Menu

Basis

Over extase en seksualiteit

‘Als mystiek seksueel is, is seks dat ook’

Schilderij La tentation de Saint Antoine, Félicien Rops, 1878
Félicien Rops, La tentation de Saint Antoine, 1878

Is seks de waarheid van de mystiek? De Kesel: ‘En wat als mystiek de waarheid van de seks is?’ Het zelfverlies in de eenwording met God werpt de mystica, na de extase, terug op haar verlangen, stelt De Kesel. ‘Het is slechts in die zin, dat mystiek “seksueel” is. En zo ook is seks slechts in die zin “seksueel”.’

Dat mystiek iets met seks te maken heeft: tot een goed stuk in de vorige eeuw was het ronduit blasfemisch zoiets te beweren. Vandaag de dag is het een gemeenplaats. Ook het gros van de gelovigen heeft er weinig of geen moeite mee om een mystieke extase, zoals Teresa van Avila die beschrijft in de inmiddels beroemdste passage uit haar Vida, één op één in verband te brengen met een seksueel orgasme1. Wie ooit in Rome de Santa Maria della Vittoria bezocht heeft, herinnert zich vast Bernini’s monumentale beeld dat dit moment uit die Vida in barok marmer vastlegt. En net zo goed herinnert die bezoeker zich misschien hoe ook de vroomste toeristengids die dit beeld van uitleg voorzag, schalks glimlachend alludeerde op Teresa’s klaarkomen.

Velen brengen Teresa van Avila’s tekst in verband met een seksueel orgasme

Of denk aan de tentoonstelling over religie en kunst van een paar jaar geleden: Mystiek: Rituelen. Verstilling. Extase (Limburgs Museum, Venlo, oktober ’22 – maart ’23). De titel is programmatisch. Mystiek begint bij ‘oefening’, ‘discipline’ en in die zin ‘ritueel’. Maar de bedoeling is dat we er stil van worden en bij onszelf komen. Alleen is dat niet het finale doel. We moeten voorbij dat enge ‘zelf’ van ons en ons overgeven aan wat ons buiten onszelf brengt, aan iets groters: het Al, het goddelijke, God, of hoe je het ook noemt.

De extase van de H. Theresa, Gian Lorenzo Bernini, 1647-1652
Gian Lorenzo Bernini, De extase van de H. Theresa, 1647-1652

Drie kunstwerken

In de laatste sectie van de tentoonstelling, in het deel met de titel ‘Extase’, is seksualiteit alom. La tentation de Saint-Antoine (De verzoeking van de H. Antonius) van Félicien Rops (1878) toont ons de heilige die tot zijn ontstentenis moet toezien hoe, op het kruis dat hij in alle devotie contempleert, Christus wordt weggeduwd door een vrouwelijk naakt dat verleidelijk zijn plaats inneemt. Het goddelijke waar de heilige naar kijkt, aldus de suggestie, is in feite diegene naar wie zijn seksuele verlangen uitgaat. Seks is de waarheid van elke religieuze, mystieke verzuchting. Daarom kun je op de glasramen die onze kerken sinds eeuwen sieren evengoed die ‘waarheid’ in glas-en-lood aanbrengen. Even verder sta je dan ook oog in oog met Thursday van Wim Delvoye (2008): een paneel van glas-in-loodramen waarop geraamtes elkaar omstandig kussen in een waaier aan gestes uit het amoureuze liefdesspel.

‘Seks is de waarheid van elke religieuze, mystieke verzuchting’

En een van de laatste werken waarmee de tentoonstelling afsluit en zodoende de apotheose van de mystieke extase illustreert, zijn een aantal pagina’s uit Aad de Haas’ Schetsboek met erotische tekeningen (1970-72) waarop de penetrante act van een heteroseksuele copulatie in niet mis te verstane lijnen is neergezet2. Als de boodschap al niet duidelijk was, is hij het nu: mystiek is de zucht naar extase, en die extase is het seksuele orgasme. Ziehier wat seks en mystiek met elkaar verbindt: seks is de waarheid van de mystiek.

En wat als het net andersom is? Wat als mystiek de waarheid van de seks is?

Sigmund Freud en prikkels

Maar laten we niet te snel gaan. First things first. Waar komt het idee vandaan dat de waarheid van de mystiek in de seksuele sfeer te zoeken valt? Die idee zou er niet geweest zijn zonder Sigmund Freud. Zijn psychoanalyse mag vandaag dan uit het bastion van de psy-wetenschappen zijn verbannen, heel wat freudiaanse ideeën zijn doorgedrongen tot het dagdagelijks discours waarin wij ons spontaan bewegen. Dat mystiek seks is, is een van die ideeën.

Niet dat Freud een grote interesse in mystiek had. Als hij zich daarover in zijn teksten uitlaat, is dat meestal terloops, om zijn eigen theorie te illustreren. Die theorie gaat over wat ons op het meest fundamentele niveau drijft, over drift en verlangen. Niet over waar we naar verlangen en waartoe onze drift ons ‘drijft’, maar over dat verlangen en die drift zelf. En dit denkt hij naar het biologische model van de prikkel/reactie-theorie.

Wat is leven? Voor Freud is leven ‘wat reageert op prikkels’. Dat had hij van Darwin en de jonge biologie van zijn tijd. Als je bijvoorbeeld een prikkel afvuurt op een eencellige, merk je dat dit een levend organisme en geen anorganisch stofdeeltje is, omdat het reageert. De prikkel drukt zich in de celwand, en die reageert door de veroorzaakte prikkelspanning af te weren en de wand opnieuw in de oorspronkelijke positie terug te brengen. En wat is het principe van die reactie? Zelfbehoud. Hoe groter en complexer het prikkelveld is waarop een organisme moet reageren, hoe harder het zal muteren. Ziehier het axioma van Darwins evolutietheorie, tegelijk axioma van onze huidige biologie.

Freud: ‘Mystiek is seks’

Freud, gediplomeerd neuroloog, denkt daar aanvankelijk ook zo over. Maar zijn therapeutische praktijk met psychisch lijdende patiënten brengt hem ertoe van een ander reactieprincipe uit te gaan. Die patiënten zijn in conflict met ‘zichzelf’. Ze reageren op een wijze die aangeeft dat hun ‘zelf’ eerder dan een principe van oplossing, een blijvend probleem is. Alsof ze lust beleven aan de problemen waarover ze niettemin bij de dokter komen klagen. Alsof er een soort weerbarstige lust in het spel is die niet met het zelfbehoudsprincipe samenvalt.

Sigmund Freud en lust

Ziehier het axioma van Freuds theorie: een organisme – en zeker de mens – reageert niet uit zelfbehoud, maar uit lust. Uit lust aan dat zelfbehoud, zeer zeker, maar mogelijk ook aan wat dat zelfbehoud niet automatisch ten goede komt. Na het opnemen van moedermelk, blijft de zuigeling gelukzalig zuigen en sabbelen. Vanuit Darwins zelfbehoudsprincipe bezien, is dit een bijverschijnsel. Voor Freud daarentegen zien we daar iets principieels. De zuigreactie van de baby na de voeding laat het lustprincipe zien. Het kind zuigt eerst en vooral niet om zich te voeden, maar omwille van het genot van het zuigen. Dat zuiggenot zal zich dan ook in het latere leven vertalen in een onoverzichtelijke waaier aan vormen van culturele en minder culturele zuigpraktijken.

Zo ook beleeft de mens zijn eetfunctie niet vanuit de biologische noodzaak zich te voeden. Hij doet dat eerst en vooral omwille van de lust die hij eraan beleeft. Reden waarom, als een hongerprikkel ons in onze slaap komt storen, wij eerst gaan dromen van lekker eten en pas wakker worden wanneer die hallucinatorische lustbevrediging uitgewerkt is en wij slaapdronken naar de koelkast strompelen. Datzelfde lustprincipe maakt ook het feit leesbaar dat iemand zijn biologische eetfunctie aanwendt om zich te pletter te vreten (boulemia nervosa) of diezelfde functie aanwendt om met een biologisch onbegrijpelijke hardnekkigheid ‘niets’ te eten (anorexia nervosa). Tussen de levensfuncties en de manier waarop die geleefd worden, gaapt een kloof, een kloof waarin we lustvol spelen met het leven.

Dit laatste moet je in zijn volle gewicht begrijpen. De mens leeft vanuit een afstand tot het leven: hij speelt het leven en dit wil hier ook zeggen: met het leven. En dit niet omdat hij dat bewust wil, maar omdat hij dat (onbewust) sowieso doet. Het definieert zijn bestaan. Zoals Huizinga in zijn bekende boek de mens als homo ludens definieert, zo definieert Freud (zo je wil, want de term is niet van hem) de mens als homo libidinalis. Lust is ons levensprincipe.

Lust heeft geen doel op zich

Let wel, die lust die ons onbewust in alles wat we doen of niet doen stuurt, heeft op zich geen inhoud. Reden waarom we overal lust aan kunnen beleven, ook aan wat inhoudelijk alleen onlust lijkt, aan wat ongezond, kwaadaardig, levensgevaarlijk is. Sadisme, masochisme, verslaving, geweld: de psychoanalyse duidt het vanuit het lustprincipe. Het leven is een lustspel, en dat spel heeft geen inherent doel, tenzij dat spel.

Kunstwerk Thursday, Wim Delvoye, onderdeel van Days of the week, 2008
Wim Delvoye, Thursday, onderdeel van Days of the week, 2008

Seks uit lust

En hoe kijkt de psychoanalyse tegen seksualiteit aan? Vanuit het lustprincipe, uiteraard. Net als alles wat we doen, is onze seks een zaak van lust. Maar betekent dit ook dat alles wat we doen, omdat het lust-gestuurd is, dus op seks uit is? Is seks wat we onbewust verlangen, waar we verder ook naar verlangen? Is seks datgene waar Teresa van Avila naar verlangt als ze naar God verlangt? Merk hoe in die vragen onverhoeds de veronderstelling is binnengeslopen dat lust dan toch een doel op zich zou hebben. De lust die ons in alles wat we doen en laten aandrijft, zou op seks uit zijn. Quod non dus.

Toegegeven: dit idee wordt algemeen – ook door wetenschappelijk geschoolde psychologen – met de psychoanalyse geassocieerd. Maar die zegt precies het tegenovergestelde. Die zegt dat we aan alles wat we doen en laten onvermijdelijk lust beleven en wel omdat die lust geen doel op zich heeft. Lust is een puur formeel principe dat een wig drijft tussen onze biologische levensfuncties en datgene waarvoor die biologische functies bedoeld zijn. Wij eten, niet om ons te voeden, maar omwille van de lust die we eruit winnen. En dit kan betekenen dat, zoals gezegd, we bijna niets, maar evengoed gevaarlijk veel kunnen eten.

Seks als spel

Zo ook is seks niet het doel van alle lust. Precies niet. Seks is lustvol, maar juist omdat je het niet doet om een doel te bereiken, maar om het spel zelf. Bij seks is dat in zekere zin extra duidelijk. Het biologische doel van seks is voorplanting, maar je hoeft niet nodig naar de inmiddels alom ingeburgerde anticonceptiemiddelen te verwijzen, om in te zien dat we niet om die biologische reden aan seks doen. We kunnen dat laatste wel willen, maar ook dan is het het effect van een spel dat we spelen omwille van (de lust aan) het spel zelf.

We ‘zijn’ ons verlangen naar wie we zijn

Omdat we lustwezens zijn, blijven we rondtollen in de kloof tussen onze biologische levensfuncties en hun doel. Die ‘kloof’ tekent ons hele bestaan, inclusief onze identiteit. Daarop doelt het ‘panseksualisme’ dat men aan Freuds theorie toeschrijft. ‘Alles is seksueel’ betekent niet dat alles wat we doen en denken op de seksuele daad gericht is. Het betekent dat in alles wat we doen en zijn, ook in onze identiteit, een sectie – een scheiding, een kloof – loopt die ons afhoudt van het inherente doel dat in wat we doen besloten ligt. Dus ook in seks in de zin van seksuele act. Ook seks is seksueel, is getekend door een ‘sectie’, een ‘kloof’ die het afhoudt van het doel dat erin besloten ligt. Het is die ‘kloof’, die ‘sectie’, dit ‘seksuele’ dat ervoor zorgt dat we lustvol rondtollen in (het spel van) onze seks.

Anders en algemener uitgedrukt: we zijn niet wie we zijn, we ‘zijn’ ons verlangen naar wie we zijn. We ‘zijn’ ons lustvol, spelend rondtollen in ons verlangen naar wie we zijn.

Félicien Rops, La tentation de Saint Antoine, 1878
Félicien Rops, La tentation de Saint Antoine, 1878

Verlangen

En wat gebeurt er als we ons verlangen ernstig nemen? Als we niet in dat verlangen willen blijven steken, maar eindelijk willen aankomen waar we zijn wie we zijn? Vinden we dan onszelf? Dan vinden we in plaats van onszelf, ons verlangen. Dan vinden we onszelf als verloren in dat verlangen.

De ziel kent geen winst maar verlies: zelfverlies

Als geen ander heeft Jacques Lacan dit aan Freud ontleende inzicht in al zijn schakeringen uitgewerkt. Waar de mens zijn verlangen bevredigd weet, ziet hij de kloof tussen hem en waar hij naar verlangt niet geslecht, maar vindt hij zichzelf als verloren in die ‘kloof’, in die ‘sectie’ tussen hem en hemzelf.

Als we Lacan mogen geloven vind je dat drama op exemplarische wijze verwoord en becommentarieerd bij de grote mystici uit onze traditie. Als geen ander zijn ze specialist in verlangen, al was het maar omdat hun verlangen uitgaat naar diegene die er bij uitstek aan ontsnapt, God, en dit voor hen een reden is om nog meer naar Hem te verlangen. In dit oeverloze landschap van hun verlangen gaan zij alle mogelijke wegen, omwegen en dwaalwegen die men zich kan indenken. Anders uitgedrukt: in de vaak duizenden pagina’s mystieke geschriften geven die mystici elk op hun manier een relaas van hun verlangen, hun liefde voor God, en meestal voorzien ze dit relaas van een methodische handleiding voor wie hun voorbeeld wil volgen.

En hoe is het als dit verlangen zijn doel bereikt, als de goddelijke Geliefde de mystieke ziel eindelijk in Zijn armen sluit? Dan kent die ziel geen winst maar verlies. Zelfverlies. De mystica verliest zich in God. Dit is haar extase.

Is zij dan in God? Als je haar tekst goed leest, is dit in zekere zin te veel gezegd. De extase is momentaan en vluchtig. En zij moet als verlies, als zelfverlies worden gedacht. En dat zelfverlies werpt de mystica, na de extase, steevast terug op haar verlangen. In haar verlangen. In die eindeloze geschriften van haar lees je niet zo veel over haar extase, maar des te meer over haar verlangen. Of in haar taal: je leest er over haar mystieke nacht, over het uitblijven van het antwoord op het verlangen, het uitblijven van het doven, door de Geliefde, van de brand van haar verlangen die wanhopig hopend blijft branden en, met alle pijn, tegelijk een niet te torsen vreugde geeft, waarin ze zichzelf verliest zonder zichzelf ook achter te kunnen laten.

Het is in die zin, en slechts in die zin, dat mystiek ‘seksueel’ is. En zo ook is seks slechts in die zin ‘seksueel’.

Of, om nog eens naar de tentoonstelling Mystiek in Venlo te verwijzen: de tekeningen uit Aad de Haas’ Schetsboek waarmee het tentoonstellingsparcours zo goed als afsluit, illustreren magistraal het vandaag de dag alom heersende misverstand over de relatie tussen mystieke extase en seksualiteit.

Motto’s

‘Het verlangen van de geest
kan nooit worden gestild.’
Hildegard van Bingen

‘En hoewel ik soms stierf van wanhoop, leidde ik
toch een schijnbaar vrij en spiritueel leven.’
Raymond Queneau

Noten

  1. ‘Ik zag in zijn handen een brede, gouden lans met aan het uiteinde een weinig vuur, meen ik. Hij scheen ze mij een paar maal doorheen het hart tot in de ingewanden te stoten. Bij het terugtrekken ervan was het net of deze mee werden uitgerukt, terwijl ik zelf, vervuld van vurige liefde tot God, achterbleef. De hevige pijn die ik daarbij voelde, deed me zachtjes kreunen […] Toch was die onuitsprekelijke pijn buitengewoon zoet. Het is dan ook onmogelijk naar het einde ervan te verlangen. De ziel kan met niets minder tevreden zijn dan met God zelf. Dit is geen lichamelijke, maar een geestelijke pijn, al heeft ook het lichaam er enigszins en zelfs opmerkelijk deel aan. Hier heeft een zoet verkeer plaats tussen de ziel en God. Ik smeek Hem het te laten smaken aan ieder, die me van leugen verdenkt.’ Teresia van Avila, Mijn leven. Autobiografie, vertaling Carlos Noyen, Gent: Carmelitana, 1984, p. 307. ↩︎
  2. Voor twee afbeeldingen, zie de Catalogus van de tentoonstelling Mystiek – Rituelen – Verstilling. Extase, Limburgs Museum, Venlo, 2022, p. 82-85. ↩︎

Marc De Kesel is emeritus hoogleraar van de Radboud Universiteit, Nijmegen. Vanuit filosofisch perspectief publiceert hij over kunst- & cultuurkritiek, lacaniaanse theorie, Shoah-receptie en religie- & mystiektheorie. Publicaties: Ik God & mezelf. Mystiek als deconstructie. (2021); Seks in biopolitieke tijden: levenskunst met Foucault en Lacan (2023); Effacing the Self: Mysticism and the Modern Subject (2023).


Extase
Herademing 2024, nr. 4

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken