Menu

Premium

Over liefhebben en vergeven

Bij Lucas 7:36-8:3 en Hooglied 4:16-5:8

De mond van de vrouw in dit gedeelte uit Lucas kust overvloedig, maar spreekt geen woord. Het doen van de vrouw staat met een ketting van werkwoorden beschreven in de verzen 37-38. Maar spreekt het ook voor zich wat ze doet? Zo wil het romantisch vooroordeel. ‘Daden zeggen alles.’ Toch zijn woorden broodnodig. Alleen is het Jezus die het woord bij haar daad voegt, niet de vrouw zelf.

De vrouw in de stad was ‘zondares’ (bijv. NBG ’51). De Vulgaat heeft: peccatrix. Maar het Griekse woord luidt: hamartoolos, een mannelijk klinkend woord, dat, ook wanneer toegepast op een vrouw, geen vrouwelijke uitgang krijgt. Dat is opmerkelijk. Een zondaar is een man. Overvallen, moord, verkrachting, afpersing en dergelijke: het zijn typische mannendaden. Als nu een vrouw zondaar wordt genoemd, waaraan moeten we dan denken? Roddel misschien? Nauwelijks; dat is alom geaccepteerd. Nee, als een vrouw hamartoolos heet, is dat in verband met mannen, het kan bijna niet missen. Welnu, deze vrouw ‘stond bekend als’ zondaar, vertaalt ook de NBV en het Grieks geeft daar ook aanleiding toe. Nu ligt er een gevaar op de loer voor ons bijbellezers. Onze sympathie ligt direct bij de vrouw als slachtoffer van maatschappelijke stigmatisering in een vrouwonvriendelijke tijd. We hebben dadelijk een hekel aan de bekrompen farizeeërs, op wie we van alles projecteren. We pleiten de vrouw op voorhand vrij. ‘Dat je zondaar bent, zéggen de mensen alleen maar.’ O ja? We horen Jezus anders serieus ingaan op haar zonden. Het toepassen van de zondenverdwijntruc doet geen recht aan die vrouw en evenmin aan de farizeeërs met hun ijver voor de HEER. We gebruiken hen om goedkoop morele bonuspunten te scoren. Dat lijkt me pas écht farizeïsch!

Wat is de queeste?

Bij het bestuderen van een Schriftgedeelte kunnen de leesvragen behulpzaam zijn die Jan Fokkelman voorstelt.[1] Eén daarvan luidt: wat is de queeste van de hoofdpersoon? Wat wil hij of zij bereiken? Waaruit blijkt dat precies? Het is mijn ervaring dat het minutieus beantwoorden van die leesvragen wérkt. Je komt er dingen door op het spoor. We vragen dus: wat wil die vrouw? Dat is nog niet zo gemakkelijk te zeggen. Lucas vermeldt er niets over en noteert alleen acht werkwoorden. ‘Onderkennende (..) gekocht hebbende (..) staande (..) wenende (..) begon zij nat te maken (..) en droogde (..) en kuste (..) en zalfde’ (7,37-38).

Aanraking

Simon vat dat alles samen in het werkwoord ‘aanraken’ (7,39). De afkeuring druipt er vanaf. Simon oordeelt, hoe kan het ook anders, op grond van wat hij van deze vrouw weet. En dan komt alles in een bepaald licht te staan. Zijn bij haar zonde en aanraking niet nauw verweven? Wat voor tranen weent ze daar? Haar leefstijl vráágt om voortdurende teleurstelling! De mirregeur waarmee ze het huis ongevraagd vervult, roept associaties met het Hooglied op. Maar hoe wrang zijn die als je bedenkt wat voor vrouw dit is! Opzichtig droogt ze zijn voeten met haar haren. Waarom trekt Jezus zijn voeten niet terug? Heeft Hij de gedragscode voor predikanten niet gelezen? ‘(..) je gaat ook niet in op seksuele toenaderingspogingen van je gesprekspartner’ (B15). Dat is geen kwestie van preutsheid, maar van gezond verstand en professionaliteit.

Ondertussen weten we nog steeds niet wat die vrouw hiermee wil. We hebben alleen haar reputatie en haar woordeloze (volgens Simon: waardeloze) gedrag. Wat is haar queeste? Weet ze dat zelf eigenlijk wel?

Gastvrouw

Jezus voegt het woord bij haar daad. Een groot deel van de directe rede bestaat uit Jezus’ woord tot Simon, waarin Hij haar gedrag verheldert als.. het optreden van een gastvrouw – waartegen Simons gastheerschap schraal afsteekt! Gaat gastvrijheid in de Schriften niet vaak gepaard met voetwassing, kussen en zalving? Ja, nu je het zegt. De vrouw is gastvrouw. Wist ze dat al? Misschien wordt het haar nu pas duidelijk. Al doende betoont ze veel liefde en dat hangt weer samen met vergeving. Zou ze het zelf ook zo verwoord hebben? Misschien is het pas Jezus die de aard van haar queeste duidelijk maakt. Haar doen wordt kristalhelder door het woord van degene die er het lijdend (en leidend) voorwerp van is.

Genade of verdienste?

Wat die vrouw doet, is gastvrouw zijn, liefhebben. ‘Daarom zeg Ik u: haar zonden zijn haar vergeven, de vele, want ze heeft veel liefgehad’ (47). Wacht even, hoe zit het nu: worden haar zonden vergeven omdat ze veel heeft liefgehad? Andersom toch? Willem Barnard schrijft: ‘Waarom zou de evangelist er geen dubbelzinnigheid hebben ingelast? Juist dat maakt het verhaal zo boeiend. (..) De lijn van de genade en de lijn van de verdienste, ze komen bij elkaar in de verte, in een punt van de oneindigheid. (..) Maar het zou ook wel eens kunnen, dat wij er beter aan deden, te spreken van de wekkende en de gewekte liefde. De uitstraling van de messias, dat vurige hart van de kosmos, en de hunkering van een ziel die zonder liefde verkommert.’2[2]

De andere aanliggenden ‘begonnen in zichzelf te spreken’ (49). De monologue intérieur van vers 39 krijgt hier een vervolg. Weer dat denigrerende houtos (‘deze’): wie is deze, die inbreekt in ons morele universum? Stuk voor stuk zijn het hoogstaande, toegewijde gelovigen, ongetwijfeld. In onze tijd zouden ze fairtrade-koffie gedronken hebben. Maar: ze blijven alleen-in-zichzelf met hun oordeel. Hun valt dan ook weinig tot niets te vergeven. Vandaar dat hun liefde zo schraal is. De vrouw daarentegen is door alle linies heen gebroken om Jezus te kunnen verwelkomen. Ze heeft zichzelf in zijn woord nieuw leren kennen. Ze mag dan ook ‘heengaan tot vrede’ (7,50; vgl. 1 Sam. 1,17 [Septuagint] en Luc. 8,48).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken