Preekschets Handelingen 1:9 – Hemelvaart
Handelingen 1:9
Hemelvaartsdag
Toen hij dit gezegd had, werd hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen.
Schriftlezing: Handelingen 1:1-11
Het eigene van de dag
Op hemelvaartsdag viert de kerk de Hemelvaart van Jezus Christus. Hemelvaart als triomftocht van Koning Jezus, die zijn Rijk vestigt.
Uitleg
Lucas kent aan het slot van zijn Evangelie ook een hemelvaartsverhaal, maar in zijn tweede boek beschrijft hij de feiten van Hemelvaart uitgebreider. In de inleiding op zijn tweede boek komt hij op zijn evangelieverhaal terug, en dan is het net of Lucas gewoon het schrijven voortzet, want de maaltijd van vers 4 beschrijft Lucas ook in Lucas 24:36vv. Wanneer je voor deze uitleg kiest, dat het één en dezelfde maaltijd is, betekent dat tegelijk, dat vanaf vers 6 er een andere gebeurtenis beschreven wordt.
Jezus houdt nog één keer maaltijd met zijn discipelen. In Jeruzalem. Jeruzalem speelt in Handelingen een belangrijke rol. In Jeruzalem moeten de discipelen wachten tot de belofte van de Vader in vervulling zal gaan. Daarbij moet gedacht worden aan de Heilige Geest, zoals de profeet Joël erover spreekt (Joel 2:17-21). De Geest, die uitgestort zal worden op alle vlees. Petrus haalt in zijn toespraak op de pinksterdag deze profetie ook aan en gebruikt dan in 2:39 hetzelfde woord belofte (epangelia).
Volgens de profetie uit Joël zullen mensen gedoopt (doordrenkt) worden met de Geest. Dat markeert een nieuwe periode. De doop van Johannes was het begin van de eerste periode (Luc. 3:16), hier betekent doop met de Geest een nieuwe etappe op de weg van het Koninkrijk van God. (Een dergelijke vergelijking met de doop van Johannes komen we nog twee keer tegen in Handelingen, in 11:16 en in 19:1-6. Het geeft aan, hoe belangrijk deze gedachte is in Handelingen.)
Lucas verweeft hier verscheidene gebeurtenissen tot één verhaal en vanaf vers 6 hebben we te maken met een andere gebeurtenis dan in vers 4. Nu is het laatste moment aangebroken, vlak voor Jezus’ hemelvaart.
De discipelen (de groep mensen die bij Jezus was, is waarschijnlijk groter geweest dan de elf) vragen naar het herstel van het koningschap over Israël (apokathistèmi betekent herstellen, ook: opnieuw oprichten). Achter die vraag zit een hele denkwereld en zetten ook heel verschillende verwachtingen. De Emmaüsgangers stellen Jezus dezelfde vraag in Lucas 24:21. Blijkbaar hebben we te maken met een breed verbreid gedachtegoed.
In hoeverre erbij de volgelingen van Jezus sterk nationalistische gevoelens meespeelden over het herstel van Israël, is onzeker. Vanuit Lucas 24:19 kunnen we de voorzichtige conclusie trekken, dat hun hoop in elk geval een religieuze achtergrond had. Jezus als profeet had profetische beloften in herinnering geroepen. Beloften aangaande het herstel van Israël en het huis van David. Door het spreken over de Geest versterkt Jezus op dit moment hun hoop en verwachting. In Ezechiël en Joel wordt herstel van Israël gekoppeld aan de komst van de Geest (Ez. 36 en Joël 3:1-5).
Mogelijk heeft de gedachte aan het herstel van Israël ook een sterk eschatologisch karakter gehad. Dan zit in het woordje ‘herstellen’ iets van: definitief oprichten aan het eind der tijden.
Na de opstanding van Jezus is nieuwe hoop ontstaan. Een levende Jezus schept nieuwe verwachtingen aangaande het koningschap over Israël.
Opvallend is, dat Jezus in zijn beantwoording niet hun denkbeelden of verwachtingen corrigeert – blijkbaar is de gedachte aan een koningschap voor Israël reëel. Dat feit op zich is al veelzeggend. Er is in de loop der tijd veel gespeculeerd over het herstel van Israël. Is dat een feitelijk herstel of alleen geestelijk? Daarbij ligt de uitleg van Romeinen 9-11 op de achtergrond, maar ook de letterlijke of symbolische uitleg van veel oudtestamentische profetieën. Al die dingen zijn hier niet aan de orde, Jezus gaat er niet op in. Hij voelt geen behoefte om het beeld van de discipelen grondig bij te stellen. Dat doet Hij slechts op één punt: het tijdstip. Tijd en ogenblik (een vertaling voor het moment en een langere periode) liggen in God verborgen. Daarmee maakt Jezus in elk geval dit duidelijk: het herstel van Israël is niet nu te verwachten. En dat blijkt ook uit het vervolg.
Eerst moet er een andere beweging op gang komen, van Israël naar de volken. En in die beweging spelen de discipelen (in het vervolg van Handelingen dan ook terecht apostelen – gezondenen – genoemd) een belangrijke rol.
Daarmee worden een paar dingen gezegd. Het koningschap voor Israël moet niet te beperkt worden opgevat. Alle volken hebben daar op een of andere manier mee te maken en worden daarin betrokken. De plaats van Israël in het geheel, en vooral het tijdstip van herstel, moeten we aan God overlaten. Vanaf dit moment in de geschiedenis is er een beweging gaande vanuit Jeruzalem (Israël) naar de volken. Er wordt dus een band gelegd tussen Jeruzalem en de volken'(deze band zal in heel het boek Handelingen steeds weer terugkomen).
De taak van de apostelen is allereerst: getuigezijn. Getuige (martus) is allereerst een ooggetuige: iemand vertelt wat hij gezien heeft, en verklaart dat. Ooggetuigen van Jezus zijn dan ook alleen degenen, die zijn leven, zijn sterven en zijn opstanding hebben meegemaakt. Daarnaast staat een getuige ook tegenover een aanklager. Getuige vóór Jezus in het geding dat Jezus met de wereld voert (zoals Jezus erover spreekt in Joh. 16:5vv). Getuige in deze laatste zin is een breder begrip. Veel meer mensen dan alleen de eerste discipelen kunnen getuige van Jezus zijn. Zij nemen het voor Hem op, en proberen anderen van de waarheid van Hem te overtuigen. Daarbij worden deze getuigen geholpen door de Geest. Zijn kracht zal over hen komen.
Het ooggetuigezijn blijkt al meteen heel letterlijk in vérs 9. Jezus werd voor hun ogen omhooggeheven en ze keken net zolang, tot ze Hem niet meer zagen. De lijdende vorm (epèrthè) geeft aan, dat God de handelende persoon is. God geeft Jezus een plaats in de hemel. Tegelijk wordt uit heel dit gedeelte duidelijk, dat Jezus zijn Hemelvaart niet maar ondergaat, maar er naartoe werkt als iemand met macht. Zijn plek is vanaf nu in de hemel (zie Mat. 28:16-20).
De wolk speelt in vers 9 een belangrijke rol. Jezus wordt erdoor opgenomen en tegelijk beneemt die wolk het verdere zicht van de achterblijvers. Boeiend is de vergelijking, die Van Eek geeft in zijn commentaar, met andere hemelvaartsverhalen uit de oudheid.
Uiteindelijk geven twee engelen een toelichting op wat niet meer te zien is. Een toelichting met verwachting, want ze wijzen- naar voren, naar het moment van de wederkomst, die op dezelfde wijze zal geschieden. Vanaf dit moment is er een andere fase ingegaan: die van geloven zonder zien, een leven in verwachting.
Aanwijzingen voor de prediking
De beleving van hemelvaartsdag is voor velen moeilijk. Wat vieren we eigenlijk? Valt er wat te vieren? Wat zijn we als kerk opgeschoten met een Jezus die nu in de hemel is?
Deze aarzelingen treffen we ook aan bij de discipelen. En zij moeten hun ideeën bijstellen.
Het Koninkrijk, en daarmee dus ook Jezus Christus als Koning, is anders dan zij denken.
Pas als je dat ziet en gelooft, is Hemelvaart wel degelijk een stap verder. We leven nu in de verwachting van deze Koning, die terugkomt op de wolken.
Moeite met Hemelvaart zit ook vast op een vermenging van hemelse elementen (de wolk, engelen, Jezus die zomaar van de aarde opstijgt) met aardse elementen (de discipelen zijn getuigen, de mens Jezus zoals Hij was, gaat naar de hemel).
Het loopt door elkaar heen, en kan verwarrend werken. Hoe kun je dit geloven?
Het kan ook helpen: hemels denken, geloven heeft iets van een andere dimensie.
De discipelen denken alleen aards over Jezus’ koningschap. Wij ook, als het gaat over het Rijk van Jezus en Jezus die macht heeft. Verlangen naar heelheid en gerechtigheid, zeg maar even het herstelde koningschap, maar wat stel je je dan voor?
Jezus laat ons hemels denken, en daarin past Hemelvaart. Hij wijst dan naar Gods tijden, de kracht van de Geest, die veelal ongrijpbaar is, en naar de wederkomst (betrek hierbij bijv. woorden als Filp. 3:20 en Kol. 3:1-4). Geloven heeft te maken met hoop, verwachting, gekoppeld aan de persoon Jezus, die in de hemel is.
Leg bij de uitleg nadruk op de zichtbare elementen. Jezus was mens als wij, zo werd Hij opgenomen. Het afscheid is belangrijk voor de achterblijvers, ze moeten het zien.
In de hemel wordt het koningschap hersteld. Niet nu, maar ook niet hier. De koning en zijn Rijk: onzichtbaar, maar nog wel krachtig, namelijk door kracht van de Geest (vs. 5, 8).
Je zou een triomfantelijke Hemelvaart het grote antwoord van Jezus kunnen noemen op allerlei vragen over het Koninkrijk. Verwerk hier onze verwachtingen en ideeën over het Rijk van God, en waar we naar verlangen. Hemelvaart wil die gedachten overstijgen.
Gods antwoord dwingt ons het perspectief te verleggen.
In de wolk zit het triomfantelijke en het goddelijke van Hemelvaart.
Je kunt hierbij elementen uit het Oude Testament betrekken (Gods aanwezigheid op de Sinaï en in de wolkkolom in de woestijn; of Psalm 104: God rijdt op de wolken).
Zou het voor niets zijn, dat juist een wolk Jezus komt ophalen?
De vraag: blijft Jezus toch niet ver weg, en blijft de hemel niet ver verwijderd van ons op aarde, zal altijd moeilijk te beantwoorden blijven. Je hebt te maken met gevoelens en beleving van kerkgangers.
De twee getuigen uit het verhaal zetten daar tegenover geloof en verwachting. Ze verklaren impliciet de thuiskomst van Jezus in de hemel, hoe je je dat ook moet voorstellen. Als we de woorden van Jezus over het koningschap verbinden met de hemel, en als we de opdracht die Hij geeft (getuigezijn over heel de aarde) zien als bewijs van zijn macht (de Geest is gekomen en werkt nog steeds), dan hebben we reden om met hemelvaartsdag iets te vieren, want dan hebben we ook nog iets om naar uit te kijken.
Liturgische aanwijzingen
Lezing: Lucas 24:36-52.
Liederen: Psalm 47; 145; Gezang 229; 230; 233.
Geraadpleegde literatuur
J.van Eek, Handelingen: De wereld in het geding, Kampen 2003; J.T. Nielsen, Handelingen I (T&T), Kampen 1998; C.H. Lindijer, Handelingen van de apostelen