voor alle windstreken. Het feit dat er vijftien talen gesproken werden, wekt het vermoeden dat het hier toch gaat om de grotere groep van honderdtwintig. Met twaalf personen vijftien talen spreken, is wellicht een al te groot wonder…?
Twaalf of honderdtwintig?
Dan treedt Petrus naar voren, samen met de elf andere apostelen, en verheft zijn stem (Hand. 2,14). Het zijn hier alleen de twaalf leerlingen die naar de voorgrond treden; de vrouwen en de broers van Jezus blijven ongenoemd, net als de eventuele andere aanwezigen. Hebben dan toch alleen de twaalf de Geest ontvangen? Dat hoeft niet zo te zijn, want waar iemand ‘naar voren treedt’, kan het betekenen, dat hij zich losmaakt uit een grotere groep.
Petrus verkondigt dat wat hier nu gebeurt al aangekondigd is door de profeet Joël (2,28-32): ‘Aan het eind der tijden, zegt God, zal Ik over alle mensen mijn Geest uitgieten.’ Dat God met ‘alle mensen’ ook werkelijk alle mensen bedoelt, wordt helder uit het vervolg: alle zonen en dochters, alle jongeren en ouderen, alle dienaren en dienaressen zullen de Geest ontvangen en profeteren. In de woorden van Joël klinkt dit laatste nog sterker: ‘Zelfs over slaven en slavinnen zal ik in die tijd mijn Geest uitgieten.’ Beide geslachten, alle leeftijden en alle rangen en standen ontvangen de Geest.
Volgens Petrus is dat ook wat hier gebeurt, wat het nog waarschijnlijker maakt dat de Geest daadwerkelijk over de groep van honderdtwintig is uitgegoten. Waren het enkel de twaalf geweest, dan zouden vrouwen niet inbegrepen zijn. Ook zal de variatie in leeftijd onder de leerlingen niet verschrikkelijk groot geweest zijn, noch het verschil in positie op de maatschappelijk ladder. In een groep van honderdtwintig is de variatie aanzienlijk groter.
Geboren en gedoopt
Na het citaat van Joël richt Petrus de blik op Jezus, die wonderen en tekenen van God heeft verricht onder de mensen (Hand. 2,22). De schuld van de dood van Jezus legt hij zonder pardon bij de omstanders neer. Maar de dood heeft niet het laatste woord: God heeft Jezus weer tot leven gewekt. Waar in het Pinksterverhaal tot nu toe de nadruk lag op de beweging van boven naar beneden (het uitgieten van de Geest over de mensen) en van binnen naar buiten (de boodschap gericht aan de omstanders), wordt nu ineens de gang door de dood heen naar het leven benadrukt. Dit voelt als een grote ommezwaai; toch hangen beide bewegingen samen. Het beeld van de doop helpt ons beide bewegingen met elkaar te verbinden, een beeld dat door Lucas zelf wordt aangedragen: ‘Johannes doopte met water, maar binnenkort worden jullie gedoopt met de heilige Geest’ (Hand.1,5). Bij de doop komt de Geest van God van bovenaf over de dopeling, en tegelijkertijd symboliseert de doop de doorgang door de dood heen naar het leven. Bij het Pinksterfeest wordt de kerk geboren en tegelijkertijd ook gedoopt!
Recht van spreken
God giet zijn Geest uit over alle mensen: man, vrouw, jong, oud, hoge en lage maatschappelijke status. Dit is zoals Joël het heeft aangekondigd, en een close reading van het Pinksterverhaal doet vermoeden dat deze profetie met Pinksteren werkelijkheid wordt. Vanaf het eerste begin van de kerk wil God alle mensen inspireren en aanzetten tot het verkondigen van zijn grote daden.
In kerken leeft al eeuwenlang de discussie wie in de gemeente het recht van spreken hebben. Meerdere bijbelpassages spelen in deze discussie een rol. Het Pinksterverhaal is een passage die laat zien dat God vanaf de eerste dag van de kerk ook vrouwen, jongeren en mensen met lagere sociale status wil inspireren om over Hem te vertellen. De woorden van Joël zijn daarbij de dooptekst, die de kerk bij haar prille begin meekrijgt. Het Pinksterverhaal en de woorden van Joël: ze hebben als ‘grondsteen van de kerk’ een belangrijk recht van spreken!