Preekillustraties: Armoede
-
Ik ben ervan overtuigd dat, omdat Jezus mijn Redder en Verlosser is, ik geen eigen bezit meer heb. Alles is van Hem, want ik ben van Hem. Ik beheer dus zijn geld en goederen en mag daar van nemen voor mezelf. Met dat laatste lig ik, in het licht van alle armoede en ellende, nog wel eens overhoop.
D. Langhenkel, in: ‘Eyeopeners’
-
Aan het eind van de negentiende eeuw heerste er grote armoede in mijn geboortestad, Den Helder. In een van de armste wijken woonde bakker Breet. Toen bakker Breet tot levend geloof kwam, stapte hij naar de diaconie van zijn kerk, hij deed een beroep op hun kapitaal en verantwoordelijkheid, maar tevergeefs! Vanuit zijn bakkerij is hij toen zelf hulp gaan verlenen, zonder aanzien des persoons en zonder voorwaarden. Wie brood nodig had, kreeg brood en vaak nog meer. Alleen door lange dagen te maken, eenvoudig en zuinig te leven, kon hij dit ondersteunende werk doen, naast de zorg voor zijn grote gezin. Hij werd daarin geleid door de consequente gehoorzaamheid aan zijn geloofsbelijdenis: ‘de behoeftigen, die ik ontmoet op mijn levensweg, zijn voor mijn rekening.’ Dat was zijn gehoorzaamheid aan het evangelie van Jezus! Hij is de geschiedenis ingegaan als de ‘zalige vader Breet’.
D. Langhenkel, in: ‘Eyeopeners’
-
Er zijn ergere vormen van armoede dan geldgebrek.
Cees Buddingh
-
Het is niet zo dat de armen dichter bij God staan, maar wel dat God dichter bij de armen staat
B. Goudzwaard
-
Waar de kerk is, daar zijn ook armen. Zij zijn trouwens meestal de enige ware leerlingen van het Evangelie, zoals Christus zegt: ‘Aan de armen wordt het Evangelie verkondigd’.
M. Luther
-
Waar het ware Evangelie is, is armoede.
M. Luther
-
Voor hen die omwille van Jezus helemaal los van alles en in armoede leven, breekt het Koninkrijk aan. Zij zijn midden in de armoede erfgenamen van het Koninkrijk der hemelen. Zij hebben hun schat in de verborgenheid, want ze hebben Jezus aan het kruis. Het Koninkrijk der hemelen is hun beloofd in toekomstige, zichtbare heerlijkheid en het is hun ook al gegeven in de volkomen armoede van het kruis.
D. Bonhoeffer
-
Er is op aarde genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor ieders begeerte.
M. Gandhi
-
Ik ben zo arm als Job, meneer, maar niet zo geduldig.
W. Shakespeare
-
Soms weerhoudt armoe je van zondigen, maar dan heb je ook geen last van wroeging.
Jezus Sirach
-
Toen onze kerk een kledinginzameling hield voor mensen in nood, overhandigde een goed geklede dame mijn vrouw een tas vol kleding. Na inspectie kon de tas met inhoud zo de container in. Toen bleek dat dit meer voorkwam, schreef ik in het kerkblad dat geven niet mag betekenen dat wij de ander als afvalbak gebruiken!
D. Langhenkel , in: ‘Eyeopeners’
-
Laten we onze blik richten op Hem, zodat Hij onze hongerige zielen kan voeden. Hij die voor ons honger heeft geleden. Hij Die arm geworden is, ook al was Hij rijk. Zodat wij rijk konden worden dankzij Zijn armoede.
A. Augustinus
-
Job loofde God en hij beleed dat Gods naam geloofd moest worden. Hij heeft gegeven en Hij heeft genomen. Er was rijkdom, maar nu is er armoede. Voor mij is de situatie wel veranderd, maar God is niet veranderd. Ik ben soms rijk en soms arm, maar God is altijd rijk, Hij is altijd rechtvaardig, Hij is altijd een Vader. Zijn Naam moet geloofd worden.
A. Augustinus
-
Job was rijk vanwege zijn innerlijke rijkdom. Al zijn bezittingen was hij kwijtgeraakt, maar zijn hart was rijk. Job was zijn huis kwijt, hij was zijn goud kwijt, maar hij had ervoor gezorgd dat zijn hart rijk was. God Zelf woonde daar.
A. Augustinus
-
Ik heb al eerder gezegd dat een arm mens iemand is die niet eens de wil van God wil volbrengen, maar eerder zo leeft, dat hij aan zijn eigen wil en de wil van God zo onthecht is, als hij dat was toen hij nog niet bestond. Van die armoede zeggen wij, dat het de hoogste armoede is. Vervolgens hebben wij gezegd dat een arm mens iemand is, die (zelfs) van het werken van God in hem niets weet. Als een mens zo vrij is van alle weten en kennen, dan is dat pure armoede. Maar de derde armoede, waarover ik het nu wil hebben, is de hoogste vorm van armoede: het is de armoede van de mens die niets bezit.
Eckhart
-
Ik heb het al vaak gezegd, en grote meesters zeggen het ook: de mens moet van alle dingen en alle werken, innerlijke en uiterlijke, zo leeg zijn dat hij een plek kan zijn voor God zelf, waar God kan werken. Maar nu zeggen wij het anders. Als het zo is dat de mens aan alle dingen onthecht is, aan alle schepselen en aan zichzelf en aan God, maar als het nog zo met hem is gesteld dat God in hem een plek vindt om te werken, dan zeggen wij: zolang dat nog in een mens voorkomt, is die mens nog niet arm in de meest eigenlijke armoede. Want God streeft er voor zijn werken niet naar, dat de mens een plek voor zichzelf heeft waar God kan werken. Maar dit is armoede naar de geest, als de mens zo leeg is van God en al zijn werken dat God, als hij in de ziel wil werken, telkens zelf de plek is waar hij wil werken – en dat zou hij zeker graag doen. Want als God de mens zo arm aantreft, dan verricht God zijn eigen werk en de mens ondergaat God zo in zich, en God is een eigen plek voor zijn werken; maar de mens is niets anders dan iemand, die God ondergaat in diens werken. God immers is een die in zichzelf werkt. En hier, in deze armoede, verkrijgt de mens het eeuwige zijn dat hij geweest is en nu is en eeuwig zal blijven.
Eckhart