Preekschets 1 Johannes 4:9,10 – Kerstnacht
1 Johannes 4:9, 10
Kerstnacht
Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard… Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad.
Schriftlezing: 1 Johannes 3:1a; 4:6-19
Het eigene van kerstnacht en kerstmorgen In de kerstnacht kunnen we bij de kerngemeente waarschijnlijk ook nogal wat gelegenheidskerkgangers verwachten, min of meer vreemdelingen en bijwoners. Het is zoeken naar een aansprekende vorm, die aan de inhoud van de kerstboodschap voldoende recht doet. Lucas 2 wordt, terecht, verwacht. Psalm 2 hoort vanouds als intochtspsalm bij de kerstnacht, maar die vraagt, juist vanwege deze kerkgangers, om uitleg en een eventueel andere vertolking dan de versie uit het Liedboek voor de kerken. Zij geeft wel, samen met Jesaja 9, oudtestamentische body aan kerst, dat anders wellicht zweverig, klein en romantisch gemaakt zou kunnen worden.
Op de kerstmorgen komt, meer dan in de kerstnacht, de gemeente zelf bijeen. Het rooster geeft dan Johannes 1:1-14 aan en Psalm 98 voor de intocht. Die psalm laten we in de schets op Tweede Kerstdag uitvoerig terugkomen.
Liturgische aanwijzingen
Uiteraard de vele kerstliederen. Verder zijn bij de gekozen tekst aan te bevelen: LvdK Gezang 481; 443 en 444, en ZG V, 85 ‘Liefde eenmaal uitgesproken’ (= melodie LvdK Gez. 459). Andere bekende lezingen voor de Kerstnacht zijn: Jesaja 9:1-6 en 2: 1-20.
Geraadpleegde literatuur
M. de Jonge, Postille 21, 151-160; L. Goppelt, Theologie des Neuen Testaments, Göttingen 1976, 629; A.F. Troost, In liefde geloven. Meditatieve notities bij de eerste brief van Johannes, Den Haag 1987, 94.
Uitleg
Johannes is een apostel van heldere, kernachtige uitspraken. Naast de ‘Ik ben’-woorden van Jezus in het evangelie vinden we ook de ‘God is’-uitspraken: ‘God is geest’ (4:24) en, in onze brief, ’God is licht’ (1:5) en ‘God is liefde’ (4:16). Deze omschrijvingen functioneren als openbaringsformules (Goppelt, 631). De ‘Ik ben’- woorden, Jezus in zijn eigenlijke en unieke betekenis karakteriseren. Dat geldt ook voor de uitspraak ‘God is liefde’: daarmee is Hij naar zijn wezen getypeerd, want zo, en niet anders, heeft Hij zich, meer dan ooit, nu eens en voorgoed laten kennen. Zó is Hij dus! ‘ “God is liefde” impliceert dat zijn hele activiteit liefhebbende activiteit is. Alles wat Hij doet is uitdrukking van zijn natuur, die bestaat in liefhebben’ (De Jonge, 159).
Voordat dit hoge woord er uitkomt, heeft Johannes het in onze tekstwoorden voorbereid: ‘Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard.’ (9): hieraan is zijn liefde onthuld, zichtbaar geworden, kenbaar geworden; of, om het met Engelse en Franse vertaling te zeggen: manifest geworden. De liefde van God heeft zich metterdaad gemanifesteerd – en toutooi! Namelijk op die wijze: de liefde Gods is vleesgeworden, heeft vlees en bloed aangenomen, handen en voeten gekregen in de zending van zijn enige Zoon, in onze wereld.
Johannes wordt wel de apostel van de liefde genoemd. Hij heeft het in zijn evangelie over de liefde tot het einde (13:1) de liefde van Christus, die tot volle ontplooiing is gekomen, liefde tot het hoogste, tot het diepste, tot het uiterste. Als illustratie wordt het aannemen van de dienstknechtgestalte vermeld: ‘Ik heb u een voorbeeld (hupodeigma) gegeven.’ (vs. 15).
Aan het begin van deze perikoop spoort Johannes aan tot onderlinge liefde, waarbij God als bron genoemd wordt: ‘want de liefde is uit God’. Hij is de bron van alle waarachtige liefde (agapè!) en zijn liefde vormt naast bron ook de norm voor de onderlinge verhoudingen. ‘Wie “uit God” is leeft uit de door God betoonde liefde en is er wezenlijk door bepaald.’ (De Jonge, 156).
Het is het één of het ander, zoals dat bij Johannes telkens weer het geval is: liefhebben of niet, God kennen of niet, op die bron aangesloten zijn of niet. Het gaat erom dat wij zullen leven door Hem, di ’autou. En het ‘door Hem’ is dan ook: dankzij Hem.
Johannes blijft in zijn uitleg stap voor stap nader bepalen en preciseren wat die manifest geworden liefde inhoudt. Hij grenst af en corrigeert. Die afbakening impliceert ook een ontkenning: het is niet zus, maar zó. Opnieuw klinkt er en toutooi, (met de Leidse Vert.): hierin bestaat de liefde ‘niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad’. Niet wij, maar Hij! Het initiatief ging en gaat wat waarachtige liefde betreft van God uit! Het is van één kant gekomen. Hij was en blijft de eerste in de liefde. Dit doet denken aan andere woorden uit het evangelie: ‘Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen’ (15:16) of uit het Oude Testament: ‘Niet, omdat gij talrijker waart dan enig ander volk, heeft de HereZich aan u verbonden en u uitverkoren (.) maar, omdat de Hereu liefhad en de eed hield. ’ (Deut. 7:7v).
Er is nog een bijzondere zijde aan dat en toutooi. De uitspraak ‘God is liefde’ is een zegswijze die omstreden is geraakt en gemaakt. Al te vaak wordt er beweerd, al is dat op zich te begrijpen: ‘Als God liefde is, hoe kan dan. en. ’, met verwijzing naar velerlei leed en kwaad in de wereld. Nee, zou Johannes kunnen zeggen, zo moet je het niet stellen. ’t Ligt anders en toutooi – God is liefde op de manier zoals Hij zich heeft laten kennen, als de gevende, zichzelf in zijn Zoon wegschenkende aan de wereld. Hij is er middenin gekomen, Hij heeft zich prijs-gegeven. ‘Alzo lief had God de wereld, dat Hij zijn Zoon, zijn enige, gegéven heeft. ’ (Joh. 3:16). En dan de climax van de tekst ‘en zijn Zoon gegeven heeft als een verzoening voor onze zonden’. Daarmee zitten we middenin het geheim van de kerstnacht. Zover gaat die liefde, zover gaat dat geschenk, voor ons, ten behoeve van ons, om ons behoud, om ons heil. Hierin bestaat die liefde – hoe bestaat het! ‘Gods liefde is belichaamd in het concrete leven en sterven van de mens Jezus. God zocht zelf de mens in de diepte op en ruimde de barrière weg die onze zonden vormden’ (De Jonge, 156).
Aanwijzingen voor de prediking
‘Niet dat wij. maar Hij’, dat zou kortweg het thema kunnen zijn. De liefde Gods komt in een wereld die niet naar Hem taalt. Het is de wereld van Psalm 2: de volkeren spannen samen en voeren strijd. Er is complete chaos. Voorbeelden genoeg in onze actualiteit. Om met Jesaja te spreken: de volkerenwereld doolt in het duister. Maar. het krijgt een groot licht te zien van Hogerhand. Het kerstevangelie is niet bij ons begonnen: niet dat wij, niet wij eerst.
Het is te overwegen om 1 Johannes 3:1 naar voren te halen en er in toenemende verwondering gedeeltes naast te leggen. ‘Ziet welk een liefde ons de Vader gegeven heeft. dat wij kinderen Gods genoemd worden. en wij zijn het ook!’ Bach heeft die woorden verwerkt in een cantate, waarbinnen deze woorden één voor één gespeld worden ‘S e h e t !’ ‘Z i e t!’ (Sehet, welch eine Liebe hat uns der Vater erzeiget, BWV 64). Er is wat te zien! Kijk dan toch! Geef je ‘ogen’ de kost. Het is kerstfeest en wat daar gebeurd is, heeft blijvende betekenis. Blijf je verwonderen: God heeft zijn hart geopend.
Die liefde wordt in onze tekst nader uitgewerkt en ingevuld. Het is een geschenk: dit kind is ons gegeven (Jes. 9:5). Wij mogen delen in het kindschap. We worden niet alleen kind genoemd, we zijn het ook nog op grond van de manifestatie in de kerstnacht. Kinderen van het licht, voor het licht bestemd.
Liefde boven alle liefde, die zich als de hemel welft over ons: wil ons genezen, Bron van liefde, Liefde zelf!