Preekschets Job 4:6 – zondag in de zomer
Voor een zondag in de zomer
Preekschets Job 4:6
Vertrouw je niet op je ontzag voor God, geeft je onbesproken levenswandel je geen hoop?
Job 4:6
Schriftlezing: Job 4:1-6, 5:17-27
Thema: Hoop in het lijden
Zie ook
Het eigene van de zondag
In de zomerperiode hebben de zondagen niet een specifieke betekenis in het kerkelijk jaar. Daarom biedt deze periode een goede gelegenheid vrije preekstof te kiezen, zoals uit het relatief onbekende bijbelboek Job. Wie erover wil preken op een verantwoorde wijze, dient de lijn die door Job loopt, helder te zien. Dit bijbelboek is zorgvuldig opgebouwd en werkt gestructureerd naar een uitkomst toe. Na de klacht van Job opent Elifaz het gesprek dat ontaardt in een steeds feller debat. Direct al in dit hoofdstuk klinken er de beschuldigingen aan het adres van Job.
Uitleg
De vrienden zijn gekomen om Job te troosten. Daar komt niet veel van terecht. Als ze bij Job zitten, horen ze wel zijn klacht maar verstaan die niet. Ze komen zelfs met een beschuldiging. Job doet niet naar zijn eigen woorden. Hij wist anderen zo goed te bemoedigen, maar nu hij wordt beproefd, verliest hij de moed (4:3-5). Elifaz spreekt Job toe en zegt (4:66), anders vertaald: “Je godsvrucht kan toch je hoop zijn en je vrome leven je verwachting?” Dat is een nogal dubbelzinnige zin. Wat bedoelt Elifaz? Positief uitgelegd zeggen de vrienden: wees nu niet zo moedeloos, want als je werkelijk vroom bent, zal alles goed komen. Negatief geïnterpreteerd denken de vrienden: als zoveel ongelukken je overkomen, dan is er zeker iets niet in de haak met jou! Hoewel de eerste uitleg aanvankelijk niet ontbreekt, gaat het gesprek steeds meer in de richting van de tweede. De toon die gaat overheersen, is: Job, geef nu maar toe dat je een zondig leven hebt geleid en dat God je daarvoor heeft gestraft. Job, wat klaag je? Klaag over je zonde!
De vrienden gaan ervan uit dat er een rechtstreeks verband is tussen je levenswandel en je levenslot. Het is waar dat God het kwaad straft in deze wereld. Maar God rekent niet altijd af op de dag van de overtreding. Petrus stelt dat God de boosdoeners bewaart om hen op de dag van het oordeel de straf te laten ondergaan die zij verdiend hebben (2 Petrus 2:9-22). De zonden van sommige mensen volgen hen na de dood tot de dag van het oordeel (1 Timoteüs 5:24). Ze worden nooit geoordeeld in deze wereld.
Elifaz eindigt zijn betoog met een advies aan Job: neem wat wij zeggen ter harte, doe wat wij je aanraden. Hij werpt zichzelf op als een bekwaam adviseur. Elifaz en zijn vrienden zijn deskundig, zij weten hoe de wereld in elkaar steekt. Laat Job goed luisteren. Maar Elifaz bluft. Aan het eind (42:7-8) zal God zeggen dat de vrienden het bij het verkeerde eind hebben gehad. Hun advies aan Job deugde niet.
Wat ook opvalt, is dat als Job met hen discussieert, de drie vrienden die zich gaan opstellen als raadgevers, verontwaardigd raken. Ze gaan van subtiele suggesties naar regelrechte beschuldigingen. Ze zijn geen troosters meer en worden beschuldigers. Ze doen precies het tegenovergestelde van waar ze voor gekomen zijn. De manier waarop de vrienden op Job reageren, is typisch menselijk.
Elifaz spreekt over het positieve van beproevingen (5:17-27). De BGT vertaalt: “Wees blij als de machtige God je straft, verzet je niet tegen hem” (5:17). De gedachte dat je zeker niet bent te beklagen als God je tuchtigt, vinden we ook elders in de Bijbel (Psalm 94:12; Spreuken 3:11; Hebreeën 12:5). Elifaz doet een algemene uitspraak die hij vervolgens op Job toepast. Als Job reageert, zal hij verontwaardigd zijn: hij aanvaardt de gedachte van de tuchtiging door God niet voor hemzelf. En uit de eerste twee hoofdstukken weten we dat Job niet lijdt omdat hij wordt getuchtigd.
Aanwijzingen voor de prediking
Elifaz en zijn vrienden komen om Job te troosten, maar ze falen. Onze hoorders hebben daar ervaring mee. Ofwel dat ze een ander wilden troosten en ze daarin niet slaagden. Ofwel dat een ander hen kwam troosten en dat ze van die troost niet gediend waren. Bij Job gaat het mis doordat de vrienden op hun inzicht vertrouwen. Ze vergeten wat hun oorspronkelijke doel was. Ze luisteren niet. Gaat het op dit punt ook niet vaak mis in de pastorale omgang met elkaar in de gemeente?
De drie vrienden baseren hun beschuldiging op onvolledig bewijs. Ze hebben waargenomen dat slechte mensen lijden. Zo iemand moet Job zijn. Een rechtvaardig mens zou dit niet overkomen (denk aan Job 1:1!). Maar slechte mensen lijden niet altijd. Soms ontsnappen ze. Soms gaat het ze zelfs goed terwijl ze slecht doen. Daarvan kennen de kerkgangers genoeg voorbeelden. Wat de vrienden doen, is niemand vreemd. Een dakloze, prostitué of verslaafde zal diens toestand wel aan zichzelf te wijten hebben. Et cetera.
De vrienden verdedigen de theorie van beloning en bestraffing, die theorie is een leugen van Satan waar veel mensen waarde aan hechten, en toch een leugen waar geen greintje waarheid in zit. Job raakt volkomen geïsoleerd, omdat de mensen geloven dat hij een of andere ernstige zonde heeft begaan. Het is hetzelfde argument dat we vinden in het evangelie (Johannes 9:1-3), waar de discipelen vragen waarom een blinde man blind geboren is. Ze willen van Jezus weten of hij gezondigd heeft. Het antwoord van Jezus is dat hij of zijn ouders niet gezondigd hebben, maar dat dit tot verheerlijking van God is.
Oppervlakkig gezien doet het beginsel van beloning en bestraffing een beroep op onze verantwoordelijkheid. Als je zondigt, zul je ervoor boeten. Dus zondig niet. Maar Paulus wijst erop dat in het eindgericht God ieder mens vergelden zal naar zijn werken (Romeinen 2:6): “Bij U, Heer, is ontferming, U beloont ieder mens naar zijn daden” (Psalm 62:13). Dat zal de dag van het rechtvaardige oordeel van God zijn. Dit oordeel wordt nu dikwijls verborgen achter de voorspoed en het welslagen van boosdoeners. Het eindgericht mag een troost zijn voor onze hoorders, als ze nu onrecht lijden. God zal recht zetten!
Elifaz en zijn vrienden vallen in hun eigen kuil. Op zich is wat ze zeggen, vaak verstandige taal. Alleen, wat algemeen waar is, is nog niet waar in een speciaal geval. De werkelijkheid van ons leven is gecompliceerd. Elifaz heeft ongelijk als hij zijn kennis op Job loslaat. Hij generaliseert, en dat is eigenlijk altijd dom. Als je een groep mensen over één kam scheert, doe je ze altijd tekort, bijvoorbeeld: moslims zijn… , Italianen zijn… We denken gemakkelijk in stereotypen, en op de manier van wij/zij. Dat doet Elifaz ook: wij tegenover jou, Job. En dan gaat het mis.
Elifaz bindt God aan bepaalde regels, zo beschermt hij zijn moraal. Maar op die manier onderwerpt hij God aan zich. Job gelooft dat God als Soeverein zijn gaven kan geven of terughalen al naar gelang Hem goeddunkt (1:21, 2:10b). Elifaz denkt dat hij weet hoe hij kan beschikken over een voorspelbare – beheersbare – God. Dat kan ook onder kerkgangers leven. We zalven een zieke en bidden dan om genezing. En we zijn teleurgesteld en voelen ons bedrogen als de genezing uitblijft. Of we hebben zoveel goeds gedaan voor de mensen of hebben ons zo ingezet voor de kerk, dan zal God ons ook wel geven wat we verlangen. Wij hebben een behoefte God te be-grijpen, want dan kunnen we Hem grijpen, vastpakken. Maar we zullen God nooit kunnen begrijpen. We zijn geschapen om ons te verwonderen over zijn grootheid, zijn heerlijkheid en zijn majesteit, en om Hem te aanbidden.
Wie is het eigenlijk met Elifaz eens dat je een gelukkig mens bent als je door God wordt getuchtigd, als God je aanpakt en straft? Dat is nog wel een vraag om de gemeente mee te confronteren. In ieder geval kan een ander dat niet voor je uitmaken. Maar het is goed als de gemeente overweegt dat het God de Vader is, die zijn kinderen tuchtigt. Paulus citeert in een van zijn brieven (2 Timoteüs 3:11) Psalm 34:20. Eenzelfde gedachte bevat Psalm 91:10. Maar de duivel kan ons niet werkelijk raken (1 Johannes 5:18). Want in dit alles zijn we meer dan overwinnaars (Romeinen 8:35). Als God tuchtigt, is dit van tijdelijke aard. Hij geeft na de beproeving een gunstige wending. Uiteindelijk zal dit door de dood heen zijn.
Ideeën voor kinderen en tieners
Een advies kan verstandig zijn, en toch nergens op slaan, als je het zou opvolgen, zou het helemaal verkeerd uitpakken. Vraag of ze wel eens zo’n advies hebben gehad van een van hun ouders of een leerkracht. Mensen falen met hun advies maar Gods Geest die in ons woont, leert ons onderscheiden en Gods waarheid goed toe te passen.
Bij een klus in of rond het huis komt het aan op het goede gereedschap of de goede materialen. Vraag om voorbeelden dat dit niet zo was. Of stel de vraag: zal je vader blij zijn als je zijn auto wast met een schuurspons of zal je moeder het leuk vinden als je de vaat droogt met een stofdoek? Om als christen te leven hebben we Gods aanwijzingen en instructies nodig, dus is het verstandig zijn woorden te overdenken, om er geen knoeiboel van te maken.
Liturgische aanwijzingen
Deze preekschets bevat al een aantal tekstverwijzingen om lijnen te trekken door de Schrift. Ik wil hier noemen Hebreeën 12:5-11 dat leert dat Gods tuchtiging een teken is van zijn vaderlijke verzorging en opvoeding van zijn kinderen.
Geraadpleegd
-
F.I. Andersen, Job, Tyndale Old Testament Commentaries, Westmont, 1976
-
D.J. Estes, Job, Teach the Text Commentary Series, Grand Rapids, 2013
-
H. Post, Job. Een geloofsheld strijdt om recht, Kampen, 2017