Menu

Premium

Paulus en het jodendom van zijn tijd

2e zondag van de zomer (Galaten 5,1.13-25)

Bijbelwetenschappen

Tijdens zijn audiëntie van 11 augustus 2021 sprak paus Franciscus over de Tora. Teruggrijpend op Paulus stelde hij dat de wet (Tora) geen leven gaf. Ze was niet de vervulling van de belofte, aangezien ze niet in staat was haar te vervullen… Zij die leven zochten, moesten naar Christus kijken en de belofte die in Hem vervuld was.

Wet versus genade, geest versus vlees, slavernij versus vrijheid. Dit zijn de drie centrale tegenstellingen die Paulus in Galaten 5 opwerpt.1 Traditioneel werden deze tegenstellingen geïnterpreteerd op de door de paus verwoorde manier: met de komst van Christus heeft de wet zijn functie verloren en is het tijdperk van de genade ingeluid. Dit was Luthers centrale inzicht: door Christus was hij van de vloek der wet bevrijd en hoefde hij God niet langer gunstig te stemmen door een perfecte betrachting der wet. Dit was immers onmogelijk. Paulus’ transformatie, gecondenseerd in de uitdrukking ‘van Saulus naar Paulus’, van wetsgetrouwe jood tot overtuigde prediker van Gods genade in Christus, stond symbool voor de verhouding van het ‘werkgerechte’ jodendom tegenover het uit genade gerechtvaardigde christendom.

Een nieuwe kijk op Paulus

Met het zogenaamde New Perspective on Paul kwam kritiek op deze veronderstelde tegenstelling tussen wet en genade bij Paulus. Langzamerhand zette zich het inzicht door dat in het jodendom van de Tweede Tempel de wet niet diende als middel tot rechtvaardiging, maar als gepaste reactie op Gods voorafgaande sluiting van het verbond. Het houden van de geboden diende hiermee zowel als bevestiging van de eigen identiteit alsook als afgrenzing ten opzichte van de volkeren. Hierin wederom zien de aanhangers van het New Perspective het conflict tussen Paulus en zijn joodse tijdgenoten. Met de komst van Christus was dit verschil immers weggevallen.

Voor het Radical New Perspective on Paul is deze lezing van Paulus nog steeds te christocentrisch. Werkend vanuit de overtuiging dat ‘Paul never left Judaism’ propageren zijn vertegenwoordigers een tweesporig verbondsmodel. Als apostel voor de heidenen is Paulus’ boodschap alleen gericht tot mensen uit de volkeren. Voor hen is Christus de weg naar een verbond met God. Niet echter voor joden. Als volk van het verbond hebben zij Christus niet nodig, aangezien God zijn verbond met Israël nooit heeft verbroken. Met het oog op de geboden hanteert het Radical New Perspective ook binnen de Christusbeweging een tweesporig model: de hele wet voor de jodenchristen; voor de heidenchristen de noachitische geboden, een zevental basale geboden die volgens de rabbijnen voor iedereen gelden.

Acht Paulus de wet achterhaald?

Al bij de vraag naar de adressaten van de brief wordt het spannend. Algemeen wordt ervan uitgegaan dat Paulus zijn brief schrijft voor een heidenchristelijk publiek. In deze context is zijn ageren tegen een besnijdenis en de daarmee gepaard gaande uitoefening van de geboden goed te begrijpen. In consensus met het Concilie van Jeruzalem (vgl. Hand. 15) gaat hij in tegen (andere rondtrekkende) predikers die leerden dat met het toetreden tot de Christusbeweging – en de daarmee gepaard gaande opname in het verbond – een verregaande joodse levensstijl noodzakelijk werd. Houdt men er echter rekening mee dat volgens sociologisch onderzoek rond het jaar 50 de vroegchristelijke gemeenten gemengd waren, dan verschijnen Paulus’ woorden in een ander licht. Zou Paulus dan toch de wet als achterhaald zien en als in strijd met Christus?

De verzen 1-6 lijken dit beeld te bevestigen. Vrijheid door Christus wordt gecontrasteerd met het juk der slavernij, rechtvaardiging door de wet met genade. Rechtvaardiging komt niet via de wet, maar via Christus – besnijdenis wordt dus irrelevant en de wet daarmee ook. Met vers 13 en 14 komt zij echter weer terug in het spel, wederom in directe context met vrijheid. Deze lijkt in de perikoop 5,1-15 het sleutelbegrip te zijn.

Het komt op de context aan

Vrijheid lijkt in nauwe samenhang te staan met geloof (5,5-6). Het geloof in Christus is dus voor Paulus de sleutel tot gerechtigheid – niet de wet. Dit echter zouden zijn tijdgenoten ook niet hebben beweerd. Waar het meer om lijkt te gaan is dat de basis voor de gerechtigheid/rechtvaardigheid – en hiermee het verbond – voor Paulus is verschoven. De besnijdenis staat symbool voor het oude verbond. Wie op basis hiervan in overeenstemming probeert te leven met de wet, is dan niet langer beschermd tegen de verbondsvloek: ‘Vervloekt is eenieder die zich niet houdt aan de bepalingen van deze wet’ (Deut. 27,26).

Eerder was de naleving van de geboden nog het joodse antwoord op de sluiting van het verbond op de Sinai, een uiting van dankbaarheid tegenover God omwille van zijn eerdere ontferming over Israël – gebeurde het dus binnen het verbond en waren mensen hierdoor door God beschermd voor de wat Paulus ‘slavernij van de zonde’ noemt.

In Christus identificeert Paulus de eschatologische vernieuwing van het verbond en tegelijkertijd een opening ervan naar de volken toe. Met deze verschuiving van het verbond van de Sinai naar Christus verschuift voor Paulus dan ook de basis van de gerechtigheid. Bijgevolg vallen de Galaten volgens Paulus dus uit de verbondsgemeenschap met Christus op het moment dat ze zich laten besnijden. Waardoor ook de rol van de wet voor hen verandert van expressie van dankbaarheid tot middel voor rechtvaardiging. Dit is echter geen kritiek op de wet op zichzelf. Binnen de nieuwe verbondssetting geldt zij nog steeds als leidraad.

Deze exegese is opgesteld door Chanan Raguse.

  1. Deze uiteenzetting over Galaten 5 is gebaseerd op: Bas van Os, The Jewish Recipients of Galatians, in: Stanley E. Porter (ed.), Paul: Jew, Greek, and Roman, Leiden 2008, 51-64; en Christopher Zoccali, What’s the Problem of the Law? Jews, Gentiles and Covenant Identity in Galatians 3:10-12, Neotestamentica 49,2 (2015), 377-415. ↩︎

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken