Preekschets bij Jeremia 29:1-14 voor Startzondag 2021
Ik zal je een hoopvolle toekomst geven
-
Schriftlezing: Jeremia 29:1-14
-
Suggestie voor evangelielezing: Matteüs 5:13-16
Zie ook:
Uitleg
Van Václav Havel is de beroemde uitspraak dat hoop iets anders is dan optimisme. Optimisme is de houding die ervan uitgaat dat het allemaal goedkomt. Hoop is de overtuiging dat je handelen in zichzelf goed is, ongeacht de uitkomst. In die zin schetst Jeremia in de brief die hij aan de ballingen in Babel zendt, een derde weg tussen naïef optimisme en fatalisme in: een weg van hoop.
In 597 is een eerste groep ballingen naar Babel weggevoerd door koning Nebukadnessar. Jeremia hoort bij de achterblijvers die in Jeruzalem mochten blijven. Jeremia had in de jaren die aan de ballingschap vooraf gingen, geageerd tegen een in zijn ogen roekeloze nationalistische politiek van de toenmalige machthebbers. Hij had daarmee het verwijt op zich geladen een zwartkijker of zelfs een landverrader te zijn. Het is niet voor niets dat wij het in onze taal nog altijd over ‘jeremiëren’ hebben.
Jeremia had – helaas – gelijk gekregen en koning Nebukadnessar had de niet-loyale politiek van de vazalstaat Juda beantwoord met een oorlog. Hij had de bovenlaag weggevoerd. We lezen in Jeremia 29:2 dat Nebukadnessar ook alle smeden en wapenmakers – het complete militair-industriële complex – had meegevoerd. Elke gedachte aan een gewapende opstand zou daardoor niet alleen op Babylonische wetten, maar ook op praktische bezwaren stuiten. En hij had Juda ingelijfd als provincie van het Babylonische rijk.
Jeremia lijkt op het eerste gezicht dus niet de eerst aangewezene om nu een boodschap van hoop te verspreiden. En toch doet hij dat. In hoofdstuk 32 lezen wij bijvoorbeeld dat hij in Juda een akker koopt – een vreemde handeling in oorlogstijd. ‘Anticyclisch’ zouden economen het noemen. Niet een daad van optimisme, maar wel van hoop. Je zou het kunnen vergelijken met de appelboom van Luther (‘Als ik wist dat morgen de wereld zou vergaan, dan zou ik vandaag een appelboompje planten.’)
In diezelfde lijn schrijft hij een verrassende brief aan de ballingen in Babel: zet je in voor de stad waarin je woont: bouw huizen, plant tuinen, ga huwelijken aan en zoek ook weer echtgenoten voor je kinderen. En passant horen we daarin dus ook iets over de door Jeremia verwachte duur van deze ballingschap: in elk geval twee generaties.
Jeremia zegt wel meer tussen de regels door, zodat je er haast overheen zou lezen. Tot driemaal toe spreekt God bij monde van Jeremia over de ballingen ‘die ik naar Babel heb laten voeren’ (vers 4, 7 en 14). De ballingschap is dus niet buiten God om gegaan. Het is geen daad van uiterste zinloosheid en verlies – er moet op de een of andere manier een zin aan deze ramp te ontlenen zijn.
A ‘Zoek de vrede van de stad,
B waarheen ik jullie in ballingschap heb laten voeren
B’ en bid voor haar tot de JHWH,
A’ want in haar vrede zal jullie vrede gelegen zijn.’ (vers 7 – eigen vertaling)
In dit chiastisch opgebouwde vers komt de duiding die Jeremia aan de ballingschap geeft, tot uitdrukking: God heeft het volk naar Babel gevoerd met als doel dat het volk voor Babel zou bidden tot hem. Dit zou je een evangelische opdracht kunnen noemen: het volk wordt opgeroepen te bidden voor de vijand. Het doel daar weer van is dat er vrede ontstaat voor zowel Babel als voor Juda.
Overigens is het woord vrede dat hier drie keer valt, uiteraard het bekende woord ‘sjaloom’ waarvan bekend mag worden verondersteld dat het breder is dan ons woord ‘vrede’. De NBV vertaalt het hier drie keer met ‘bloei’ (en in vers 11 met ‘geluk’). Een mooie metafoor, die aansluit bij de huizen en de tuinen in de verzen ervoor. ‘Sjaloom’ komt van een werkwoord dat ‘heel zijn’ betekent en duidt dus op een situatie van welzijn en geluk.
In vers 8-9 keert Jeremia zich tegen profeten en waarzeggers die een optimistische boodschap verkondigen. Het waren de profeten die in Juda ‘vrede, vrede’ verkondigden, terwijl er geen vrede was. Nu beloven ze het volk kennelijk een snelle versoepeling van de Babylonische maatregelen. ‘Hecht geen geloof aan hun dromen; ze dromen slechts wat jullie wensen.’ Ontkennen van de waarheid wil zich nogal eens hullen in een vroom, religieus gewaad, maar elke echte hoop begint met het onder ogen zien van de waarheid, hoe hard die ook is. Al het andere is illusie, boerenbedrog of populisme – welke naam je er ook maar aan wilt geven. Jeremia noemt het ‘leugen’.
Maar dat eenmaal gezegd hebbend, is er ook werkelijk perspectief, zegt Jeremia. Het kan wel 70 jaar duren – een symbolisch getal – maar er zal een einde komen aan de ballingschap. Er is dus evenmin reden voor fatalisme als voor ongebreideld optimisme. ‘Ik wil jullie een hoopgevende toekomst geven’, zegt God bij monde van Jeremia. Daar valt dat mooie woord ‘tiqwah’ – hoop. In de tussentijd is het aan de Judeeërs om God ‘met heel jullie hart te zoeken’.
Insteek voor de prediking
Dat deze tekst veel aanknopingspunten heeft voor een preek, zal duidelijk zijn. Het jaarthema van de Protestantse Kerk voor 2021-2022 is ‘Van U is de toekomst, kome wat komt’. Toekomst is een woord waar veel over te zeggen valt. Volgens Philipp Blom, in zijn boek Wat op het spel staat, leven we in een tijd waarin veel mensen somber zijn over de toekomst. We zijn misschien wel, zegt hij, de eerste generatie die niet meer het idee heeft dat onze kinderen het beter zullen krijgen dan wij. Volgens hem zijn er op dit moment twee reacties op dat tekort aan hoop, die hij typeert als ‘vesting’ en ‘markt’. De ‘vesting’ staat voor mensen die de oplossing zoeken in het verleden, of dat nu een onafhankelijk Brits Empire, een VOC-verleden of een ‘joods-christelijke cultuur’ is. Deze reactie typeert hij als nostalgie naar een verleden dat er nooit is geweest. De andere reactie is die van de vlucht naar voren: denken dat de ‘markt’ het voor ons gaat oplossen met groene technologie. Maar waarom zou de markt die zelf voor de huidige milieucrisis heeft gezorgd, ons ook de oplossing aanreiken? Blom zoekt net als Jeremia een derde weg, een weg van hoop, maar het moet in zijn boek uit zijn tenen komen. Zou de belangrijkste bijdrage van de kerk aan de huidige crisis niet kunnen liggen in het zoeken van een hoop die de klippen omzeilt van fatalisme enerzijds en naïef optimisme anderzijds? Zou je als voorganger of als gemeente een brief kunnen schrijven van hoop: uitspreken waaruit jij hoop put?
Een kritiekpunt, dat ik deel, op de visienota van de synode van de Protesantse Kerk ‘Van U is de toekomst’, is dat de huidige klimaatcrisis er vrijwel niet in wordt genoemd. Bespreek dat het komend jaar eens met de gemeente. Deel je dat gevoel? Hoeveel urgentie heeft het in jouw gemeente? Kijk eens op de website van de groene kerken en kijk eens over jullie een stap zouden kunnen zetten op de weg van ‘vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping’.
Een andere insteek zou kunnen liggen in de thematiek die Stefan Paas aanroert in zijn boek Vreemdelingen en priesters. In dat boek speelt Jeremia 29 ook een belangrijke rol. De kerk kan van grote waarde zijn, als ze inziet dat ze enerzijds een machteloze minderheid is geworden in de huidige seculiere cultuur, maar anderzijds vooral priesterlijk aanwezig probeert te zijn door te bidden en te werken aan de vrede van onze samenleving. In dit spoor kun je nadenken hoe je als plaatselijke gemeente werkt aan de bloei van je stad. Heb je bondgenoten waarmee je werkt aan die bloei?
En mocht je in je kerkelijke of burgerlijke gemeente vreemdelingen of expats hebben – waarom zou je hen niet bij dit thema betrekken? Zij zijn in dubbele zin ‘vreemdeling’. Hoe kijken zij aan tegen de Nederlandse samenleving? Hoe kunnen zij bijdragen aan de bloei van Nederland? En andersom: draagt Nederland bij aan hun bloei? Is er samenwerking mogelijk met een migrantenkerk?
Liturgische suggesties
Diverse psalmen vinden hun oorsprong in de ballingschap en zijn dus geschikt:
-
Psalm 85 met dat prachtige beeld van het recht dat de vrede met een kus begroet
-
Psalm 126: als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap, dat zal een droom zijn
-
Psalm 137: een psalm waarin de pijn van de ballingschap niet wordt ontkend
Verder:
-
NLB Lied 713 ‘Wij moeten Gode zingen’ speelt met Psalm 137 en is ‘hoopvol zonder optimistisch te zijn’
-
NLB Lied 1005 ‘Zoekend naar licht’- idem.
-
NLB Lied 1013 ‘Als alle vogels dromen’: in dit lied klinken bedoeld of onbedoeld motieven uit Jeremia 29 door.
Ideeën voor kinderen en jongeren
Volgens Wim ter Horst in Wijs me de weg is toekomst het belangrijkste wat we kinderen kunnen geven. Het is volgens hem niet ‘wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’, maar: ‘wie de toekomst heeft, heeft de jeugd’.
Je zou met kinderen en jongeren het gesprek aan kunnen gaan over hoe zij de toekomst zien: hun persoonlijke toekomst en die van de wereld om hen heen. Wat hopen zij? Waar maken ze zich zorgen om? Wie ‘volgen’ of ‘bewonderen’ zij?
Als de kinderen zou worden gevraagd hoe je de stad of het dorp waar je woont een beetje meer kunt laten bloeien, waaraan zouden zij dan denken?
Je kunt iemand van een plaatselijk natuur- en milieu-educatiecentrum uitnodigen of misschien ken je iemand die zich inzet voor bijen of voor ‘Nederland schoon’. Misschien ontstaat er wel een mooie actie om de buurt schoon te maken of een bijenhotel aan de muur van de kerk te bevestigen.