Preekschets Filemon 5
Filemon 5
Vijfde zondag na Epifanie
Want ik hoor vaak over de liefde en de trouw die u de Heer Jezus en alle heiligen toedraagt.
Schriftlezing: Filemon
Het eigene van de zondag
Op de vijfde zondag van de Epifanie staat het effect van de verschijning van Jezus op de praktijk van de gemeente centraal zoals dat beschreven wordt in de brief van Paulus aan Filemon. Op deze zondag staan we in het bijzonder stil bij de liefde en de trouw in de gemeente.
Uitleg
Zie ook de uitleg van vorige zondag. Samen met de uitleg van komende zondag vormt deze uitleg één geheel.
De gemeenschap als zodanig is niet een exclusief christelijk verschijnsel. Groepsverbanden en groepssamenkomsten zijn al zo oud als de mensheid zelf. Verbanden in gezin, familie, stam et cetera zijn basispatronen van de menselijke soort. Dat zit ons als het ware ingebakken. Onderlinge verbondenheid en loyaliteit zijn dan ook grootheden die we in allerlei groepen kunnen zien.
In deze brief geeft Paulus al schrijvend aan de huisgemeente van Filemon een aantal unieke kwaliteiten van juist de christelijke gemeente. Kwaliteiten die opvallen en die de gemeente een bijzondere kracht en samenhang geven. Kwaliteiten waardoor de gemeente met recht gemeente van Jezus Christus genoemd mag worden. Over deze unieke kwaliteiten heeft Paulus zelf vanuit zijn gevangenschap zelfs vernomen. En niet eenmaal, maar vaker. Deze kwaliteiten zijn de liefde en trouw van Filemon en zijn huisgemeente. Deze kwaliteiten zijn duidelijk waarneembaar en daar is Paulus dankbaar voor (vs. 4).
Uit de grondtekst blijkt hoe die kwaliteiten zich tot elkaar, tot de Heer Jezus en tot alle heiligen verhouden. Vers 5 is een chiasme:
de liefde (agapè)
en de trouw (pistis)
die u de Heer (kurios)
Jezus en alle heiligen toedraagt
Hiermee geeft Paulus aan dat de pistis (geloof, trouw) in en aan Jezus Christus de kern, de bron, het hart is van de gemeente. Vanuit deze bron kan er sprake zijn van agapè (de liefde die de ander hoger acht dan zichzelf) voor elkaar, voor de heiligen. Paulus schrijft dit met het oog op de verstoorde relatie tussen Filemon en Onesimus en ook met het oog op de onderlinge relaties binnen de huisgemeente.
Tevens laat Paulus Filemon duidelijk merken dat hij zich misschien wel als meester van de slaaf Onesimus ziet, maar dat er uiteindelijk één heer, één kurios is, en dat is Jezus. Samen met vers 6 (zie uitleg vorige week) geeft vers 5 een belangrijke (theologische) onderbouwing voor het verzoek dat verderop in de brief zal volgen. Geloof in Jezus als kurios → leidt tot liefde voor al de heiligen → dit leidt tot de onderlinge band van het geloof → het geloof wordt werkzaam → in de vorm van inzicht in al het goede → en dat brengt nader tot Christus als doel.
Christus is de bron en het doel en ‘omvat’ een werkzame geloofsband die in staat is goede dingen te doen. Verderop zal blijken dat Paulus hiermee de grond bij Filemon rijp maakt voor het concrete verzoek om iets goeds te doen richting Filemon. Dat zal dan een voorbeeld zijn van een werkzame geloofsband tussen Paulus en Filemon, gericht op Onesimus.
Aanwijzingen voor de prediking
De christelijke gemeenschap is niet ‘zomaar’ ontstaan. Soms lijkt dat wel zo. Met name wanneer er kerkvernieuwers zijn die het helemaal hebben gehad met de gevestigde orde en die alle institutionele kerken achter zich laten om opnieuw te beginnen. Ook al is het organisatorisch misschien wel het geval dat het een nieuwe kerk is, inhoudelijk hopelijk niet.
Een christelijke gemeenschap heeft een bron, een oorsprong (zie vs. 5) en is daar ook naar genoemd: gemeente naar Christus genoemd. Een gemeente ontstaat niet zomaar, maar is voortgekomen uit de missie van Christus in deze wereld. Maar er is niet alleen een bron. Er is ook een doel, namelijk: nader tot Christus komen (vs. 6). De gemeente leeft dus volledig vanuit Christus en tot Christus (focus). En de leden van de gemeente kennen deze bron en dit doel en laten dit zien binnen de gemeente en daarbuiten in allerlei verbanden (function).
In de prediking kan eerst aangegeven worden dat het vormen van een gemeenschap niet iets is wat uniek is voor het christelijk geloof. De gemeenschap is door de geschiedenis heen een drager geweest van culturen. De familie, de stam, de groep van kameraden – het waren allemaal groepen en gemeenschappen die iets hadden met elkaar. Dat is nog steeds het geval. De individualiseringsthese is achterhaald. Mensen blijven groepen opzoeken. In de eenentwintigste eeuw is dat zelfs uitgebreid met sociale en virtuele netwerken. De mens wil bij andere mensen zijn. Voor bescherming, voor gezelligheid, voor inspiratie, voor zingeving (context).
Zo was het ook in Kolosse in de huisgemeente van Filemon. Men kwam bij elkaar in huis om te bidden, te leren, te eten en naar elkaar om te zien, in de lijn van de eerste gemeente uit Handelingen 2. Dat moet opgevallen zijn in Kolosse. Net als in Handelingen 2, toen de gemeente in de gunst van het hele volk stond. Daar ging wat van uit. Er waren wel meerdere gemeenschappen, maar hier ging iets van uit (tekst).
Paulus laat in zijn brief aan Filemon een beetje tussen de regels door zien dat de gemeente van Christus niet zomaar een gemeenschap is. Daar is iets meer aan de hand. De bron is het geloof in en de trouw aan Christus en het directe gevolg is de onderlinge liefde. Paulus doet deze uitspraken in het kader van het concrete verzoek dat nog moet komen in het vervolg van zijn brief. Hij wil Filemon, en op de achtergrond al die gemeenteleden die meeluisteren en meelezen met Filemon, laten zien dat liefde een allesbepalende kwaliteit is in de christelijke gemeente. Als de liefde er niet is, is de gemeente niet aangesloten op de bron. Dus, Filemon, dat geldt ook voor jou richting je medegemeentelid Onesimus (tekst).
Hoe zit dat nu voor ons? Waaruit blijken de unieke kwaliteiten van onze gemeenten vandaag de dag? Zijn de voorbeelden van de onderlinge liefde te noemen? Zijn de verbondenheid met de bron en de gerichtheid op het doel te ervaren en te zien? Leren wij onze kinderen en onze jongeren dat de gemeente van Jezus Christus qua organisatievorm dan wel een beetje lijkt op een vereniging of een club, maar dat de kern toch werkelijk anders is, namelijk: gebaseerd op geloof en trouw en vol liefde gericht op de ander en op Christus (context)?
Liturgische aanwijzingen
Gezang 78, 481 (Lvdk).