Menu

Premium

Preekschets 1 Kronieken 29:14b – Dankdag

1 Kronieken 29:14b

Want het komt alles van U, en wij geven het U uit uw hand.

Schriftlezing: 1 Kronieken 29:11-20

Het eigene van de dankdag
De dankstond of oogstdienst bepaalt de gemeente bij haar grondhouding: dankzegging en lofoffer. Wanneer de gaven van het land zichtbaar aanwezig zijn in de kerk, verbeeldt dat wat onze tekst wil zeggen: dat God de gever van alles is en dat wij aan Hem retourneren wat we ontvingen. Retourneren houdt in: wegschenken aan anderen. Immers, de arme is de kameel die onze gaven/lasten het Koninkrijk binnendraagt (Augustinus). Enige variatie in die uitgestalde gaven is geboden. Druiven doen eerder denken aan de prijzenoorlog in de supermarkten of de wijnvelden van vakantiebestemmingen dan aan onze arbeid en oogst.

Liturgische aanwijzingen

Mogelijke tweede lezing 2 Tessalonicenzen 2:13-17 of Rom. 12: 1-6. LvdK: Psalm 18:15; 39:3, 4, 6; 89:7, 12, 13, 18; 127; Gezang 20; 23; 119; 212; 277; 320; 321; 348; 368, 465, 480. Gebedswoorden hoeven we deze keer niet ver te zoeken: een bewerking van dit tekstgedeelte kan als dankgebed volstaan!

Geraadpleegde literatuur

P.B. Dirksen, 1 Kronieken(cot), Kampen 2003, 353-358; P.C. Beentjes, 1 Kronieken (Verklaring Hebreeuwse bijbel), Kampen 2002, 265-271; Sara Japhet, I & II Chronicles (OTL), Londen 1993, 501-512; W. Barnard, ‘Zingen in de kerk’ in J. de Bruijn & W. Heijting, Psalmzingen in de Nederlanden van de zestiende eeuw tot heden, Kampen 1991, 13-16; D. v.d. Sluis e.a., Elke Morgen Nieuw: Inleiding tot de joodse gedachtenwereld aan de hand van het Achttiengebed, Neukirchen 1978, 13-64 en 339-350; K. Roubos, 1 Kronieken (pot), Nijkerk 1969. E.L. Smelik, Vrije Postille, Den Haag 1962, 70-73.

Uitleg

Algemeen wordt het in 1 Kronieken aangereikte beeld van David als secundair beschouwd ten opzichte van de uitvoerige schets van hem in de boeken 1 en 2 Samuël. In de Septuaginta heet dit bijbelboek – de hekkensluiter van Tenach – zelfs ‘paraleipomena’ ofwel ‘dat wat is blijven liggen’(nl. in Samuël en Koningen). Tegenwoordig is sprake van een ‘golf van goodwill’ (Beentjes). Steeds meer rijpt het inzicht, dat Kronieken als een zelfstandig geschrift moet worden bestudeerd, dat in post-exilische context de kleine joodse gemeenschap in Juda bemoedigt. Het wil laten zien dat in en door de tempelbouw en -dienst God zelf zich laat vinden. David krijgt hier een veel groter aandeel in de voorbereiding van de tempelbouw dan in het boek Koningen. Roubos trekt met het oog op het verschil tussen Samuël/Koningen en Kronieken hier de parallel met het beeld van Jezus bij de synoptici ten opzichte van dat in het evangelie van Johannes.

In de hoofdstukken 28 en 29 van 1 Kronieken worden de laatste woorden en daden van David te boek gesteld. Het begint ermee dat hij zijn zoon Salomo aanwijst als opvolger en tempelbouwer en hem het ontwerp daarvoor overhandigt. Dan wordt zichtbaar hoezeer David ook financieel bijdraagt aan de tempel. Hij neemt zelf het initiatief om voor de geplande bouw geld bijeen te brengen en moedigt edelen aan datzelfde te doen. Het boek eindigt met de troonsbestijging van Salomo in 1 Kronieken 29:21v en de necrologie van David (29:26v).

Onze perikoop vormt daarbinnen een (dank)gebed, een lofprijzing aan de gever van al die verzamelde ontvangen gaven. David werd in dit bijbelboek al eerder biddend opgevoerd (16:8-36 en 17:16-27). Steeds worden daarin hymnische, vooral aan de psalmen ontleende woorden gebruikt. Dat verraadt de karakteristieke stijl van de kroniekschrijver: hij weeft bestaande teksten in zijn eigen literaire compositie. De historische context hier doet denken aan die van Nehemia 9:5v.

Het gebed laat zich alsvolgt onderverdelen: vers 10a (aanhef), 10b-13 (doxologie), 14-17 (presentatie en gebed over de gaven), 18-19 (smeekbede) en 20 (responsie).

Vers 10b-13 Alleen hier en in Psalm 119:12 treffen we in de Hebreeuwse bijbel een ‘beracha’ aan in de directe rede. In latere geschriften – en nog dagelijks in het Achttiengebed – wordt God ook zo aangeroepen. De tekst van 1 Kronieken 29: 10b-13 maakt trouwens integraal deel uit van dat Achttiengebed. Voor de tekst van het Achttiengebed en voor een toelichting op de joodse benadering van dagelijkse handelingen als geestelijke avonturen verwijs ik naar de genoemde literatuur. Twee citaten om de strekking weer te geven: ‘Steeds wanneer we op het punt staan een glas water te drinken herinneren we onszelf aan het eeuwige mysterie van de schepping’ (42). En op de vraag: ‘Heeft God de zegen van mensen nodig?’ antwoordt een commentaar: ‘Nee, maar het is een bede aan Hem om de overvloed van goeds die Hij over de wereld stort niet te doen ophouden’ (39). Vermeldenswaard is verder dat deze doxologie terug te vinden is in het oude Romeinse brevier, waar het werd gebeden tijdens de Lauden. Verschillende commentaren wijzen ook op de overeenkomst met de – door oudere handschriften overigens niet ondersteunde – doxologie in het Onze Vader. De grootheid van God wordt uitgedrukt door middel van een accumulatie van zelfstandige naamwoorden. Ook hammitnassë, dat als participium feitelijk een persoonlijk voornaamwoord veronderstelt en daarom syntactisch gesproken vragen oproept, dient als substantief vertaald te worden. Het is net of de spreker in zijn opwinding tegen de grenzen van de taal oploopt! Bij de overgang van het koningschap van David op Salomo wordt hier Gods koningschap nog eens onderstreept. En dan te weten dat de tijd van de Kronieken juist een tijdvak zonder koning was.

Vers 14-17 Drie verschillende werkwoorden worden hier gebruikt voor geven: ndv (vs. 9, 14, 17), hakin (vs. 2, 3, 7, 8, 14) en ntn (vs. 14). De varianten onderstrepen het belang ervan. Het vrijwillig geven, krijgt hier alle nadruk. Smelik: ‘Er is uitademen en inademen Gods. er is een uitgaan van leven uit God en een terugkeer van leven tot God. De bloem, die ontbonden wordt en tot de aarde terugkeert, ondergaat dat proces lijdelijk. Zij kan niet anders. In de geestelijke wereld keert het schepsel eigenwillig tot de Schepper terug. Door de zonde is er een breuk gekomen in deze cirkelgang en er is een bestaanswijze geboren, waar men niet meer geeft al wat men uit Gods hand ontvangt, maar houdt, maar neemt’ (73).

Tegelijk wordt deze lofprijzing ingezet met zelfrelativering: want wie ben ik en wat is mijn volk? (vgl. 1 Kron. 17:16). Wat hebben wij – vreemdelingen en bij- woners (Lev. 25:23, Ps. 39:13!; 119:19; Hebr. 11:13) – eigenlijk van onszelf? De volgende metafoor werkt dat uit: als een schaduw zijn onze dagen op aarde (Job 8:9; opnieuw Ps. 39:7). Dat gezegd hebbende, blijft voor David wel staan: we hebben ons inspanning getroost en de bijdragen voor de tempelbouw zijn met oprechte intentie verzameld. Afhankelijkheid van God schakelt menselijke verantwoordelijkheid dus niet uit, maar in. Juist in onze dankbaarheid nemen we onze verantwoordelijkheid. Vergelijk Gezang 333:1 ‘O Here God, ons liefst verlangen, dit kind van ons, dit liefdepand, wij hebben het van U ontvangen, wij geven ’t U uit uwe hand’.

Vers 18-20 David bidt niet om macht, roem en rijkdom, ook niet voor de bestendigheid van Salomo’s koningschap, maar voor een spirituele houding, een Gode welgevallige gezindheid van het volk en haar toekomstige koning. Een ‘volkomen hart’, het streven naar geestelijke perfectie, is een ander thema in de Kronieken (vgl. 1 Kron. 28:9).

Net als in vers 11 wordt hier opnieuw benadrukt dat jhwhal sedert de aartsvaders met Israël meetrekt door de tijd en de geslachten. In vers 20 wordt de oproep van David beantwoord door de gemeente. Gaat dit terug op een liturgisch gebruik in de Tweede Tempel? Zij knielden en bogen zich neer, voor God en voor de (nieuwe) koning. Dat lezen we zó alleen hier in de Hebreeuwse bijbel.

Aanwijzingen voor de prediking

Men zou in de dienst één of meer mensen uit verschillende beroepsgroepen voor het voetlicht kunnen brengen en een klein interview afnemen. Vragen kunnen zijn: op welke manier kunt en wilt u in uw dagelijks leven iets ‘terugdoen’ voor God? Waar kunt u ’s avonds God voor danken na een zware (werk)dag? Hoe houdt u doordeweeks, in uw (vrijwilligers-) werk, de lofzang gaande? Kunt u wel eens ‘oogsten’ in uw werk?

David gaat ons deze keer voor in een gebed voor de gaven. Wat is dat voor gebed – bij David en bij ons? Niet dat David nu alleen maar te danken heeft: hij mag de tempel niet bouwen en loopt op zijn laatste benen. En toch kiest hij woorden van dankzegging en lof, als in het joodse Achttiengebed.

Ons danken is eigenlijk teruggeven. Het is als het uitademen en inademen van God. Is dat niet wat in een ‘egopetale’ cultuur (Barnard, 16) steeds meer buiten beeld raakt?

Wat betekent het op de werkvloer? Ik kies een voorbeeld van wijlen H. Nouwen in Vreemdeling in het paradijs (30-31). In het trappistenklooster waar hij zeven maanden onthaast en oplaadt, wordt hij aan de rozijnenwasmachine gezet. Een broeder hoort een steentje. De machine wordt stilgezet om tussen miljoenen rozijnen één steentje te vinden. Een onbegonnen werk. Men ‘verliest’ veel tijd en het betekent nog langer irritant werk doen. En toch: op de plek waar een mens leeft, waar het leven tot roeping wordt, daar moet dat gebeuren.

Of hetzelfde in klassieke termen: ‘Hic Rhodos, hic salta’ (= hier is Rhodos, spring hier). In een fabel van Aesopos komt een atleet aan op Rhodos. Hij pocht op een geweldige sprong die hij ooit op Rhodos maakte en zoekt getuigen van toen. Een toeschouwer voegt hem toe: hic Rhodos, hic salta!

Opvallend is in 1 Kronieken 29 – en ook in 2 Tessalonicenzen 3 – de volgorde van werk en woord. David verzamelt eerst de gaven en dankt God daar vervolgens voor. Mogelijk speelt in 1 Kronieken 29 ook de gedachte aan de eerstelingen – die immers werden aangewend tot instandhouding en totstandkoming van de eredienst – op de achtergrond mee. Vanuit 2 Tessalonicenzen 3 kan de gemeente bij alle tekortkomingenals eersteling worden getekend.

Dankzij de Zoon van David – de Eersteling in wie de tempel Gods is afgebroken én opgebouwd – heeft de gemeente alle reden tot lofprijzing. Tot een ‘beamen’ van het gebed van David, net als de gemeente van 1 Kronieken 29 doet.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken