Preekschets Johannes 16:33a
Johannes 16:33a
Rogate
Ik heb dit gezegd
opdat jullie vrede vinden bij mij.
Schriftlezing: Johannes 16:23b-33
Het eigene van de zondag
Zondag Rogate is de enige zondag die niet genoemd is naar de beginpsalm, maar naar een tekst uit het evangelie van de zondag: Johannes 16:23c: bidt, vraagt. De antifoon herinnert eraan dat we nog zitten in de tijd na Pasen: Jesaja 48:20.
In vroeger tijden was de zondag verbonden met de biddag voor het gewas. Uit het zondagsevangelie kiezen wij vandaag op de laatste zondag voor Hemelvaart voor het slot van Jezus’ afscheidswoorden.
Uitleg
-
In vers 33 hebben wij te maken met het slotakkoord van Jezus’ afscheidswoorden. Dit vers zou ook het slot zijn van het tweede deel ervan dat 15:1 tot 16:33 beslaat. Het eerste deel bestaat uit 13:31 tot 14:31. Zo Büchsel (143, 150). In hoofdstuk 17 volgt dan het slotgebed. Frappant is inderdaad dat 14:27-31 eindigt met een vredesgroet alsook 16:33. Het eerste deel zou meer tot de heidenen en op geloof gericht zijn, het tweede sterker op de gemeente en het blijven in Christus (Smelik, 239). Dit brengt enige ordening in de niet zo overzichtelijke afscheidsrede. Het is alsof de schrijver steeds maar weer iets toevoegt waardoor dezelfde thema’s terugkeren als verspreide ranken van de klimop in het gebladerte. Geen oratorische opbouw (Nieuwenhuis, 40), eerder een meditatieve bespiegeling die (zo Smelik, 238) in heilige monotonie voortgaat.
-
Het ‘dit heb ik tot u gesproken’ komt, als om het belang van het gezegde te onderstrepen, herhaaldelijk in dit hoofdstuk terug, vers 1, 4, 6 en 25, afgewisseld met ‘gezegd’, vers 4 en 12. Onder het ‘dit’ hoort de voorbereiding op tegenstand en lijden. De haat van de wereld (15:18), vervolging (15:20), uit de synagoge gebannen (16:2), verstrooid worden (16:32). Thlipsis (vs. 33) is hier druk die door verhoudingen van buitenaf ontstaat. StV vertaalt hier met toekomende tijd en volgt daarin een andere grondtekst, maar vrijwel alle vertalers hebben tegenwoordige tijd: lijdt verdrukking. De schrijver spreekt immers ook vanuit de actualiteit die zijn lezers kennen. Zij zien het toen in de spiegel van het nu (Nieuwenhuis, 72).
-
Een ander thema van het ‘dit’ is de nauwe relatie tussen Christus en de zijnen: de wijnstok en de ranken in 15:1-8 en het ‘blijft in mijn liefde’ (15:9). Ik noem u niet meer slaven (15:15) maar: gij zijt mijn vrienden (15:14). In ons tekstvers 33 doet de NBV tekort aan het Griekse én door dat niet te vertalen met ‘in’ maar met ‘bij’: opdat jullie vrede vinden bij mij, zoals in NBG en StV. NB: opdat ge in de eenheid met mij vrede hebt. Het ‘in mij’ is gelijk aan het veelvuldig voorkomen van ‘in Christus’ of ‘in de Heer’, elders bij Paulus. Het duidt de innige relatie aan tussen wijnstok en rank in 15:5: wie in mij blijft, gelijk ik in hem… In hoofdstuk 16 is het heengaan van Christus een leidend thema waarbij Christus niet aflaat de leerlingen te verzekeren dat dit heengaan niet betekent het verbreken van de gemeenschap met Hem. Daarin sluit Jezus aan bij de droefheid die er bij de leerlingen is om zijn heengaan, maar Hij zegt hun toe dat schreien en weeklagen zal omslaan in een hun niet te ontnemen blijdschap (16:22). Eerder gebruikte Hij daarvoor het beeld van de pijn van de vrouw bij het ter wereld brengen van een kind, die evenwel niet opweegt tegen de vreugde als de geboorte voltooid is (vs. 21).
-
Na de verheldering die Jezus geeft na zijn beeldspraak volgt van de zijde van de leerlingen een belijdenis van hun geloof in Jezus als de van God uitgegane (vs. 30). De belijdenis herinnert aan die van Petrus in Matteüs 16:16. Zij doen hier wat blijkens 20:31 de bedoeling is van dit boek: geloven dat Jezus is de Christus, de Zoon van God.
-
Dat het thema van de drie-eenheid geen dor dogmatisch leerstuk is maar de formulering van een aandachtig opmerken van de schriftuurlijke gegevens, blijken uit een zorgvuldig nalezen van de afscheidsrede onder dit gezichtspunt.
-
Het ‘goede moed houden’ uit vers 33 is gefundeerd in de daarop volgende betuiging: Ik heb de wereld overwonnen. De wereld is te verstaan als de God vijandige wereld. In 16:11 was er al sprake van het oordelen van de overste dezer wereld. Zie ook Kolossenzen 2:15. Niet: ik zal overwinnen, maar ik héb overwonnen. De uitspraak mist elk triomfalisme alleen al omdat die beleden moet worden tegen lijden en verdrukking in. Vrede (eirènè, sjaloom): al het spreken van Jezus is erop gericht de totaliteit van het messiaanse heil te laten landen in de harten van de leerlingen als een tegenwicht tegen alles wat daarmee in de wereld nog strijdt.
-
Het ‘bidt’ of ‘vraagt’ van deze zondag Rogate mogen wij verstaan als een vragen om de Geest die ons te binnen zal brengen al wat Jezus tot ons gesproken heeft.
Aanwijzingen voor de prediking
-
Waarom zitten wij in de kerk en maken de lezing uit de Schriften en de verkondiging zo’n wezenlijk deel uit van het samenkomen van de gemeente? Omdat wij op dezelfde wijze als de leerlingen bij het afscheid van Jezus voor zijn hemelvaart, niet alleen aan zijn voeten zitten maar luisteren naar al wat God in zijn Woord tot ons spreekt. Het ‘dit heb Ik gesproken’ heeft betrekking op de ganse Godsopenbaring. Eenvoudig dus: de hele bijbel met Oude en Nieuwe Testament. Wat de Geest, beloofd aan de gemeente en gekomen met Pinksteren, doet, is ons te binnen brengen al wat God tot ons gezegd heeft. In 14:24 gebruikt Jezus daarvoor het woord ‘leren’. De Geest neemt ons in de leer. Daarbij gaat het over élles: schepping, verlossing, toekomst. Niet de natuur, de geschiedenis of ons religieuze gevoel leert ons dat God de Schepper van hemel en aarde is, dat er de bevrijdende kracht van het Koninkrijk der hemelen is met verzoening, vernieuwing, gerechtigheid en vrede, dat er een toekomst is van eeuwig leven en een nieuwe hemel en een nieuwe aarde: van dat alles zouden wij niets weten als de Geest het ons niet te binnen bracht. Het gaat er daarbij om wat naar Gods bedoelingen de waarheid is over dat alles. Het is de Geest der waarheid (16:13). Ik ben de weg, de waarheid en het leven, zegt Jezus (14:6). Het komt er dus wel op aan onder het gehoor te zitten.
-
Het horen naar wat God gesproken heeft is ook nodig als tegenwicht. Directe verdrukking is niet ons deel. Elders in de wereld is dat wel het geval. Maar ook in een context van secularisatie en vervreemding van geloof en kerk, is de bemoediging die van het omgaan met Gods Woord uitgaat, nodig. Als tegenwicht tegen veel wat onvrede oproept is de verkondiging van de vrede van God die alle verstand te boven gaat (Filipp. 4:7), nodig. Het vrede hebben in mij (Jezus), waarover Johannes spreekt, duidt op een persoonlijke band, een innige verbondenheid die niet puur verstandelijk is maar een zaak van het hart. Niet toevallig staat in de afscheidsrede de gelijkenis van wijnstok en ranken. Christus noemt de zijnen zijn vrienden, zoals Abraham een vriend Gods genoemd werd. De innige verbondenheid van Jezus met de Vader, waarvan Hij in de afscheidsrede voortdurend getuigenis aflegt, wendt Hij aan om de liefdesrelatie tussen Hem en zijn leerlingen aan te duiden.
-
Vers 33 van de lezing van vandaag is een slotakkoord. In ieders leven is er een ‘ten slotte’. Niet meteen bedoeld als het ‘ten slotte’ van ons eindige leven, hoewel ook dat er voor ieder komt, maar er wordt tussen ons, mensen, eindeloos gesproken. Wij geven onze overwegingen over alles en nog wat, conclusies worden getrokken. Dat zijn niet altijd gelovige conclusies. Wat is de eindconclusie, het ‘ten slotte’ waartoe wij altijd opnieuw besluiten? Voor een gelovige mag het de vrede Gods zijn en het getuigen van zijn bedoelingen met de wereld. Het ‘Ik heb de wereld overwonnen’ zullen wij daarbij nooit triomfalistisch hanteren, maar als een innerlijke steun ervaren dat de overwinning, dankzij kruis en verrijzenis van Jezus Christus, achter ons ligt als bron van goede moed voor de toekomst.
Liturgische aanwijzingen
De psalm van de zondag is 66:1, 6, 7. Het zondagslied Gezang 48. Verder: Psalm 96:1, 2; 119:53; Gezang 1; 48; 163; 224; 241; 284; 285; 305; 326; 327; 329.
Geraadpleegde literatuur
F. Büchsel, Das Evangelium nach Johannes, NTD 4, Göttingen 1946; C. Bouma, Het evangelie naar Johannes, KV I, Kampen 1950; J. Nieuwenhuis, Het laatste Evangelie II, Kampen 1996; G.C. Berkouwer, Het licht der wereld, Kampen 1960; E.L. Smelik, De weg van het woord, Nijkerk 1948.