Preekschets Johannes 15:16
Johannes 15:16
Rogate
Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie, en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal hij je geven.
Schriftlezing: Johannes 15:9-17
Het eigene van de zondag
Eén jaar na de presentatie van het nieuwe Liedboek roepen we op deze zondag de woorden van Augustinus in gedachten: ‘Wie goed zingt, bidt tweemaal.’ Op deze laatste zondag van de Paastijd klinkt de jubel wellicht al wat ingetogener. Ik herinner mij de woorden van J.J. Buskes, die opmerkte dat de ‘Halleluja’s’ in de Schrift vooral in de Apocalyps klinken, als de finale overwinning wordt bezongen. Tot die tijd is zingen een intense vorm van bidden: ‘Scheur de hemelen’, ‘Kom, Schepper Geest!’, ‘Laat komen Heer uw rijk!’. In goede liederen klinkt het hele spectrum van verwachting en hoop, aanvechting en woede mee. Wie Jezus niet wil kwijtraken, moet vooral blijven (zingen en) bidden.
Uitleg
Johannes 15 maakt onderdeel uit van Jezus’ onderricht waarmee Hij de leerlingen op zijn ‘gaan naar de Vader’ voorbereidt (meer daarover in de postille over Hemelvaart). Onze perikoop is een uitleg van de eraan voorafgaande masjal/gelijkenis over de wijnstok en de ranken. Let op de parallellen tussen de twee perikopen:
-
In 15:1: de uitspraak van Jezus dat Hij de ware (aan Gods bedoeling beantwoordende) wijnstok is. In vers 9 horen we dat Jezus het voornemen van de Vader vervult door de Goddelijke liefde met zijn leerlingen te delen (Gelijk de Vader, NBG).
-
15:4: Blijf in mij. 15:9: Blijf in mijn liefde.
-
15:7: Als jullie in mij blijven en mijn woorden in jullie. 15:10: Je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt.
-
15:7: … kun je vragen wat je wilt en het zal gebeuren. 15:16: Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal hij je geven.
Ridderbos noemt Johannes 15:1-17 het ‘magna charta van het christelijke liefdesgebod’.
Het gaat in onze perikoop steeds over de agapè. Brown spreekt in zijn commentaar op vers 9 over ‘love made manifest’ (aoristus). Het is de liefde (17:24) van vóór de grondlegging der wereld, die een verloren wereld omhelst (3:16).
Het liefdesgebod heeft een ethische spits, maar heeft bij Johannes ook een mystieke/intieme component. Dat blijkt in de taal van de gelijkenis, waar gesproken wordt over de levensgemeenschap van wijnstok en ranken: ‘Blijf in mij’. In die gemeenschap wordt de liefde gedeeld, die niet minder is dan het leven zelf! Zie Johannes 6:57, waar Jezus het leven deelt dat hij van de Vader ontvangen heeft. woorden die daar wellicht in een eucharistische context staan (‘zo zal wie mij eet, leven door mij’). Het beeld van de wijnstok – en de vrucht daarvan – zou toch ook naar de Maaltijd van de Heer kunnen verwijzen. In de woorden ‘Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden’ (15:13) resoneert de belijdenis van de evangelist (13:1) dat Jezus de zijnen heeft liefgehad tot het einde (‘zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan’, nbv).
De levensgemeenschap blijkt ook daarin dat Jezus hen zijn vrienden noemt (vs. 14, 15). Hij heeft geen geheimen voor hen, want alles wat Jezus van de Vader heeft gehoord heeft hij aan hen bekendgemaakt (aoristus). Dit moet niet beperkt worden tot zijn onderwijs, maar behelst ook hoe zij in Jezus’ woorden en werken Gods solidariteit in het hart hebben mogen zien. Het beeld van het ‘vriend’ zijn van God herinnert ons aan Mozes (Ex. 33:11: ree’, nbg). De nbv vertaalt neutraler met ‘ander mens’, maar volgens Houtman is Mozes hier ‘de intimus van de here’. Jezus noemt de leerlingen vrienden (philos), beminnenswaardige mensen. ‘Ik heb jullie uitgekozen’ (vs. 16): verkiezing als een uitnodiging tot de dans van de liefde. Niet tot wereldvreemde religiositeit is er verkiezing/roeping, maar ‘om op weg te gaan en vrucht te dragen’. ‘Opgedragen’ (tithenai, ook in vs. 13) wordt in de Septuaginta in Numeri 8:10 en 27:18 gebruikt voor het met handoplegging wijden tot een opdracht (Hebr. samak).
In vers 16 tweemaal hina (opdat): ‘opdat ze gaan en blijvende vrucht dragen’ en ‘opdat wat je de Vader vraagt…’
Hypagein: ‘op weg gaan’. In Lucas 10:3 gebruikt voor de uitzending van de zeventig.
De twee uitspraken over het gebed in Johannes 15:1-17 zijn daarom niet los verkrijgbaar. Het gebed draagt het apostolaat van de liefde. Liefde doet wonderen, als band die samenbindt en als levensbeweging die vijandschap overwint (zie 15:18-27).
De leerlingen worden gevoed en verbonden door de liefde die uit God is. Bidden is hier niet voorbehouden aan religieuze virtuozen, maar is afgestemd op elkaar en op Jezus (‘in mijn naam vragen’). waar het om gaat wordt elders in de Evangeliën verwoord met ‘waar twee of drie (…) eensgezind om iets vragen’ (Mat. 18:19).
In dit verband zijn de verzen 12 en 17 van wezenlijk belang: ‘Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben’. Het gebruik van het woord ‘elkaar’ in het NT mag volgens wijlen J.P. Versteeg niet over het hoofd gezien worden. Hij schrijft erover: ‘Dit is het ene gebod waarin het centrum te onderkennen is van alle vermaningen van Jezus tot zijn discipelen en daarin tot zijn gemeente.’
De liefde is niet een ‘extra’ dat aan het leven toegevoegd wordt, maar is de levenskracht die in het doen van Jezus’ woorden (vs. 10) haar volle werking krijgt. De liefde tot God en elkaar heeft de vreugde tot vrucht.
Aanwijzingen voor de prediking
Als het over de liefde gaat is het goed dicht op de huid te beginnen. Wie weet niet wat liefde is of verlangt er niet naar? Het is een oersterke levenskracht. Liefde van een geliefde die je dansen doet en uittilt boven de alledaagsheid. Liefde van je ouders, die je leven een fundament geeft waar je een leven lang op bouwen kunt. Liefde van vrienden, die je verdragen op je slechtere momenten, het met je uithouden in het duister. Ze wachten op je, zijn je trouw. Liefde in de gemeente, waar het heus niet altijd pais en vree is. Waar ook mensen zijn die je zelf niet als vrienden/vriendinnen zou kiezen.
Liefde voor elkaar: wezenskenmerk van gemeente-zijn. En toch. hoe anders gaat het soms? Verwachtingen die niet waargemaakt worden, beloften die niet nagekomen worden. Je wordt gekwetst, verwond. De dans versloft, de muziek zwijgt. De liefde tot de naaste is niet vanzelfsprekend. Soms ervaren wij een naaste als een bedreiging van onze vreugde. Jezus zegt: ‘Ik vraag jullie mijn geboden te houden, omdat ik je zo mijn vreugde kan geven.’ In gebed en lied reiken we naar God en worden de woorden ‘een kracht in onze mond’ (Muus Jacobse):
Zingt het de hoge hemel rond!
’t Woord aan de dood ontsprongen
werd weer een kracht in onze mond,
brandend met vuren tongen.
De liefde van en tot God laat zich niet bewijzen. Ze is daarmee niet minder meeslepend en overtuigend voor de mens die erdoor geraakt is. Liefde leeft, bruist en doortrekt het volle leven. Een beker die overvloeit, muziek waarop je wel moet dansen.
Ik danste die morgen toen de schepping begon
Ik leidde de dans van sterren, maan en zon
De golvende velden en de deinende zee
En alles wat ademt danste mee.
Dans dan en doe maar mee met mij
Ik ben de Heer van de dans, zegt Hij.
Ik ga je voor, dus doe maar mee met mij,
Want ik ben de Heer van de dans, zegt Hij.
Het is goed op zondag Rogate te denken aan het gebed dat een wijze van ademhalen is en soms een schreeuw uit ademnood. Een roep om Pinksteren, om devreugde der wet. Wij bidden niet omdat we zo’n groot geloof hebben, maar omdat we gehoord hebben van een vreugde ónder alle tekort en aanvechting. Het is niet aan onze kant begonnen: ‘Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie’. Het was al Kerst en Pasen vóór wij geboren werden. Het Evangelie van Johannes verkondigt Gods liefdevolle omhelzing van deze wereld. In die liefdesbeweging opgenomen, krijgen we zin in het leven en zin om te leven. Jezus’ woorden zijn een oproep: ‘Dans, dans met mij! Ga de wereld in en besmet alles met liefde. De Eeuwige is één en al wervende – wervelende – liefde!’
In de liefde die we anderen betonen, beminnen we de Ene. We hebben lief wie Hij liefheeft. In de liefde en vriendschap tussen mensen herkennen we de hartstocht van God voor zijn mensen. Hij die ons roept als zijn vrienden, met wie Hij zijn dromen mee kan dromen, zijn gedachten kan delen en de dans mee kan inzetten die deze wereld tot vindplaats van vreugde herschept. Geloof in de liefde, dat moet genoeg zijn.
Liturgische aanwijzingen
Als lezing uit het OT kan gekozen worden voor een fragment uit het Hooglied. Liederen: Psalm 66:1, 5-7; Gezang 19, 20, 252, 323.
Geraadpleegde literatuur
Raymond E. Brown, The Gospel according to John,